Выбрать главу

‘Zomaar,’ herhaalde hij, ‘in mijn eentje.’

De Cock boog zich naar voren.

‘Mag ik weten wie het was?’

Vledder antwoordde niet. Hij raadpleegde een reeks notities voor zich op zijn bureau.

‘Vanmorgen om acht uur was hier al een man… ene Pieter van Duijn. Hij had van de moord op Jeanne van Ark in een ochtendkrant gelezen en kwam ons even de moordenaar aanbieden.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.

‘Wie?’ herhaalde hij ongeduldig. ‘Wie vermoordde Jeanne van Ark?’

‘Marinus Kleijn.’

‘Je bent gek.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Pieter van Duijn is een buurman van Marinus Kleijn… wonen op hetzelfde trapportaal. Van Duijn is ook een vrijgezel. Ze zijn min of meer bevriend… drinken samen wel eens een whisky.’

‘En?’

‘Pieter van Duijn kent de affaire Jeanne van Ark… weet dat ze een paar dagen bij Marinus Kleijn in zijn woning heeft vertoefd. Volgens Pieter van Duijn was Marinus Kleijn waanzinnig verliefd op Jeanne geworden. Die meid beheerste zijn hele denken. Hij had in alle ernst tegen Pieter van Duijn gezegd: “Ik laat haar niet langer als hoer zitten… als ze niet mee teruggaat… maak ik haar af.”’

Commissaris Buitendam, de lange, statige politiechef van het bureau Warmoesstraat, wuifde met een slanke hand.

‘Ga zitten, De Cock,’ sprak hij geaffecteerd. De grijze speurder keek hem verwonderd aan. De commissaris, zo vond hij, zag er opvallend goed uit. Er lag kleur op zijn anders zo vale wangen en zijn ogen straalden. In plaats van een dof grijs kostuum droeg hij een combinatie van een lichtgroene pantalon met een mosgroen colbert. Een veelkleurige stropdas gaf aan zijn kleding een uitbundig accent. De Cock vroeg zich bezorgd af wie of wat die metamorfose tot stand had gebracht.

Gedwee nam hij plaats.

De commissaris liet zich in zijn zetel zakken. ‘Waar ben je op dit moment mee bezig, De Cock?’ vroeg hij vriendelijk.

De oude rechercheur keek hem even argwanend aan. Een dergelijke benadering van zijn chef kende hij niet. Hij gebaarde wat onzeker voor zich uit. ‘Vledder en ik hebben gistermiddag in een pandje op de Achterburgwal het geheel ontklede lijk van een jonge vrouw aangetroffen.’

Buitendam lachte. ‘Een moord op een hoer,’ riep hij opgewekt. ‘Dat moet voor jullie beiden een peulenschilletje zijn.’

De Cock trok zijn gezicht in een sombere plooi. ‘Wij… eh, wij betwijfelen of wij haar de kwalificatie hoer moeten toedichten. Er zijn omstandigheden, die erop wijzen dat…’

Commissaris Buitendam wuifde een verdere uitleg weg. ‘Jullie komen er wel uit,’ riep hij vrolijk.

‘Dat hopen wij.’

Commissaris Buitendam verschoof iets aan zijn stropdas. ‘Ik heb gisteren hier al kennis mogen maken,’ sprak hij gezwollen, ‘met een jonge vrouw, die aan onze hoofdcommissaris schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven om haar stageperiode bij ons aan de Warmoesstraat door te brengen. Ze kwam zich aan mij voorstellen.’

De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘Stage… als wat?’

Buitendam richtte zich vrolijk op. ‘Rechercheur. Haar theoretische opleiding is bijna voltooid en ze wil haar kennis nu aan de praktijk toetsen.’

De commissaris zweeg even. ‘Het was tevens haar wens om die praktijk aan de zijde van jou en Vledder op te doen.’

De Cock keek hem geschrokken aan. ‘Nee toch?’

Buitendam knikte. ‘Een koppel met zoveel ervaring moet voor haar een ideale leerstoel zijn.’

De Cock likte aan zijn droog geworden lippen. ‘Ik vrees dat Vledder en ik…’

Commissaris Buitendam luisterde niet. Hij nam de hoorn van de telefoon op zijn bureau, draaide een intern nummer en riep: ‘Laat haar komen.’

De Cock draaide zich half in zijn stoel om en keek gespannen naar de deur. Het duurde nog geen minuut. Toen zwaaide die open. In de deuropening stond Gabriëlle de Poortere. Op haar lange benen wiegde ze naderbij. Een glimlach danste om haar mond.

Commissaris Buitendam kwam opmerkelijk kwiek achter zijn bureau vandaan, reikte haar de hand en wees naar De Cock, die van zijn stoel was opgestaan.

‘Moet ik hem nog aan u voorstellen?’ vroeg hij vrolijk.

Gabriëlle de Poortere schudde haar hoofd. Haar blonde haren wuifden langs haar gezicht. ‘De beste speurder van de stad.’

De oude rechercheur keek naar Buitendam. In zijn ogen lag een smekende blik. ‘Hebt u voor ons geen andere?’

Buitendam lachte. ‘Waarom? Het moet voor jullie toch een feest zijn om met zo’n… eh, zo’n mooie, zo’n bevallige jonge vrouw op pad te gaan?’

‘Ik had liever geen enkele stagiaire,’ antwoordde De Cock weifelend. ‘Maar als het toch moet… een… eh, een minder mooie. Ziet u, deze kost Vledder zeker de helft van zijn gezichtsvermogen.’

Commissaris Buitendam keek hem niet-begrijpend aan

‘De helft van zijn gezichtsvermogen?’ vroeg hij verward.

De Cock knikte. ‘Hij zal voortdurend een oogje aan haar wagen.’

Het gezicht van de commissaris betrok. Hij kon het simpele grapje niet waarderen. Woedend strekte hij zijn arm naar de deur.

‘Eruit!’

De Cock ging.

6

Toen De Cock in de recherchekamer terugkwam, keek Vledder hem bezorgd aan. ‘Wat is er gebeurd? Je ziet eruit alsof je een pak slaag hebt gehad.’

De oude rechercheur liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken. ‘Dat pak slaag klopt… we krijgen een leerling op ons dak.’

Vledder trok zijn neus iets op. ‘Een leer-ling?’ Het was alsof hij een vies woord uitsprak. ‘Wie heeft dat bedisseld?’

De Cock duimde over zijn schouder. ‘De commissaris. Daarvoor moest ik bij hem komen. Buitendam was helemaal uit zijn doen. Gekleed als een dressman, klaar voor een fotosessie, kwam hij er jubelend mee voor de dag.’

Vledder knikte met een grijns op zijn gezicht.

‘Ik heb hem vanmorgen gezien,’ gniffelde hij. ‘Potsierlijk. In pastelgroene tinten en een bonte lawaaidas.’ De jonge rechercheur zweeg even, en vroeg toen: ‘Wat is het voor een vent?’

‘Wie?’

‘Die leerling?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Het is geen vent. Het is een vrouw.’

Vledder keek verschrikt op. ‘Nee toch?’

De Cock lachte hartelijk. ‘Dat was ook mijn eerste reactie.’

‘Hoe ziet ze eruit?’

‘Mooi… te mooi.’

Vledder grinnikte. ‘Is dat een bezwaar?’ vroeg hij vrolijk.

De Cock knikte. ‘Als wij ’s avonds met haar over de Wallen lopen,’ antwoordde hij somber, ‘kunnen de hoertjes hun tenten wel sluiten.’

‘Zo erg?’

De Cock zuchtte. ‘Nog erger.’

‘Wat doet zo’n schoonheid bij de politie?’

‘Weet ik veel.’

‘Hoe heet ze?’

‘Gabriëlle… Gabriëlle de Poortere.’

Vledder keek hem gretig aan. ‘Zal ik haar onder mijn hoede nemen?’

‘Best.’

‘Wanneer komt ze?’

De Cock schoof zijn dikke onderlip naar voren. ‘Ik denk al met ingang van vandaag. Ze zal straks wel aan de arm van de commissaris de recherchekamer komen binnenhuppelen om kennis te maken.’

De oude rechercheur grinnikte. ‘Maar dat weet ik niet zeker. Mijn onderhoud met Buitendam eindigde nogal abrupt.’

Vledder grijnsde. ‘Je werd van zijn kamer gestuurd?’

‘Zoals gebruikelijk.’

‘Waar zij bij was?’

‘Inderdaad.’

Vledder lachte uitbundig. ‘Dan heeft ze haar eerste les al gehad.’

De Cock reageerde niet. Hij overwoog hoe hij de mooie jonge Gabriëlle de Poortere kon inpassen. De grijze speurder voelde zich als rechercheur al jaren een vrijbuiter, die zich weinig bekommerde om wettelijke regels en voorschriften. Vledder had soms zijn bedenkingen, maar accepteerde toch volledig zijn inzichten en werkwijze.