‘Toch,’ ging de robot verder, ‘is er een plaats waar de robots niet naar het wapen hebben gezocht.’
‘Waar?’
‘Onder mevrouw Delmarre. Zij was flauwgevallen door de opwinding en hartstocht van het ogenblik, of zij nu de dader was of niet, en het wapen, wat dat dan ook geweest mag zijn, lag onder haar en uit het gezicht/ Baley zei: ‘Dan zou het wapen ontdekt zijn zodra zij verlegd werd.’
‘Precies,’ zei Baley, ‘maar zij werd niet verlegd door de robots. Zij vertelde ons gisteravond onder het eten zelf dat dr. Thool de robots opdracht had gegeven een kussen onder haar hoofd te leggen en haar te laten liggen. Zij werd pas voor het eerst bewogen door dr. Athim Thool zelf toen hij haar kwam onderzoeken.’
‘En?’
‘Daaruit volgt dus, Partner Elijah, dat er zich een nieuwe mogelijkheid voordoet. Mevrouw Delmarre was de moordenares, het wapen was op de plaats van de misdaad, maar dr. Thool haalde het weg en liet het verdwijnen om mevrouw Delmarre te beschermen.’
Baley voelde minachting in zich op komen. Hij was bijna zo gek geweest iets redelijks te verwachten. Hij zei: ‘Totaal ongemotiveerd. Waarom zou dr. Thool zoiets doen?’
‘Om een hele goede reden. Je zult je herinneren wat mevrouw Delmarre over hem zei: ‘Hij heeft me al behandeld vanaf dat ik een kind was en hij was altijd zo aardig en vriendelijk.’ Ik vroeg me af of hij een motief zou kunnen hebben om zo bijzonder bezorgd over haar te zijn. Daarom ben ik naar de kinderboerderij gegaan om het archief te bekijken. Wat ik alleen maar als een mogelijkheid had overwogen bleek waar te zijn.’
‘Wat?’
‘Dr. Athim Thool was de vader van Gladia Delmarre, en wat meer is, hij kende hun relatie.’
Baley dacht er niet aan de woorden van de robot in twijfel te trekken. Het verdriette hem alleen maar zeer dat niet hij maar Robot Daneel Olivaw de noodzakelijke logische analyse had uitgevoerd. Maar dan nog, volmaakt was het niet. Hij zei: ‘Heb je met dr. Thool gepraat?’
‘Ja. Ik heb hem huisarrest opgelegd.’
‘Wat zegt hij?’
‘Hij geeft toe dat hij de vader van mevrouw Delmzrre is. Ik heb hem met de bewijzen daarvan geconfronteerd en met die van zijn nieuwsgierigheid naar haar gezondheid toen zij nog een kind was. Als dokter had hij in dit opzicht wat meer armslag dan een gewone Solarier.’
‘Waarom zou hij naar haar gezondheid geinformeerd hebben?’
‘Ook dat heb ik overwogen, Partner Elijah. Hij was al een oud man toen hij speciale toestemming kreeg voor een extra kind en wat meer is, erin slaagde om er een te produceren. Hij beschouwt dit als een compliment voor zijn genen en zijn lichamelijke fitheid. Hij is trotser op het resultaat dan misschien helemaal de gewoonte is op deze wereld. Bovendien maakte zijn positie als arts, een beroep dat weinig in aanzien staat op Solarie omdat het persoonlijke aanwezigheid met zich mee brengt, het belangrijker voor hem zijn gevoel van eigenwaarde te koesteren. Om die reden onderhield hij onopvallend het contact met zijn nakomeling.’
‘Weet Gladia daar iets van?’
‘Voor zover dr. Thool weet, Partner Elijah, weet zij van niets.’
‘Baley zei: ‘Geeft Thool toe dat hij het wapen heeft weggepakt?’
‘Nee. Dat doet hij niet.’
‘Dan heb je nog niets, Daneel.’
‘Nog niets?’
‘Tenzij je het wapen kunt vinden en kunt bewijzen dat hij het heeft weggenomen, of hem dat tenminste kunt laten bekennen, heb je geen bewijs. Een reeks logische gevolgtrekkingen is mooi, maar het is geen bewijs.’
‘Van de man valt ook nauwelijks te verwachten dat hij bekent zonder een behoorlijke ondervraging van een soort dat ik niet kan uitvoeren. Zijn dochter is hem dierbaar.’
‘Helemaal niet,’ zei Baley. ‘Wat hij voor zijn dochter voelt is helemaal niet waar jij en ik aan gewend zijn. Solarie is anders!’
Hij liep de hele kamer door en weer terug, om tot kalmte te komen.
Hij zei: ‘Daneel, jij hebt een perfecte logische toer uitgevoerd, maar evengoed is niets daarvan redelijk.’ (Logisch maar niet redelijk. Was dat niet de definitie van een robot?) Hij ging verder: ‘Dr. Thool is een oude man en zijn beste jaren heeft hij gehad, of hij nu een jaar of dertig geleden in staat was nog een dochter voort te brengen of niet. Zelfs Kosmieten worden seniel. Denk je hem even in terwijl hij zijn flauwgevallen dochter en zijn gewelddadig gestorven schoonzoon onderzoekt. Kun je je voorstellen hoe ongewoon die situatie voor hem was? Kun je je voorstellen dat hij zich zelf in de hand kon houden? Zich zelfs zozeer in de hand kon houden dat hij een reeks verbazingwekkende handelingen kon uitvoeren?
‘Hoor eens hier! Eerst zou hij het wapen onder zijn dochter moeten zien, een wapen dat zo goed door haar lichaam was bedekt dat zelfs de robots het niet gezien hebben. In de tweede plaats moet hij uit het weinige dat hij van het ding kan hebben gezien, hebben afgeleid dat het een wapen was en dat als hij maar ongezien met dat wapen weg zou kunnen glippen een aanklacht tegen zijn dochter wegens moord geen been had om op te staan. Dat is een behoorlijk subtiele gedachtegang voor een oude man die in paniek is. En in de derde plaats zou hij het plan ook nog moeten hebben uitvoeren, wat ook nog een heel karwei is voor een oude man die in paniek is. En tenslotte zou hij nu dan zijn misdaad nog erger moeten maken door zich in zijn leugen vast te bijten. Het kan allemaal best het resultaat van logisch denken zijn, maar redelijk is het helemaal niet.’ Daneel zei: ‘Heb jij een andere oplossing voor de misdaad, Partner Elijah?’
Baley was onder het praten gaan zitten en nu probeerde hij weer op te staan, maar de combinatie van zijn vermoeidheid en van de diepte van de stoel hield hem tegen. Kribbig stak hij een hand uit. ‘Geef me je hand, wil je, Daneel?’ Daneel keek naar zijn eigen hand. ‘Wat zeg je, Partner Elijah?’
Zwijgend vervloekte Baley de ander, die alles letterlijk opnam, en hij zei: ‘Help me even overeind.’ Moeiteloos tilde Daneels sterke arm hem uit de stoel. Baley zei: ‘Bedankt. Nee, ik heb geen andere oplossing. Tenminste, die heb ik wel, maar die hangt helemaal samen met de vraag waar het wapen is.’
Ongeduldig liep hij naar de zware gordijnen die het grootste deel van een van de muren aan het oog onttrokken en hij tilde, zonder helemaal te beseffen wat hij deed, een hoek op. Hij staarde naar een zwart stuk glas tot het tot hem doordrong dat hij naar de nacht keek en liet toen het gordijn vallen op het moment dat Daneel, die stil naar hem toe was gekomen, het van hem afpakte. In het onderdeel van. de seconde waarin Baley toekeek hoe de hand van de robot hem het gordijn afnam met de liefdevolle zorgzaamheid van een moeder die haar kind tegen vuur beschermt vond er een revolutie in hem plaats. Hij greep weer naar het gordijn en rukte het Daneel uit handen. Hij gooide zich er met zijn volle gewicht tegen aan, hij scheurde het van het raam weg, waar alleen maar wat rafels achterbleven.
‘Partner Elijah,’ zei Daneel zacht. ‘Je weet toch zeker wel wat de open ruimte je zal aandoen.’
‘Ik weet,’ zei Baley, ‘wat het voor mij zal doen.’ Hij staarde het raam uit. Er was niets te zien, alleen maar zwartheid, maar dat zwart was de open lucht. Het was ononderbroken, onbelemmerde ruimte, zelfs al was het dan donker, en hij keek ernaar. En voor het eerst kon hij er vrijuit naar kijken. Het was geen overmoed meer, of perverse nieuwsgierigheid, of het pad dat naar de oplossing van een moord voerde. Hij keek ernaar omdat hij dat wilde en omdat hij er behoefte aan had. Dat was het hele peilloze verschil.
Muren waren als krukken! Duisternis en menigte waren als krukken! Onbewust moest hij dat al gedacht hebben en ze daarom gehaat hebben, zelfs toen hij dacht hij er het meest op gesteld was en er het meest behoefte aan had. Waarom had hij er anders zo de pest over in gehad dat Gladia zijn portret opsloot in het grijs?
Een triomfantelijk gevoel doorstroomde hem en alsof de triomf besmettelijk was kwam er een nieuwe gedachte, die zich aandiende als een inwendige kreet.