Выбрать главу

‘Ik vroeg het alleen maar omdat ik eigenlijk veronderstelde dat u wel instrumenten zou hebben om emotionele reacties te meten. Een elektro-encefalograaf misschien.’ Hij keek tevergeefs om zich heen. ‘Maar misschien hebt u wel een uitvoering in zakformaat die zonder directe elektrische verbinding werkt. Op Aarde kennen we zoiets niet.’

‘Ik ben ervan overtuigd,’ zei de Solarier koel, ‘dat ik in staat ben de aard van mijn eigen gevoelens zonder instrument te taxeren. Ze waren duidelijk genoeg.’

‘Ja, natuurlijk, maar voor een kwantitatieve analyse…’ begon Baley.

Nijdig zei Quemot: ‘Ik begrijp niet waar u toch heen wilt. Bovendien probeer ik u iets anders te vertellen, mijn eigen theorie eigenlijk, iets wat ik in geen boek heb gezien, iets waar ik tamelijk trots op ben…’

Baley zei: ‘En wat houdt die theorie precies in, meneer?’

‘Wel, de manier waarop de Solarische cultuur gebaseerd is op een oude Aardse cultuur.’

Baley zuchtte. De ander moest het duidelijk kwijt en als hij niet wilde luisteren wat het de vraag of hij daarna nog op veel medewerking kon rekenen. Hij zei: ‘En die cultuur is?’

‘Sparta!’ zei Quemot, en hij hief zijn hoofd zo op dat zijn witte haar een moment in het licht glansde en bijna op een aureool leek. ‘Ik ben ervan overtuigd dat u wel eens van Sparta gehoord heeft!’

Baley voelde zich opgelucht. In zijn jonge jaren had hij zich enorm geinteresseerd voor het grijze verleden van de Aarde (de studie was voor veel Aardebewoners aantrekkelijk — een oppermachtige Aarde omdat het een Aarde alleen was; Aardebewoners waren de meesters omdat er geen Kosmieten waren), maar de Aardse geschiedenis was uitgebreid. Quemot had evengoed kunnen beginnen over een stadium waar Baley niet mee bekend was en dat zou vervelend zijn geweest. Zoals de zaken nu stonden kon hij voorzichtig zeggen: ‘Ja, ik heb films over dat onderwerp gezien.’

‘Goed. Goed. Nu bestond Sparta op zijn hoogtepunt uit een betrekkelijk gering aantal Spartanen, de enige echte stadsburgers, plus een iets groter aantal tweederangs individuen, de Perioikoi, en een werkelijk groot aantal echte slaven, de Heloten. Er waren twintig Heloten op een Spartaan en de Heloten waren mensen met menselijke gevoelens en menselijke gebreken.

‘Om er nu zeker van te zijn dat een revolutie van de Heloten nooit zou kunnen slagen, ondanks hun verpletterende numerieke meerderheid, werden de Spartanen militaire specialisten. Ze leidden allemaal het leven van een militaire machine. Er heeft nooit een geslaagde Heloten-revolutie plaats gevonden.

‘Nu lijken wij menselijke wezens op Solarie in zekere zin op die Spartanen. Wij hebben onze Heloten, maar onze Heloten zijn machines en geen mensen. Ze kunnen niet in opstand komen en hoeven niet gevreesd te worden ook al overtreffen ze ons numeriek nog duizend keer zo sterk als de Heloten de Spartanen. We hebben dus het voordeel van de Spartaanse exclusiviteit zonder de noodzaak ons op te offeren aan een strakke discipline. In plaats daarvan kunnen we de artistieke en culturele levensstijl van de Atheners als model gebruiken, die tijdgenoten waren van de Spartanen en die…’

Baley zei: ‘Ik heb ook films over de Atheners gezien.’ Quemot ging steeds vriendelijker spreken. ‘Beschavingen hebben altijd een piramidale opbouw gehad. Naarmate men stijgt naar de top van het sociale gebouw neemt de vrije tijd toe en is er meer mogelijkheid het geluk na te jagen. Naarmate men klimt treft men ook steeds minder mensen aan die hetzelfde genieten. Er is, onveranderlijk, een overwicht aan bezitlozen. En bedenk dat, hoe goed de onderste lagen het absoluut gezien ook mogen hebben, vergeleken met de top zijn zij altijd bezitloos. Zo zijn bijvoorbeeld de Auroranen die er het slechtst aan toe zijn, beter af dan de Aardse aristocraten, maar vergeleken met Auroraanse aristocraten hebben ze niets en het zijn de heersers van hun eigen wereld waar ze zich zelf mee vergelijken.

‘Er is dus altijd sociale wrijving in gewone menselijke samenlevingen. Sociale revolutie en de reactie van het zich daartegen te wapenen of het te bestrijden als het eenmaal begonnen is zijn de oorzaken van veel menselijke ellende waarmee de geschiedenis doordrenkt is. ‘Maar hier op Solarie staat de spits van de piramide voor het eerst op zich zelf. In plaats van de bezitlozen zijn robots gekomen. Wij hebben de eerste nieuwe samenleving, de eerste werkelijk nieuwe, de eerste grote sociale uitvinding sinds de boeren van Suremie en Egypte steden uitvonden.’ Glimlachend leunde hij achterover. Baley knikte. ‘Hebt u dit gepubliceerd?’

‘Misschien doe ik dat nog wel eens,’ zei Quemot met een bestudeerde onverschilligheid. ‘Tot nog toe niet. Dit is mijn derde bijdrage.’

‘Waren de andere twee even omvangrijk?’

‘Maar dat was niet op sociologisch terrein. Ik ben in mijn tijd ook beeldhouwer geweest. Het werk dat u om u heen ziet’ — hij gebaarde naar het beeldhouwwerk — ‘is van mij. En ik ben ook componist geweest. Maar ik word ouder en Rikaine Delmarre heeft sterk voor de toegepaste kunsten gepleit ten koste van de schone kunsten en ik besloot de sociologie in te gaan.’

Baley zei: ‘Dat klinkt alsof Delmarre een goede vriend van u was.’

‘We kenden elkaar. Als je oud bent als ik ken je alle volwassen Solariers. Maar het heeft geen zin te ontkennen dat Rikaine Delmarre en ik elkaar tamelijk goed kenden.’

‘Wat voor een soort man was Delmarre?’ (Merkwaardig genoeg riep de naam van de man het beeld van Gladia bij hem op en hij werd gekweld door de plotselinge, haarscherpe herinnering aan haar zoals hij haar het laatst gezien had, kwaad, met een van woede vertrokken gezicht.) Quemot keek een beetje peinzend. ‘Hij was een waardig mens; toegewijd aan Solarie en onze manier van leven.’

‘Een idealist, met andere woorden.’

‘Ja. Beslist. Dat blijkt al uit het feit dat hij zich als vrijwilliger op gaf voor zijn baan van — van fetologisch ingenieur. Het was een toegepaste kunst, ziet u, en ik heb u al verteld hoe hij daarover dacht.’

‘Was het niet gebruikelijk om je daarvoor als vrijwilliger te melden?’

‘Lijkt het u, niet… Maar ik vergeet dat u een Aardebewoner bent. Ja, het was ongebruikelijk. Het is een van die karweien die opgeknapt moeten worden maar waar niemand vrijwillig aan begint. Doorgaans wordt het iemand voor een periode van een paar jaar opgedragen en het is niet prettig om daarvoor uitgekozen te worden. Delmarre gaf zich vrijwillig op en voor zijn leven. Hij vond het te belangrijk om aan weigerachtige dienstplichtigen over te laten en hij overtuigde mij daar ook van. Toch zou ik me nooit opgegeven hebben. Zo’n persoonlijk offer zou ik nooit hebben kunnen brengen. En voor hem was het nog een groter offer, want hij was bijna een fanaticus op het punt van persoonlijke hygiene.’

‘Ik geloof dat ik nog steeds niet weet wat voor soort werk het was.’

Een licht blosje vloog over Quercots oude wangen. ‘Zou u dat niet liever met zijn assistent bespreken?’ Baley zei: ‘Dat zou ik zeker allang gedaan hebben als iemand er eerder op was gekomen om mij te vertellen dat hij een assistent had.’

‘Dat spijt me dan,’ zei Quemot, ‘en aan het bestaan van zo’n assistent kunt u de sociale verantwoordelijkheid die hij voelde weer afmeten. Niemand die dit werk vroeger gedaan had had er een gehad. Maar Delmarre vond het nodig een geschikte jongmens te vinden en die zelf op te leiden, zodat hij een professionele erfgenaam achter zou laten als het tijd voor hem werd om zich terug te trekken of, nou ja, te sterven.’ De oude Solarier zuchtte diep. ‘Toch heb ik hem nog overleefd en hij was een stuk jonger. Ik speelde vaak schaak met hem.’

‘Hoe kreeg u dat voor elkaar?’

Quemots wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Op de gewone manier.’

‘Zag u elkaar dan?’

Quemot keek hevig verschrikt. ‘Wat een idee! Zelfs als ik het had kunnen harden zou Delmarre het geen moment hebben toegestaan. Omdat hij fetologisch ingenieur was, daarom was hij nog niet ongevoelig geworden. Het was een kieskeurig mens.’