Выбрать главу

(Deventer koek… Een nonsens-zinnetje passeerde ongevraagd Baley’s geest).

‘We dragen ringen met een code voor onze genetische samenstelling,’ zei Klorissa. ‘Het is een oud gebruik, een overblijfsel uit de primitieve dagen toen de Solariers nog niet eugenetisch uitgewied waren. Tegenwoordig zijn we allemaal gezond.’

Baley zei: ‘Maar u draagt de uwe nog steeds. Waarom?’

‘Omdat ik uitzonderlijk ben,’ zei zij met een onverhulde trots, zonder enige verlegenheid. ‘Dr. Delmarre heeft lang naar een assistent gezocht. Hij had iemand nodig die uitzonderlijk was. Verstand, vindingrijkheid, ijver, stabiliteit. Dat vooral, stabiliteit. Iemand die kon leren in het gezelschap van kinderen te zijn zonder af te knappen.’

‘Hij kon dat niet, he? Was dat een aanwijzing voor zijn instabiliteit?’

Klorissa zei: ‘In zeker opzicht wel, ja, maar het was tenminste een begerenswaardig soort instabiliteit onder de meeste omstandigheden. U wast immers uw handen?’ Baley keek naar zijn handen. Ze waren zo schoon als maar kon. ‘Ja,’ zei hij.

‘Goed. Ik denk dat het een teken van instabiliteit is als je zo’n weerzin tegen vuile handen hebt dat je zelfs in noodgevallen niet in staat bent een geolied mechanisme met de hand schoon te maken. Maar normaal houdt diezelfde weerzin je schoon, wat goed is.’

‘Ik snap het. Ga verder.’

‘Er is geen verder. Mijn genetische gezondheid is op drie na de beste die ooit op Solarie is voorgekomen, dus draag ik mijn ring. Het is een record dat ik met plezier meedraag.’

‘Mijn gelukwensen.’

‘U hoeft niet zo smalend te doen. Het is misschien niet mijn eigen verdienste. Ik ben misschien de blinde permutatie van ouderlijke genen, maar het is wel iets om trots op te zijn. En niemand zou mij in staat achten tot zo’n zwaar psychopathologisch gedrag als moord. Niet met mijn genetische samenstelling. Verspil je beschuldigingen dus niet aan mij.’ Baley haalde zijn schouders op en zei niets. De vrouw scheen genetische samenstelling te verwarren met bewijsmateriaal en waarschijnlijk zou de rest van Solarie hetzelfde doen.

Klorissa zei: ‘Wilt u nu de kinderen zien?’

‘Graag, dank u.’

Er leek maar geen eind te komen aan de gangen. Het gebouw had kennelijk een enorme omvang. Niet dat het in de schaduw kon staan van de riffen met appartementen in de Steden op Aarde, natuurlijk niet, maar voor een los gebouw op de opperhuid van de planeet moest het een huis als een berg zijn.

Er waren honderden kribben met schreeuwende, slapende of etende roze baby’s. Daarna kwamen de speelkamers voor de kruipers.

‘Op die leeftijd zijn ze zo erg nog niet,’ zei Klorissa knorrig, — ‘al kosten ze ons wel een enorme hoeveelheid robots. Het komt praktisch neer op een robot per baby, tot ze kunnen lopen.’

‘Hoe komt dat?’

‘Ze kwijnen weg als ze geen individuele aandacht krijgen.’ Baley knikte. ‘Ja, ik denk dat de behoefte aan affectie niet maar zo een twee drie verdwijnt.’

Klorissa fronste haar wenkbrauwen en zei kortaf: ‘Baby’s hebben aandacht nodig.’

Baley zei: ‘Het verbaast me een beetje dat robots kunnen voorzien in de behoefte aan affectie.’

Zij draaide zich snel om en ondanks de grote afstand kon hij het misnoegen op haar gezicht lezen. ‘Hoor eens, Baley, als u me probeert te choqueren met onaangename uitdrukkingen zal u dat niet lukken. Hemeltje lief, doe niet zo kinderachtig.’

‘Ik kan het woord ook uitspreken. Affectie! Of wilt u een kort woord, een goed schuttingwoord, ik kan het ook zeggen. Liefde! Liefde! Nu u het kwijt bent gedraagt u zich verder.’

Baley ging maar niet verder op die kwestie van obsceniteit in. Hij zei: ‘Kunnen robots dan werkelijk de nodige aandacht geven?’

‘Kennelijk wel, of deze boerderij zou niet zo’n succes zijn. Ze dollen met het kind om. Ze spelen en vertroetelen. Het kind kan het niet schelen dat het maar een robot is. Maar tussen drie en tien wordt het allemaal veel moeilijker.’

‘Oh?’

‘In die periode staan de kinderen erop om met elkaar te spelen. Zonder onderscheid te maken.’

‘Ik neem aan dat u ze laat spelen.’

‘We moeten wel, maar we vergeten nooit dat het onze plicht is om ze volwassen manieren bij te brengen. Ze hebben allemaal een aparte kamer die kan worden afgesloten. Vanaf het begin moeten ze al alleen slapen. Daar staan we op. En verder hebben we elke dag een isolatietijd die met de jaren langer wordt. Tegen de tijd dat een kind tien wordt kan hij zo nu en dan al een week met alleen kijken toe. Natuurlijk is er uitvoerige kijkapparatuur. Ze kunnen buiten kijken, mobiel kijken en daar de hele dag gebruik van maken.’ Baley zei: ‘Het verbaast me dat u een instinct zo grondig tegen kunt gaan. U gaat het tegen, dat begrijp ik. Toch verbaast het me.’

‘Welk instinct?’ vroeg Klorissa.

‘Het kudde-instinct. Om maar iets te noemen. U zegt zelf dat ze er als kinderen op staan met elkaar te spelen.’ Klorissa haalde haar schouders op. ‘Noemt u dat instinct? En als het een instinct is, wat dan nog? Hemeltje lief, een kind heeft instinctief angst om te vallen, maar volwassenen kun je er op trainen dat ze heel hoog werken, waar het gevaar van vallen voortdurend aanwezig is. Hebt u nooit gymnastische vertoningen op hoge draden gezien? Er zijn werelden waar de mensen in hoge gebouwen wonen. En kinderen hebben een instinctieve angst voor veel lawaai, maar bent u daar bang voor?’

‘Zolang het binnen de grenzen van het redelijke blijft niet,’ zei Baley.

‘Ik wil wedden dat de mensen op Aarde niet zouden kunnen slapen als het echt stil was. Hemeltje lief, er is geen instinct dat niet kan wijken voor een goede, volhardende opvoeding. Zeker niet bij mensen bij wie de instincten toch al zwak zijn. En als je het goed doet wordt de opvoeding bij elke volgende generatie iets makkelijker. Het is een kwestie van evolutie.’

Baley zei: ‘Wat zegt u me nou?’

‘Kunt u dat niet begrijpen? Elk individu herhaalt zijn eigen evolutionaire geschiedenis als hij ontwikkelt. Die foetussen daarginds hebben een tijdje kieuwen en een staart. Die fasen kun je niet overslaan. Het kleine kind moet op dezelfde manier door de fase van het gezelligheidsdier heen. Maar net zo als een foetus in een maand een stadium kan passeren waar de evolutie honderd miljoen jaar voor nodig had kunnen onze kinderen snel door het stadium van het gezelligheidsdier heen komen. Dr. Delmarre was van mening dat elke generatie iets vlugger door die fase zou komen.’

‘O ja?’

‘Aan de hand van de al geboekte vooruitgang schatte hij dat we binnen drieduizend jaar kinderen zouden krijgen die meteen al konden gaan kijken. De baas had ook nog andere ideeen. Hij interesseerde zich ook voor het verbeteren van robots, zodat ze kinderen discipline konden bijbrengen zonder mentaal onstabiel te worden. Waarom niet? Vandaag discipline voor een beter leven morgen, klopt helemaal met de Eerste Wet, als de robots dat maar konden inzien.’

‘Zijn er al zulke robots ontwikkeld?’

Klorissa schudde haar hoofd. ‘Ik ben bang van niet. Dr. Delmarre en Leebig hebben wel hard aan een paar experimentele modellen gewerkt.’

‘Liet dr. Delmarre wel eens modellen naar zijn huis sturen? Was hij als roboticus goed genoeg om zelf proeven te doen?’

‘O ja. Hij testte vaak robots.’

‘Weet u dat er een robot bij hem was toen hij vermoord werd?’

‘Dat is me verteld.’

‘Weet u wat voor model dat was?’

‘Dat zult u Leebig moeten vragen. Zoals ik u al gezegd heb was hij de roboticus die met dr. Delmarre samenwerkte.’

‘Weet u er niets van?’

‘Helemaal niets.’

‘Als u nog iets te binnen schiet, laat het me dan weten.’

‘Dat is goed. En denkt u niet dat dr. Delmarre zich alleen maar interesseerde voor nieuwe robotmodellen. Dr. Delmarre had het er ook vaak over dat er een tijd zou komen waarin onbevruchte eitjes bij vloeibare-lucht-temperaturen in banken konden worden opgeslagen om gebruikt te worden voor uitwendige inseminatie. Op die manier zouden de eugenetische principes werkelijk toegepast kunnen worden en zou de laatste noodzaak om nog te zien, komen te vervallen. Ik weet nog niet of ik zover zou willen gaan, maar het was een man met vooruitstrevende ideeen; een heel goede Solarier.’ Snel voegde zij eraan toe: ‘Wilt u naar buiten? De vijf-tot-acht groep wordt aangemoedigd buiten te gaan spelen en u zou ze in actie kunnen zien.’