Выбрать главу

‘Dat weet ik, maar we kunnen het nog niet buiten beschouwing laten. Wat dr. Quemot betreft, hij schaakte vaak met dr. Delmarre. Misschien ergerde het hem dat hij te veel spelletjes verloor.’

Rustig kwam de socioloog tussenbeide. ‘Het verliezen van een spel schaak is ongetwijfeld niet voldoende als motief, rechercheur.’

‘Dat hangt ervan af hoe serieus u uw schakerij neemt. Voor de moordenaar kunnen motieven alles betekenen en voor ieder ander niets. Maar goed, het doet er niet toe. Wat ik zeggen wil is dat het motief alleen onvoldoende is. Iedereen kan een motief hebben, vooral voor de moord op een man als dr. Delmarre.’

‘Wat wilt u daarmee zeggen?’ vroeg Quemot verontwaardigd.

‘Wel, alleen maar dat dr. Delmarre een ‘goede Solarier’ was. Zo hebt u hem allemaal beschreven. Hij voldeed nauwgezet aan alle eisen van de Solarische zeden en gewoonten. Hij was een ideaal mens, bijna een abstractie. Wie zou liefde, of zelfs sympathie, kunnen voelen voor zo’n man? Een man zonder zwakheden maakt ieder ander alleen maar bewust van zijn eigen onvolmaaktheden. Een primitief dichter die Tennyson heette heeft eens geschreven: ‘Wie geen fouten heeft is helemaal fout’.’

‘Niemand zou een mens doden omdat hij te goed is,’ zei Klorissa met gefronste wenkbrauwen.

‘Dat is nog maar de vraag,’ zei Baley en zonder daar verder op in te gaan ging hij verder: ‘Dr. Delmarre wist dat er een samenzwering op Solarie aan de gang was, of dacht hij in elk geval; een samenzwering die een aanval op de rest van de Melkweg voorbereidde om die te veroveren. Hij wilde dat voorkomen. Om die reden zouden degenen die bij de samenzwering betrokken waren het noodzakelijk kunnen vinden zich van hem te ontdoen. Iedereen hier zou een lid van de samenzwering kunnen zijn, mevrouw Delmarre daarbij inbegrepen, en zelfs het Waarnemend Hoofd van de Veiligheidsdienst daarbij inbegrepen, Corwin Attlebish.’

‘Ik?’ zei Attlebish onaangedaan.

‘U hebt in elk geval geprobeerd het onderzoek stop te zetten zodra u door het ongeluk met Gruer de leiding kreeg.’ Baley nam een paar slokken van zijn drankje (rechtstreeks uit de oorspronkelijke verpakking, niet aangeraakt door andere menselijke handen dan de zijne, of door robotische handen) en verzamelde al zijn krachten. Tot dusver had hij weinig meer gedaan dan de kat uit de boom kijken en hij was dankbaar dat de Solariers er het geduld voor hadden opgebracht. Zij hadden zijn ervaring niet in het hanteren van mensen. Man tegen man speelden ze niets klaar. Hij zei: ‘Nu de gelegenheid. Het is de algemene opvatting dat alleen mevrouw Delmarre de gelegenheid heeft gehad omdat zij alleen haar man in diens persoonlijke aanwezigheid kon benaderen.

‘Is dat wel zo zeker? Stel dat iemand anders eens besloten zou hebben om dr. Delmarre te vermoorden? Zon zo’n wanhopig besluit de narigheid van persoonlijke aanwezigheid niet naar het tweede plan verdrongen hebben? Als een van u erop uit was een moord te plegen, zou hij dan niet in staat zijn om persoonlijke aanwezigheid lang genoeg te verdragen om zijn werk te kunnen doen? Zou u de villa van Delmarre niet binnen kunnen sluipen…’ Attlebish viel hem op kille toon in de rede. ‘U weet er niets van, Aardebewoner. Of wij dat zouden doen of niet doet. niet ter. Het feit blijft, dat dr. Delmarre zelf geen zien zou toestaan, dat kan ik u wel verzekeren. Als er iemand in zijn persoonlijke aanwezigheid zou komen zou dr. Delmarre hem, ongeacht hoe groot en hoe langdurig de vriendschap tussen hen ook mocht zijn, zeggen weg te gaan en indien nodig de hulp van robots inroepen om hem te verwijderen.’

‘Dat is waar,’ zei Baley, ‘als dr. Delmarre besefte dat het een geval van persoonlijke aanwezigheid betrof.’

‘Wat bedoelt u daarmee?’ vroeg een verbaasde dr. Thool met trillende stem.

‘Toen u mevrouw Delmarre op de plaats van de moord behandelde,’ antwoordde Baley terwijl hij hem recht in zijn gezicht keek, ‘nam zij aan dat u keek, tot u haar werkelijk aan raakte. Dan heeft ze mij verteld en ik geloof het. Zelf ben ik alleen maar aan zien gewend. Toen ik op Solarie aankwam en kennis maakte met het Hoofd van de Veiligheidsdienst, Gruer, nam ik aan dat ik hem zag. Toen Gruer aan het eind van ons gesprek verdween kwam dat voor mij als een volkomen verrassing.

‘Veronderstel nu het omgekeerde eens. Stel dat een man zijn hele volwassen leven alleen maar heeft gekeken; nooit iemand gezien, behalve bij zeldzame gelegenheden zijn vrouw. Stel nu eens dat er iemand anders dan zijn vrouw zijn persoonlijke aanwezigheid inloopt. Zou hij niet automatisch aannemen dat het een kwestie van kijken was, vooral als een robot opdracht had gekregen dr. Delmarre te gaan vertellen dat er een kijk-contact gemaakt werd?’

‘Wacht even,’ zei Quemot. ‘De gelijkheid van de achtergrond zou hem verraden.’

‘Misschien, maar hoeveel van u zitten nu op de achtergrond te letten? Er zou tenminste een minuut of zo verlopen voor het tot dr. Delmarre door zou dringen dat er iets mis was en in die tijd zou zijn vriend, wie dat dan ook geweest zou mogen zijn, naar hem toe kunnen lopen, een knuppel op kunnen heffen en hem neerslaan.’

‘Onmogelijk,’ zei Quemot koppig.

Dat denk ik niet,’ zei Baley. ‘Ik denk dat de gelegenheid geschrapt moet worden als sluitend bewijs voor de schuld van mevrouw Delmarre. Zij had die gelegenheid, maar anderen hadden die ook.’

Weer wachtte Baley. Hij kon het zweet op zijn voorhoofd voelen, maar als hij het wegveegde zou dat een zwakke indruk maken. Hij moest de teugels hier absoluut in handen houden. De persoon waar hij op mikte moest zelf overtuigd zijn van zijn inferioriteit. En om dat met een Kosmiet te doen was moeilijk voor een Aardebewoner. Baley keek van gezicht naar gezicht en vond dat alles tot nu toe bevredigend verlopen was. Zelfs Attlebish had een echt menselijke zorgelijke trek op zijn gezicht. ‘En zo komen we dan,’ zei hij, ‘bij het middel, en dat is de lastigste factor van allemaal. Het wapen waarmee de moord gepleegd werd is nooit gevonden.’

‘Dat weten we,’ zei Attlebish. ‘Als dat niet zo was zouden we mevrouw Delmarre als schuldig hebben beschouwd. We zouden nooit een onderzoek nodig hebben gehad.’

‘Misschien,’ zei Baley. ‘Laten we die kwestie van het middel dan eens analyseren. Er zijn twee mogelijkheden. Of mevrouw Delmarre heeft de moord gepleegd, of iemand anders heeft het gedaan. Als mevrouw Delmarre de moord had gepleegd zou het wapen op de plaats van de misdaad moeten zijn gebleven, tenzij het later werd weggehaald. Mijn partner, meneer Olivaw van Aurora, die hier momenteel niet aanwezig is, heeft gesuggereerd dat dr. Thool in de gelegenheid geweest is het wapen weg te nemen. Ik vraag dr. Thool nu, in ons aller aanwezigheid, of hij dat gedaan heeft, of hij een wapen heeft weggepakt terwijl hij de bewusteloze mevrouw Delmarre onderzocht?’

Dr. Thool zat te trillen. ‘Nee, nee. Ik zweer het. Ik kan elk verhoor doorstaan. Ik zweer dat ik niets heb weggepakt.’ Baley zei: ‘Is er iemand die op dit moment wil suggereren dat dr. Thool zit te liegen?’

Er viel een stilte, waarin Leebig naar iets keek, dat buiten Baley’s beeldkader viel, en iets over de tijd mopperde. Baley zei: ‘De tweede mogelijkheid is dat iemand anders de misdaad heeft gepleegd en het wapen heeft mee genomen. Maar als dat zo is moet ik me toch afvragen waarom. Het wapen weghalen komt neer op reclame maken voor het feit dat mevrouw Delmarre de moordenares niet was. Als een buitenstaander de moordenaar was, zou hij wel een complete idioot moeten zijn om het wapen niet bij het lijk achter te laten en zo iedereen van mevrouw Delmarre’s schuld te overtuigen. Hoe je het ook wendt of keert, het wapen moest er zijn Toch werd het niet gezien.’ Attlebish zei: ‘Houdt u ons voor gekken of blinden?’

‘Ik houd u voor Solariers,’ zei Baley kalm, ‘en daarom niet in staat het bepaalde wapen dat op de plaats van de misdaad was achtergelaten als zodanig te herkennen.’

‘Ik begrijp er geen woord van,’ mopperde Klorissa verslagen.