Выбрать главу

‘Jehoshaphat!’ mopperde Baley. ‘Hoor eens, ik ben Elijah Baley. Ik kom van de Aarde.’

‘Van de Aarde?’ riep zij heftig. ‘Hemeltje lief! Wat doet u dan hier? Of is dit een ingewikkeld soort grap?’

‘Ik zit hier geen grapjes te maken. Ik ben hierheen gehaald om de dood van Delmarre te onderzoeken. Ik ben rechercheur, een detective.’

‘Dat soort onderzoek bedoelt u. Maar ik dacht dat iedereen wel wist dat zijn vrouw het gedaan heeft.’

‘Nee, dame, dat vraag ik me nou net af. Geeft u me toestemming om u en de boerderij te komen zien? Als Aardebewoner ben ik niet gewend aan kijken, ziet u. Ik voel me daar nogal onbehaaglijk bij. Ik heb toestemming van het Hoofd van de Veiligheidsdienst om mensen te gaan zien die me misschien kunnen helpen. Ik kan u het bewijs laten zien, als u dat wilt.’

‘Laat maar eens kijken.’

Baley hield het officiele strookje voor het beeld van haar ogen.

Zij schudde haar hoofd. ‘Zien! Het is smerig. Maar, hemeltje lief, wat betekent een beetje meer vuiligheid in dit vuile baantje? Maar hoor eens, kom niet te dicht bij me. Blijf een behoorlijk eind bij me vandaan. We kunnen schreeuwen of berichten versturen per robot, als het moet. Begrijpt u dat?’

‘Ik snap het.’

Haar slaapzak spleet net langs de naad open toen het contact verbroken werd en het laatste woord dat hij hoorde was een knorrig: ‘Aardebewoners!’

‘Dat is dichtbij genoeg,’ zei Klorissa.

Baley die een nieter of acht bij haar vandaan stond zei: ‘Met die afstand zit het wel goed, maar ik wilde graag vlug naar binnen.’

Deze keer was het op de een of andere manier minder erg geweest. De vliegreis had hem nauwelijks iets kunnen schelen, maar je moest nu ook weer niet gaan overdrijven. Hij weerhield er zich van aan zijn boord te rukken om vrijer te kunnen ademen.

Kortaf zei Klorissa: ‘Wat is er aan de hand? U ziet er nogal verslagen uit.’

Baley zei: ‘Ik ben er niet aan gewend buiten te zijn.’

‘Natuurlijk! Aardebewoners! Jullie moeten opgesloten zijn of zoiets. Hemeltje lief!’ Zij streek met haar tong langs haar lippen alsof ze iets smerigs proefde. ‘Goed, kom binnen, maar laat mij eerst even weggaan. Goed. Ga maar naar binnen.’

Haar haar was in twee dikke vlechten gedraaid die in een ingewikkeld meetkundig patroon op haar hoofd lagen. Baley vroeg zich af hoe lang het wel zou duren voor je dat voor elkaar kreeg en herinnerde zich toen dat, naar alle waarschijnlijkheid, de feilloze mechanische vingers van een robot het gedaan hadden.

Het haar accentueerde haar ovale gezicht en verleende het een soort symmetrie die het prettig maakte om naar te kijken, zij het niet knap. Zij droeg geen make-up op haar gezicht, en haar kleren hadden geen ander doel dan om haar doelmatig te bedekken. Zij waren voor het merendeel van een gedempt donkerblauw, behalve haar handschoenen die tot halverwege haar armen kwamen en van een lila waren dat enorm vloekte met de rest. Ze maakten duidelijk geen deel uit van haar gewone kleding. Baley merkte de verdikking van een van de handschoenvingers op waar de ring moest zijn.

Ze stonden aan verschillende kanten van de kamer, met het gezicht naar elkaar.

Baley zei: ‘Dit bevalt u niet zo erg, is het niet, dame?’ Klorissa haalde haar schouders op. ‘Waarom zou het? Ik ben geen dier. Maar het is te harden. Je wordt vanzelf wel hard als je omgaat met… met…’ zij zweeg, en toen stak ze haar kin omhoog alsof ze besloten had geen blad voor de mond te nemen — ‘met kinderen.’ Ze sprak het woord zorgvuldig gearticuleerd uit. ‘U doet alsof u niet van uw werk houdt.’

‘Het is belangrijk werk. Het moet gedaan worden. Maar ik houd er niet van, nee.’

‘Hield Rikaine Delmarre ervan?’

‘Ik denk van niet, maar hij liet het nooit merken. Het was een goede Solarier.’

‘En hij was kieskeurig.’ Klorissa keek verrast. Baley zei: ‘Dat heb u zelf beweerd. Toen we naar elkaar keken en ik zei dat u zich in afzondering kon kleden, zei u dat ik net zo kieskeurig was als de baas.’

‘Oh. Nou, hij was kieskeurig. Zelfs als hij keek permitteerde hij zich nooit vrijheden. Altijd even keurig.’

‘Was dat ongewoon?’

‘Dat zou het niet moeten zijn. In het ideale geval ben je altijd netjes, maar dat is geen mens. Niet bij het kijken. Er is geen sprake van persoonlijke aanwezigheid, dus waarom al die moeite? Snapt u? Ik doe geen moeite als ik kijk, behalve met de baas. Bij hem moest alles heel vormelijk gaan.’

‘Had u bewondering voor dr. Delmarre?’

‘Het was een goede Solarier.’

Baley zei: ‘U hebt dit een boerderij genoemd en u hebt het over kinderen gehad. Voedt u hier kinderen op?’

‘Vanaf dat ze een maand oud zijn. Elke foetus op Solarie komt hier.’

‘Foetus?’

‘Ja.’ Zij fronste haar wenkbrauwen. ‘We krijgen ze een maand na de bevruchting. Is dat een pijnlijk onderwerp voor u?’

‘Nee,’ zei Baley kortaf. ‘Wilt u me eens rondleiden?’

‘Jawel. Maar hou afstand.’

Toen hij van bovenaf de lange kamer overzag kwam er een harde, grimmige trek op Baley’s lange gezicht. Tussen hen en de kamer was glas. Aan de andere kant was, daar was hij zeker van, een volmaakt geregelde temperatuur, een volmaakt geregelde vochtigheidsgraad, een volmaakt geregelde steriliteit. Rij na rij bevatten die tanks elk zijn kleine schepseltjes in een waterige vloeistof van nauwkeurige samenstelling, voorzien van een in de ideale verhoudingen samengesteld voedingsgehalte. Het leven en het groot worden gingen door. Kleine dingen, sommigen minder dan een halve vuist groot, ineengerold, met uitpuilende schedels en kleine uitbottende ledematen en verdwijnende staarten.

Klorissa, vier meter bij hem vandaan, zei: ‘En bevalt het u, rechercheur?’

Baley zei: ‘Hoeveel zijn er?’

‘Tot vanmorgen honderd tweeenvijftig. We ontvangen er elke maand vijftien tot twintig en we leveren evenveel zelfstandigen af.’

‘Is dit de enige inrichting van dit soort op deze planeet?’

‘Inderdaad. Het is genoeg om de bevolking stabiel te houden, gerekend met een levensverwachting van driehonderd jaar en een bevolking van twintigduizend. Dit gebouw is helemaal nieuw. Dr. Delmarre hield toezicht bij de bouw en veranderde nogal wat in onze methoden. Onze Foetus-sterfte is nu nagenoeg nul.’

Robots baanden zich een weg tussen de tanks. Bij elke tank hielden ze stil, controleerden het regelpaneel op een precieze en onvermoeibare manier en keken naar de kleine embryo’s binnenin.

‘Wie opereert de moeder?’ vroeg Baley. ‘Ik bedoel om de kleine dingen eruit te krijgen.’

‘Doctoren,’ antwoordde Klorissa. ‘Dr. Delmarre?’

‘Natuurlijk niet. Medische doctors. U denkt toch niet dat dr. Delmarre zich ooit zou verwaardigen om,.. Nou ja, het doet er niet toe.’

‘Waarom kunnen er geen robots gebruikt worden?’

‘Robots in de chirurgie? De Eerste Wet maakt dat heel moeilijk, rechercheur. Een robot zou misschien een appendix kunnen verwijderen om een mensenleven te redden, als hij wist hoe het moest, maar ik betwijfel of hij daarna zonder aanzienlijke reparaties weer gebruikt zou kunnen worden. In menselijk vlees snijden zou nogal een traumatische ervaring zijn voor een positronisch brein. Menselijke dokters kunnen zich ertegen harden. Zelfs tegen de persoonlijke aanwezigheid die vereist is.’

Baley zei: ‘Maar het valt me op dat robots voor de foetussen zorgen. Bemoeiden dr. Delmarre en u zich daar nooit mee?’

‘Soms moesten we wel, als er iets misging. Als er ontwikkelingsstoornissen optraden bij een foetus, bijvoorbeeld. Je kunt het niet aan robots overlaten om nauwkeurig een situatie te beoordelen waarbij het om een mensenleven gaat.’ Baley knikte. ‘Het risico van een foutieve beoordeling en een verloren leven is te groot, neem ik aan.’

‘Helemaal niet. Het risico is te groot dat ze te veel waarde hechten aan een leven en het ten onrechte redden.’ De vrouw keek streng. ‘Als fetologische ingenieurs, Baley, moeten we ervoor zorgen dat er gezonde kinderen geboren worden; gezonde kinderen. Zelfs de beste analyse van de genen van de ouders schept geen zekerheid dat alle genetische permutaties en combinaties gunstig zullen zijn, om nog maar te zwijgen van de mogelijkheid van mutaties. Dat is onze grootste zorg, de onverwachte mutatie. We hebben dat kunnen terugbrengen tot minder dan een op de duizend, maar dat betekent dat we gemiddeld eens in de tien jaar in moeilijkheden komen.’