Выбрать главу

‘Maar hoe…’

‘Met twee borden, net zoals iedereen schaak speelt.’ Plotseling haalde de Solarier zijn schouders op alsof hij er niet zo zwaar aan wilde tillen. ‘Nou ja, u bent een Aardebewoner.

Mijn zetten werden op zijn bord geregistreerd, en de zijne op mijn bord. Het is heel eenvoudig.’

Baley zei: ‘Kent u mevrouw Delmarre?’

‘We hebben elkaar gekeken. Zij is een veldcolorist, weet u, en ik heb een paar exposities van haar bekeken. Goed werk in zeker opzicht, maar interessanter als curiositeiten dan als scheppingen. Toch zijn ze wel amusant en proef je er een ontvankelijke geest achter.’

‘Zou u zeggen dat ze in staat was haar man te doden?’

‘Daar heb ik niet over nagedacht. Vrouwen zijn grillige wezens. Maar aan de andere kant is er nauwelijks ruimte voor twijfel, nietwaar? Alleen mevrouw Delmarre kon dicht genoeg bij Rikaine komen om hem te kunnen doden. Rikaine zou niemand anders, het deed er niet toe waarom, ooit hebben willen zien. Buitengewoon kieskeurig. Misschien is kieskeurig het juiste woord niet. Het was meer zo dat elk spoortje van abnormaliteit aan hem ontbrak; hij had niets pervers. Hij was een goede Solarier.’

‘Zou u het pervers willen noemen dat u mij hebt willen zien?’ zei Baley.

Quemot zei: ‘Ja, dat geloof ik wel. Ik zou wel zeggen dat het iets scatofiels had.’

‘Zou het kunnen dat Delmarre om politieke redenen vermoord is?’

‘Wat?’

‘Ik heb hem een Traditionalist horen noemen.’

‘Oh, maar dat zijn we allemaal.’

‘U bedoelt dat er op Solarie geen enkele groep is die niet uit Traditionalisten bestaat?’

‘Ik geloof zeker,’ zei Quemot langzaam, ‘dat er mensen zijn die het gevaarlijk vinden te Traditionalistisch te zijn. Ze zijn zich sterk bewust van onze geringe bevolking, van de dat wij weerloos zijn tegen een mogelijke agressie van de andere Buitenwerelden. Dat is dan heel dwaas gedacht en veel zullen het er niet zijn. Ik geloof niet dat ze echt iets te betekenen hebben.’

‘Waarom zegt u dat ze dwaas zijn? Is er iets op Solarie dat, ondanks het nadeel van het kleine aantal, het machtsevenwicht weer herstelt? Een nieuw soort wapen?’ Tien wapen, jazeker. Maar geen nieuw wapen. De mensen waar ik het over heb zijn meer blind dan dwaas dat ze niet beseffen dat zo’n wapen al voortdurend gebruikt wordt en dan tegenstand ertegen onmogelijk is.’ Baleys ogen vernauwden zich. ‘Meent u dat?’

‘Jazeker.’

‘Weet u dan wat voor wapen dat is?’

‘Dat zouden we allemaal kunnen weten. U ook, als u er even bij stil staat. Ik zie het misschien iets makkelijker dan de meesten omdat ik socioloog ben. Zeker, het wordt niet gebruikt zoals een wapen doorgaans gebruikt wordt. Het doodt niet en doet geen pijn, maar toch is het onweerstaanbaar. Des te meer onweerstaanbaar omdat niemand het opmerkt.’

Geergerd zei Baley: ‘En wat voor niet-dodelijk wapen mag dat dan wel wezen?’

11. Bezoek aan een boerderij

Baley kreeg het even koud. De positronische robot was voor de Aardebewoners het symbool van de Kosmitische superioriteit. Dat was als wapen al afdoende.

Hij hield zijn stem in bedwang. ‘Het is een economisch wapen. Solarie is als bron van moderne modellen belangrijk voor de andere Buitenwerelden en zal door hen dan ook wel met rust worden gelaten.’

‘Dat ligt voor de hand,’ zei Quemot onverschillig. ‘Dat hielp ons om onafhankelijk te worden. Waar ik aan denk is wat anders, meer subtiel en meer kosmisch.’ Quemots ogen waren op zijn vingertoppen gericht en zijn geest was dat duidelijk op abstracties.

Baley zei: ‘Is dit ook een van uw sociologische theorieen?’ De Aardebewoner kon een glimlachje niet onderdrukken toen hij zag hoeveel moeite het Quemot kostte bescheiden te blijven kijken.

De socioloog zei: ‘De theorie is inderdaad van mij. Voor zover ik weet een oorspronkelijke theorie en tegelijk een onvermijdelijke als men de bevolkingsgegevens van de Buitenwerelden zorgvuldig bestudeert. Om te beginnen wordt de positronische robot sinds zijn uitvinding overal steeds meer en steeds intensiever gebruikt.’

‘Niet op Aarde,’ zei Baley.

‘Nou, nou, rechercheur. Ik weet niet zoveel van uw Aarde af, maar ik weet genoeg om te weten dat de robots in uw economie doordringen. U leeft in grote Steden en laat het grootste deel van het planetaire oppervlak onbevolkt. Wie werken er eigenlijk op uw boerderijen en in uw mijnen?’

‘Robots’, gaf Baley toe. ‘Maar nu we het daar toch over hebben, professor, het waren Aardebewoners die de positronische robot uitvonden.’

‘Werkelijk? Weet u dat zeker?’

‘U kunt het controleren. Het is zo.’

‘Interessant. En toch hebben de robots daar de minste vooruitgang geboekt,’ zei de socioloog peinzend. ‘Misschien komt dat door de grote bevolking van de Aarde. Het zou veel langer moeten duren. Ja… Toch, hebt u zelfs robots in uw Steden.’

‘Ja,’ zei Baley.

‘En op het ogenblik meer dan, zeg, vijftig jaar geleden.’ Baley knikte ongeduldig. ‘Ja.’

‘Dan klopt het. Het is alleen een kwestie van tijd. Robots komen bijna altijd in de plaats van menselijke arbeidskracht. De roboteconomie beweegt zich maar in een richting. Meer robots en minder mensen. Ik heb de bevolkingsgegevens heel zorgvuldig bestudeerd, ik heb ze in coordinatensystemen ondergebracht en extrapolaties gemaakt.’ Verbaasd hielp hij plotseling op. ‘He, dat zou je misschien een toepassing van wiskunde op sociologie kunnen noemen.’

‘Inderdaad,’ zei Baley.

‘Misschien zit er toch wel wat in. Ik zal erover nadenken. Maar hoe dan ook, dit zijn de conclusies die ik heb kunnen trekken en ik ben van hun juistheid overtuigd. De robotmens verhouding heeft de neiging, in elke economie die robotarbeid heeft geaccepteerd, zich ten gunste van de robots te wijzigen, ongeacht de wettelijke maatregelen die getroffen zijn om dat tegen te gaan. Het gaat langzaam, maar het is niet tegen te houden. Eerst neemt de menselijke bevolking toe, maar de robotbevolking neemt veel sneller toe. Dan, nadat er een zeker kritiek punt is bereikt…’ Weer hield Quemot op en toen zei hij: ‘Laat me nu eens kijken. Ik vraag me af of dat kritieke punt exact gelokaliseerd zou kunnen worden of je er werkelijk een cijfer voor zou moeten vinden. Daar hebt u uw wiskunde weer.’ Baley bewoog zich onrustig. ‘Wat gebeurt er nadat het kritieke punt bereikt is, dr. Quemot?’

‘Eh? Oh, dan begint de menselijke bevolking af te nemen. Een planeet tendeert dan naar een werkelijk sociaal evenwicht. Aurora zal dat moeten. Zelf de Aarde zal wel moeten. Misschien dat het op Aarde nog een paar eeuwen kost, maar het is onontkoombaar.’

‘Wat bedoelt u met sociaal evenwicht?’

‘De situatie hier. Op Solarie. Een wereld waarin alle mensen tot de elite behoren. Er is dus geen reden om bang te zijn voor de andere Buitenwerelden. We hoeven misschien nog maar een eeuw geduld te hebben en het zullen allemaal Solariers zijn. Ik denk dat dat in zekere zin ook het eind van de menselijke geschiedenis betekent; tenminste de vervulling daarvan. Eindelijk, eindelijk, zullen alle mensen krijgen wat ze nodig hebben en wat ze willen. Weet u, ik ben eens ergens een uitdrukking tegengekomen; ik weet niet hoe ik eraan kom; iets over het najagen van het geluk.’ Peinzend zei Baley: ‘Alle mensen hebben van hun Schepper bepaalde onvervreemdbare rechten gekregen… waaronder het recht op leven, op vrijheid, en op het najagen van het geluk.’

‘Precies. Waar komt dat vandaan?’

‘Het een of andere oude document,’ zei Baley. ‘En ziet u hoe dat hier op Solarie veranderd is en tenslotte in de hele Melkweg veranderd zal zijn? De jacht is voorbij. De rechten die de mensheid zal erven zullen die zijn op leven, vrijheid en geluk. Alleen dat nog. Geluk.’ Droog zei Baley: ‘Misschien wel, maar op uw Solarie is een mens gedood en misschien zal er nog iemand sterven.’ Nog terwijl hij het zei kreeg hij er al spijt van, want Quemot keek alsof hij een klap in zijn gezicht had gekregen. De oude man boog zijn hoofd. Zonder op te kijken zei hij: ‘Ik heb uw vragen naar beste weten beantwoord. Wilt u nog wat anders?’