Выбрать главу

Baley stopte de ploffer weg. Hij kon te zijner tijd weer geladen worden.

Langzaam, peinzend, zei hij: ‘Ik laat me door jou niet voor de gek houden, Daneel.’

‘In welk opzicht, Partner Elijah?’

‘Je speelt me een beetje te veel baas. Je houdt me te grondig tegen. Ben je een robot?’

‘Dat heb je eerder in twijfel getrokken,’ zei Daneel.

‘Vorig jaar, op Aarde, betwijfelde ik of R. Daneel Olivaw werkelijk een robot was. Het bleek dat hij er een was. Ik geloof dat hij het nog steeds is. Maar ik vraag me wel af: Ben jij R. Daneel Olivaw?’

‘Dat ben ik.’

‘Ja? Daneel werd speciaal ontworpen om nauwkeurig een Kosmiet te kunnen imiteren. Waarom zou een Kosmiet Daneel niet nauwkeurig kunnen imiteren?’

‘Maar waarom zou hij?’

‘Om hier met meer initiatief en bekwaamheid een onderzoek te kunnen instellen dan een robot dat zou kunnen. En door tegelijk de rol van Daneel te spelen zou je me veilig onder de duim kunnen houden door me, ten onrechte, het idee te geven dat ik de baas ben. Tenslotte werk je via mij en ik moet plooibaar gehouden worden.’

‘Dat is allemaal niet waar, Partner Elijah.’

‘Waarom houden alle Solariers die we ontmoeten jou dan voor een mens? Het zijn robotische deskundigen. Kunnen ze zo makkelijk voor de gek worden gehouden? Het komt me voor dat ik het als enige niet bij het juiste eind kan hebben, tegenover zoveel mensen die het dan verkeerd zouden hebben. Het omgekeerde is waarschijnlijker.’

‘Helemaal niet, Partner Elijah.’

‘Bewijs het,’ zei Baley, terwijl hij langzaam naar een tafel liep en een afvalvernietiger pakte. ‘Dat kun je makkelijk genoeg, als je een robot bent. Laat het metaal onder je huid eens zien.’

Daneel zei: ‘Maar ik verzeker je…’

‘Laat het metaal zien,’ zei Baley kortaf. ‘Dat is een opdracht! Of voel je je niet verplicht opdrachten te gehoorzamen?’

Daneel knoopte zijn overhemd los. De gladde, bronskleurige huid van zijn borst was spaarzaam met licht haar bedekt. Daneel’s vinger drukten net onder de rechtertepel, en vlees en huid spleten zonder dat er bloed was te zien langs de hele lengte van de borst open en daaronder was de glans van metaal te zien.

En toen dat gebeurde bewogen Baley’s vingers die op de tafel rustten een centimeter naar rechts en prikten naar een contact schakelaar. Bijna onmiddellijk kwam er een robot binnen.

‘Beweeg je niet, Daneel,’ schreeuwde Baley. ‘Dat is een opdracht!

Blijf stokstijf staan!’

Daneel stond onbeweeglijk, alsof het leven of de robotische imitatie daarvan hem verlaten had.

Baley riep naar de robot: ‘Kun je nog twee stafleden laten komen zonder dat je zelf weg gaat? Doe het dan.’

‘De robot zei: ‘Jawel, meester.’

Er kwamen nog twee robots binnen, radiografisch opgeroepen. Alle drie gingen ze op een rij staan. ‘Jongens!’ zei Baley. ‘Zien jullie dit schepsel van wie jullie dachten dat het een meester was?’

Zes rode ogen richtten zich plechtig op Daneel. Tegelijk zeiden ze: ‘We zien hem meester.’

Baley zei: ‘Zien jullie ook dat deze zogenaamde meester in feite een robot is zoals jullie, met metaal van binnen? Hij ziet er alleen maar uit als een mens.’

‘Ja, meester.’

‘Jullie hoeven geen enkele order te gehoorzamen die hij jullie geeft.

Begrijpen jullie dat?’

‘Ja, meester.’

‘Ik, daarentegen,’ zei Baley, ‘ben een echt mens.’ De robots aarzelden een ogenblik. Baley vroeg zich af of zij, nu ze gezien hadden dat iets wat er als een mens uitzag een robot was, nog iets met een menselijk uiterlijk als mens zouden accepteren.

Maar toen zei een van de robots: ‘U bent een mens, meester,’ en Baley durfde weer adem te halen. Hij zei: ‘Goed dan, Daneel. Ontspan je.’ Daneel ging in een wat natuurlijker houding staan en zei rustig: ‘De twijfel die je uitte over mijn identiteit was slechts een voorwendsel om mijn aard aan anderen duidelijk te maken, neem ik aan.’

‘Dat was zo,’ zei Baley en hij keek een andere kant op. Hij dacht: Het ding is een machine, geen mens. Een machine kun je niet voor aap zetten.

En toch kon hij een gevoel van schaamte niet helemaal onderdrukken. Zelfs zoals Daneel er nu bij stond, met de borst open, leek hij zo menselijk, zo vatbaar voor verraad. Baley zei: ‘Sluit je borst, Daneel, en luister naar me. Fysiek moet je het tegen drie robots afleggen. Dat zie je wel in zeker?’

‘Dat is duidelijk, Partner Elijah.’

‘Goed!….Nou jullie, jongens,’ en hij wendde zich weer tot de andere robots. ‘Jullie vertellen aan niemand, mens of meester, dat dit schepsel een robot is. Wanneer ook maar, zonder dat ik — en ik alleen — je daar opdracht toe gegeven heb.’

‘Ik dank je,’ viel Daneel hem zacht in de rede. ‘Maar,’ ging Baley verder, ‘het kan deze mensachtige robot nooit worden toegestaan mij hoe dan ook dwars te zitten bij wat ik doe. Als hij zoiets probeert zullen jullie hem met geweld tegen houden en ervoor zorgen dat je hem niet beschadigt zolang dat niet absoluut noodzakelijk is. Hij mag geen contact hebben met andere mensen dan ik, of met andere robots dan jullie, of het nu om zien of kijken gaat. En laat hem geen moment alleen. Hou hem in deze kamer en blijf zelf ook hier. Tot nader order hoeven jullie je gewone werk dan niet te doen. Is dit allemaal duidelijk?’

‘Ja, meester,’ zeiden ze in koor.

Baley richtte zich weer tot Daneel. ‘Je kunt nu niets doen, probeer dus maar niet om me tegen te houden.’ Daneels armen hingen losjes naast hem. Hij zei: ‘Ik mag je niet door nalatigheid wat laten overkomen, Partner Elijah. Maar onder de omstandigheden is niets dan passiviteit mogelijk. De logica daarvan is onwrikbaar. Ik zal niets doen. Ik vertrouw erop dat je veilig en gezond zult blijven.’ Daar had je het nu, dacht Baley. Logica was logica en verder hadden robots niets. De logica vertelde Daneel dat hij volkomen mat was gezet. De rede had hem kunnen zeggen dat alle factoren zelden voorspelbaar zijn, dat de tegenpartij een vergissing zou kunnen begaan. Niets van dat alles. Een robot is alleen maar logisch, niet redelijk. Toch voelde Baley zijn geweten een beetje knagen en kon hij er zich niet van weerhouden Daneel een beetje te troosten. Hij zei: ‘Hoor eens, Daneel, zelfs als ik het gevaar tegemoet ging, wat niet zo is’ (dat voegde hij er haastig aan toe, met een snelle blik op de andere robots) ‘zou dat gewoon mijn werk zijn. Daarvoor word ik betaald. Het is evengoed mijn werk om te voorkomen dat de mensheid als geheel iets overkomt als het jouw werk is om te voorkomen dat mij iets overkomt. Snap je dat?’

‘Nee, Partner Elijah.’

‘Dat komt dan omdat je er niet op gebouwd bent om dat te begrijpen. Je kunt me op mijn woord geloven dat je het als je een mens was, zou begrijpen.’ Daneel boog berustend zijn hoofd en bleef roerloos staan terwijl Baley langzaam naar de kamerdeur liep. De drie robots gingen opzij om de weg voor hem vrij te maken en hielden hun foto-elektrische ogen sterk op Daneel gevestigd. Het was een soort vrijheid die Baley tegemoet liep en zijn hart begon sneller te kloppen bij de gedachte daaraan, en sloeg toen een slag over. Een nieuwe robot kwam van de andere kant naar de deur. Was er iets mis gegaan? ‘Wat is er, jongen?’ snauwde hij.

‘Er is een bericht voor u, meester, van het bureau van het Waarnemend Hoofd van de Veiligheidsdienst Attlebish.’ Baley pakte de capsule die hem gegeven werd aan en maakte hem onmiddellijk open. Een met fijne letters beschreven strook papier ontrolde zich. (Dat verbaasde hem niet. Solarie zou zijn vingerafdrukken wel in een archief hebben en de capsule zou zo gemaakt zijn dat hij openging bij de aanraking van die bepaalde kronkels.)