Baley stond stil en mopperde: ‘Hier moet je wel aan wennen.’
Onmiddellijk zei Gladia: ‘Word je er duizelig van?’
‘Een beetje.’
‘Dan zal ik je wat zeggen. Waarom laat je je technicus het beeld hier niet bevriezen? Als je dan klaar zit in de eetkamer kan hij ons weer bij elkaar brengen.’ Daneel zei: ‘Dat zal ik laten doen, Partner Elijah.’
Hun eigen eettafel was gedekt toen ze arriveerden, met schotels dampende soep waarin dobbelsteentjes vlees dreven en met midden op tafel een grote gebraden kip, klaar om aangesneden te worden. Daneel sprak even met de robot die bediende en snel en handig werden de twee gedekte plaatsen naar dezelfde kant van de tafel overgeplaatst. Alsof dat het teken was begon de tegenovergelegen muur weg te schuiven, de tafel scheen langer te worden, en Gladia was aan het andere eind gezeten. Kamers en tafels sloten zo keurig aaneen dat er allen nog een identiek gedessineerde muur- en vloerbedekking en een gelijksoortig bestek aan ontbraken om te geloven dat ze inderdaad samen zaten te dineren. ‘Nou dan,’ zei Gladia tevreden. ‘Is het zo niet gezellig?’
‘Heel gezellig,’ zei Baley. Hij proefde behoedzaam van de soep, vond die heerlijk en tastte wat royaler toe. ‘Hebt u het al gehoord van Agent Gruer?’
Er gleed een zorgelijke uitdrukking over haar gezicht en zij legde haar lepel neer. ‘Verschrikkelijk toch. Arme Hannis.’
‘Je gebruikt zijn voornaam. Ken je hem?’
‘Ik ken bijna alle belangrijke mensen op Solarie. De meeste Solariers kennen elkaar. Vanzelfsprekend.’ Vanzelfsprekend, inderdaad, dacht Baley. Met zijn hoevele waren ze tenslotte?
Baley zei: ‘Misschien ken je dan dr. Altim Thool wel. Hij zorgt voor Gruer.’
Gladia lachte zacht. Haar tafelrobot sneed het vlees voor haar en voegde er kleine, bruin gebakken aardappelen en reepjes wortel aan toe. ‘Natuurlijk ken ik hem. Hij heeft me behandeld.’
‘Wanneer?’
‘Meteen na de gebeurtenis. Met mijn man, bedoel ik.’ Verbaasd zei Baley: ‘Is hij de enige dokter op de planeet?’
‘Oh nee.’ Gedurende een ogenblik bewogen haar lippen alsof ze zacht zat te tellen. ‘Er zijn er op zijn minst tien. En ik weet een jongeman die medicijnen studeert. Maar dr. Thool is een van de beste. Hij heeft de meeste ervaring. Arme dr. Thool.’
‘Waarom arm?’
‘Nou, je weet wel. Het is zo’n smerig beroep, dokter. Als je dokter bent moet je de mensen soms wel zien en aanraken. Maar dr. Thool doet net alsof hij het niet erg vindt en als hij vindt dat het moet komt hij je soms opzoeken. Hij heeft me altijd behandeld, vanaf dat ik een kind was, en hij was altijd zo vriendelijk en goed dat ik eigenlijk denk dat ik het niet zo erg zou vinden als hij me zou moeten zien. Hij heeft me trouwens de laatste keer gezien.’
‘Na de dood van je man, bedoel je?’
‘Ja, Je kunt je wel voorstellen hoe hij zich voelde toen hij het lijk van mijn man zag en mij daarnaast zag liggen.’
‘Er is mij verteld dat hij het lijk bekeken heeft,’ zei Baley. ‘Het lijk, ja. Maar nadat hij er zich van overtuigd had dat ik leefde en niet in gevaar was; hij liet de robots een kussen onder mijn hoofd leggen en hij spoot me met het een of ander in en ging toen weer weg. Hij kwam met een straalvliegtuig. Echt! Met een straalvliegtuig. Het kostte minder dan een half uur en hij zorgde voor me en verzekerde zich ervan dat alles goed was. Ik was zo hoteldebotel toen ik weer bijkwam dat ik dacht dat ik alleen maar naar hem keek, weet je wel, en pas toen hij me aanraakte wist ik dat ik hem zag, en ik gaf een schreeuw. Arme dr. Thool. Hij werd er helemaal verlegen van, maar ik weet dat hij het goed bedoelde.’
Baley knikte. ‘Ik neem aan dat er op Solarie niet veel behoefte is aan dokters.’
‘Laten we hopen van niet.’
‘Ik weet dat er hoegenaamd geen virusziekten zijn. Maar zijn er geen stoornissen in de stofwisseling? Geen aderverkalking? Geen suikerziekte? Dat soort dingen?’
‘Het komt voor en dat is dan niet zo leuk. Dokters kunnen het leven voor die mensen wat draaglijker maken, wat hun lichamelijke toestand betreft, maar daar blijft het dan ook bij.’
‘Oh?’
‘Natuurlijk. Het wil zeggen dat de genetische analyse niet goed was. Je denkt toch niet dat we defecten als diabetes doelbewust gaan ontwikkelen? Wie zoiets krijgt moet opnieuw grondig geanalyseerd worden. De toewijzing van een geslachtspartner wordt ingetrokken, wat verschrikkelijk pijnlijk is voor die partner. En het betekent, geen… geen…’ Haar stem daalde tot een gefluister, ‘kinderen.’ Op normale toon zei Baley: ‘Geen kinderen?’ Gladia bloosde. ‘Het is iets ontzettends om te moeten zeggen, dat woord! K-kinderen!’
‘Het went wel,’ zei Baley droog.
‘Ja, maar als ik er een gewoonte van maak, zou ik het best eens op een onbewaakt ogenblik in het bijzijn van een andere Solarier kunnen zeggen en dan zou ik net zo lief door de grond willen zinken… Hoe dan ook, als zij al kinderen hebben gehad (kijk, daar heb je het al) moeten de kinderen worden gevonden en onderzocht — dat was tussen twee haakjes een onderdeel van het werk van Rikaine — en, nou ja, het is een afschuwelijke toestand.’
En zo zit het dus met Thool, dacht Baley. De onbekwaamheid van de dokter was een natuurlijk gevolg van zo’n maatschappij en had eigenlijk weinig sinisters. Dat hoefde tenminste niet. Laten we hem van de lijst schrappen, dacht hij, maar niet helemaal.
Hij zag toe hoe Gladia at. Haar bewegingen waren afgemeten en verfijnd en haar eetlust leek normaal. (Zijn eigen kip was heerlijk. In een opzicht — het eten — zou in elk geval gemakkelijk bedorven kunnen worden door deze Buitenwerelden.)
Hij zei: ‘Wat denk jij van die vergiftiging, Gladia?’ Zij keek op. ‘Ik probeer om er net aan te denken. Er is de laatste tijd zoveel afschuwelijks gebeurd. Misschien was het wel geen gif.’
‘Het was gif.’
‘Maar er was niemand in de buurt.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Omdat dat niet kon. Hij heeft tegenwoordig geen vrouw omdat hij al door zijn toewijzing van k…, nou ja, je weet wel heen was. Dus was er niemand om het gif ergens in te doen en hoe kon hij dan ooit vergiftigd worden?’
‘Maar hij werd vergiftigd. Dat is een feit waar je niet omheen kunt.’
Er gleed een schaduw over haar gezicht. ‘Denk je,’ zei ze, ‘dat hij het zelf heeft gedaan?’
‘Dat betwijfel ik. Waarom zou hij? En zo in het openbaar?’
‘Dan is het onmogelijk, Elijah. Gewoon onmogelijk.’ Baley zei: ‘Integendeel, Gladia. Het was heel makkelijk om te doen. En ik denk dat ik precies weet hoe het gebeurd is.’
8. Een kosmiet in het nauw
Even scheen Gladia’s adem te stokken. Toen perste zij haar adem met een fluitend geluid door samengeknepen lippen. Zij zei: ‘Ik zie dat in elk geval niet zo. Weet je wie het gedaan heeft?’
Baley knikte. ‘De zelfde die je man vermoordde.’
‘Ben je daar zeker van?’
‘Jij dan niet? De moord op je man was de eerste in de geschiedenis van Solarie. Een maand later vindt er weer een moord plaats. Zou dat toevallig kunnen zijn? Twee afzonderlijke moorden in een maand tijd op een misdaadvrije wereld? Bedenk ook dat het tweede slachtoffer de eerste moord onderzocht en daarom een dodelijk gevaar betekende voor de oorspronkelijke moordenaar.’
‘Wel!’ Gladia wierp zich op het nagerecht en tussen twee happen door zei zij: ‘Als je het zo stelt ben ik onschuldig.’
‘Hoe dat zo, Gladia?’
‘Nou, Elijah. Ik ben nog nooit zelfs maar in de buurt van het landgoed van Gruer geweest, nog nooit in mijn leven. Dus heb ik Agent Gruer zeker niet kunnen vergiftigen. En als ik dat niet gedaan heb — nou, dan heb ik ook mijn man niet vermoord.’
Toen, terwijl Baley een streng stilzwijgen bewaarde, leek haar opgewektheid te verdwijnen en de hoeken van haar mondje zakten. ‘Vind je niet, Elijah?’