Richard de Boer reageerde furieus. ‘Benny had geen besmettelijke ziekte,’ antwoordde hij heftig. ‘Hij was voor mij een goede kameraad. Dat Benny zo in de versukkeling is geraakt, is de schuld van die griet.’
‘Jeanne van Ark?’
Richard de Boer knikte instemmend. ‘Een bloedmooie meid… al toen ze veertien was, maar zo rot als een mispel.’
‘Hoe bedoel je?’
Richard de Boer spreidde zijn handen. ‘Voor alles in. Net als haar moeder. Die had elke drie maanden een andere kerel aan de hand.’
‘Een groot hart.’
Richard de Boer grinnikte. ‘Een groot, slap, hoerenhart. De buurt sprak schande van haar steeds wisselende contacten, maar dat kon haar niets schelen.’
‘In dat sfeertje groeide Jeanne van Ark op.’
‘Precies.’
‘Geen beste start.’
Richard de Boer trok zijn schouders op. ‘Ik geloof niet zo erg in die theorieën. Ik ken genoeg voorbeelden van…’
De Cock wuifde het onderwerp weg. ‘Benny raakte in de versukkeling.’
Richard de Boer knikte. ‘Hoewel Benny meiden kon krijgen aan de vingers van iedere hand, was hij op een of andere manier gek op die griet… een soort verslaving, waarvoor ik hem dikwijls heb gewaarschuwd.’
‘Tevergeefs?’
Richard de Boer schudde afkeurend zijn hoofd. ‘Er was geen praten tegen,’ verzuchtte hij. ‘Ze had hem in haar macht. Benny deed bijna blindelings wat die meid van hem verlangde.’
‘En jij?’
‘Wat bedoelt u?’
‘Was jij niet gek op die… eh, bloedmooie meid?’
Richard de Boer schudde zijn hoofd. ‘Ik mocht haar niet… en dat wist ze. Jeanne noemde mij altijd smalend meestertje, omdat ik als enige jongen uit de buurt ambities had voor het onderwijs. Ik geef les op een basisschool.’
De Cock keek hem onderzoekend aan. ‘Jeanne is dood.’
‘Gelukkig.’
De oude rechercheur beluisterde de toon. ‘Enig idee,’ vroeg hij achteloos, ‘wie haar om zeep heeft geholpen?’
Richard de Boer grijnsde. ‘Iemand die de pest aan haar had.’
‘Jij?’
Richard de Boer schudde langzaam zijn hoofd. ‘Daar ben ik niet voor in. Agressie en geweld zijn reacties van primitieve mensen.’
De Cock negeerde de opmerking. ‘Waarom stuurt moeder Lefeberus jou naar mij? Heb je iets te vertellen?’
Richard de Boer antwoordde niet direct. Hij friemelde aan het staartje in zijn nek. ‘Ik ben geen rechercheur, meneer De Cock, zoals u… maar toen moeder Lefeberus mij vertelde dat er in het tuinhuisje een fles jenever op tafel stond met twee glaasjes… wist ik dat Benny was vermoord door iemand die hij volkomen vertrouwde.’
De Cock knikte hem bemoedigend toe. ‘Heel goed… een redelijke conclusie. Ik drink ook niet met iedereen een glas cognac.’
Richard de Boer boog zich iets naar hem toe. ‘Benny,’ sprak hij voorzichtig, ‘ging de laatste tijd veel om met een jongen die ik niet kende… geen jongen bij ons uit de buurt.’
‘Niet uit Amsterdam-West?’
Richard de Boer schudde zijn hoofd. ‘Volgens mij helemaal geen Amsterdammer. Ik heb hem een keer ontmoet… heel even, op straat. Benny stelde hem aan mij voor.’
‘Als wat?’
‘Joost, een kennis.’
‘Meer niet?’
‘Nee.’
‘Hoe zag die Joost eruit?’
Richard de Boer maakte een weifelend gebaar. ‘Gewoon… zoals jonge mensen tegenwoordig gekleed gaan. Hij sprak een beetje bekakt.’
‘Een accent?’
Richard de Boer trok zijn schouders op. ‘Geen accent dat ik ken. Ik bedoel geen zangerig Zaans en geen zachte g, maar met een aangeleerd toontje.’
‘Je zou hem aan zijn stem kunnen herkennen?’
Richard de Boer knikte nadrukkelijk. ‘Zeker. Benny was nogal van hem gecharmeerd… vond dat hij erg intelligent was… Dat zei hij mij later, toen ik hem vroeg wie die vreemde gozer was.’
De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘Kende moeder Lefeberus die… eh, die Joost?’
Richard de Boer schudde zijn hoofd. ‘Ze had nog nooit van ene Joost gehoord… wist niet dat die bestond. Benny had haar nog nooit iets over hem verteld.’
‘Vreemd.’
Richard de Boer knikte. ‘Dat vond moeder Lefeberus ook. Ze zei tegen mij: “Misschien is die Joost belangrijk voor het onderzoek… ga maar naar de Warmoesstraat… naar rechercheur De Cock en vertel het.”’
De grijze speurder knikte begrijpend. Hij boog zich iets naar voren en veranderde van onderwerp.
‘Volgens moeder Lefeberus was haar zoon Benny nog kort voor zijn dood met iets groots bezig. Hij had plannen in voorbereiding… een klapper, die hem rijk zou maken. Hij had zijn moeder al op voorhand een eigen huis met een tuintje voor en achter beloofd.’
Richard de Boer liet zijn hoofd weer zakken. ‘Dat heeft ze mij verteld.’
De Cock strekte zijn rechterhand naar hem uit. ‘Weet jij iets van die plannen?’
Richard de Boer schudde zijn hoofd. ‘Benny sprak met mij nooit over die dingen. Hij wist dat ik er niets van wilde weten.’
De Cock nam een kleine pauze. Buiten in de Warmoesstraat zong een eenzame dronken sloeber een droevig lied over een verloren liefde. Over het blonde hoofd van Richard de Boer heen keek de oude rechercheur naar de grote klok boven de deur. Het was ver na middernacht. Hij voelde hoe langzaam de vermoeidheid in zijn botten sloop. Met een van pijn vertrokken gezicht wreef hij zich achter in zijn nek.
‘Ken jij… eh, Johnny van Dikke Neel?’
Richard de Boer keek naar hem op. ‘Johnny van Maasdam.’
‘Heet hij zo?’
Richard de Boer knikte. ‘Ook een jongen uit de buurt.’
‘En?’
‘Wat bedoelt u?’
‘Kende hij Benny Lefeberus… bestond er een relatie tussen die twee?’
Richard de Boer zuchtte. ‘Johnny van Maasdam behoorde sinds kort tot de groep.’
De Cock keek hem verrast aan. ‘Welke groep?’
Richard de Boer keek naar hem op. Hij spreidde zijn beide handen in een hulpeloos gebaar.
‘Laten we het de bende van Jeanne d’Arc noemen.’
De Cock gleed met de pink van zijn rechterhand over de rug van zijn neus.
‘De bende van Jeanne d’Arc,’ herhaalde hij traag, nadenkend. ‘Na de mislukte overval op die supermarkt in Wageningen is er veel gebeurd. De bende is aardig uitgedund. Leidster Jeanne van Ark werd vermoord en hetzelfde lot onderging Benny Lefeberus.’
De grijze speurder zweeg even.
‘Wie zijn er buiten Johnny van Maasdam en die mysterieuze Joost nog van de bende over?’
Richard de Boer trok zijn schouders op. ‘Dat weet ik niet.’
De Cock boog zich iets naar hem toe. ‘Waren Johnny van Maasdam en die geheimzinnige Joost al lid van de bende tijdens die overval op de supermarkt in Wageningen?’
Richard de Boer maakte een gebaar van ergernis. ‘Daar wil ik niets over zeggen,’ antwoordde hij geprikkeld. ‘Jeanne van Ark is voor die overval opgepakt en veroordeeld. De overige daders zijn nooit bekend geworden. Dat behoort zo te blijven. U kunt daarover van mij geen nadere inlichtingen verwachten.’
De Cock keek hem onderzoekend aan. ‘Waarom niet?’ riep hij verontwaardigd. ‘Volgens mij weet u van de bende van Jeanne d’Arc veel meer dan een paar luttele zijdelingse informaties via uw vriend Benny Lefeberus.’
Richard de Boer maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Ik wilde van het misdadige gedrag van mijn vriend Benny niets weten. Het was een facet van zijn karakter dat ik negeerde.’
De Cock schudde afkeurend zijn hoofd. ‘Onzin. Ik heb mijn hele leven contact gehad met jongens van de vlakte. Ze doen niets liever dan over hun activiteiten praten. Benny Lefeberus maakte daarop geen uitzondering.’
De oude rechercheur boog zich nog dichter naar hem toe. ‘Wat heeft het voor zin om verstoppertje met mij te spelen?’ vroeg hij gelaten. ‘Johnny van Dikke Neel droomt al jaren van een overval op een goudtransport op Schiphol. Vermoedelijk heeft hij in penozekringen voor die stunt nog nooit de juiste mensen kunnen vinden… tot hij aan de bende van Jeanne d’Arc dacht.’