De Cock knikte. ‘Je hebt gelijk,’ reageerde hij knorrig. ‘Maar wie luistert er naar de mening van een simpele politieman… al heeft hij nog zoveel ervaring?’
Vledder schudde mistroostig zijn hoofd. ‘Niemand.’
‘Precies. Dat is de moeilijkheid. De korpsleiding moet ook niet mij, maar een politicus voor een klas van aankomende rechercheurs zetten. Laat zo’n salonridder aan die jongelui uitleggen waarom de criminaliteit stijgt en de verloedering toeneemt.’
‘Kan hij dat uitleggen?’
De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Absoluut. Een politicus heeft voor alles een verklaring.’
Vledder keek hem van terzijde aan. ‘Waarom ben jij nooit in de politiek gegaan?’ vroeg hij snuivend. ‘Ik had op je gestemd.’
De Cock gromde. ‘Ik wil de mensen recht in hun ogen kunnen blijven kijken.’
Vledder gniffelde. ‘Ben je daarom rechercheur geworden?’
De Cock antwoordde niet. Hij wilde van het nare onderwerp af. De oude rechercheur drukte zich iets omhoog.
‘Kon je die moord op de Achterburgwal niet zonder mij afwikkelen?’
Vledder staarde voor zich uit naar de file bij de opgang naar de rondweg. ‘Dat was ik van plan,’ antwoordde hij effen.
‘En?’
‘Ik dacht aanvankelijk aan een eenvoudige wurgmoord op een prostituee, zoals wij die in het verleden vaker zijn tegengekomen.’
‘Wat bracht je op andere gedachten?’
‘Een panty.’
De Cock trok zijn neus iets op. ‘Een wat?’
‘Een panty.’
‘Wat is een panty?’
Vledder lachte. ‘Een dunne nylon maillot, zoals vrouwen die plegen te dragen.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht. ‘Een dunne maillot? Ik dacht dat moderne vrouwen nylonkousen droegen.’
Vledder schudde zijn hoofd en keek hem met een meelijwekkend lachje aan. ‘Die Stephan van den Berg bij jou in de klas heeft gelijk… maatschappelijke ontwikkelingen trekken inderdaad ongemerkt aan je voorbij.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Welke maatschappelijke ontwikkelingen?’ vroeg hij onzeker.
De jonge rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Vrouwen van tegenwoordig dragen geen nylons meer. Nylonkousen zijn out.’
‘Panty’s.’
‘Precies.’
De Cock grijnsde. ‘En zo’n panty bracht jou ertoe om mij in de zaak te betrekken?’ vroeg hij ongelovig.
Vledder knikte. ‘Die jonge vrouw is met een panty gewurgd,’ sprak hij ernstig. ‘Het nylon zit strak om haar hals gespannen. De insnoeringen zijn duidelijk zichtbaar.’
‘Verder?’
‘Gezien de plaats delict… een vunzig kamertje in het oude hoerenpandje van Manke Greet aan de Achterburgwal… nam ik vrijwel onmiddellijk aan dat het slachtoffer een jonge prostituee was, die tijdens de uitoefening van haar beroep was gesneuveld.’
De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘Ik vind,’ sprak hij hoofdschuddend, ‘gesneuveld in dit verband geen gelukkige woordkeus.’
Vledder snoof. ‘…werd vermoord,’ verbeterde hij kribbig.
De Cock knikte goedkeurend. ‘Beter.’
De jonge rechercheur verbeet zijn ergernis. ‘Maar een panty,’ legde hij geduldig uit, ‘is voor een prostituee geen geschikt kledingstuk. Zo’n panty is lastig om bij elke klant aan en uit te doen. Daarom dragen de meeste prostituees geen panty’s maar ouderwetse nylonkousen… al dan niet opgehouden door opwindende jarretelles aan een gordeltje.’
De Cock gniffelde. ‘Dus toch nylons.’
Vledder zuchtte omstandig. ‘Alleen in het wereldje van de… eh, de ondeugende vrouwen.’
De Cock keek hem bewonderend aan. ‘Je bent goed op de hoogte,’ sprak hij met een zweem van achterdocht.
Vledder knikte. ‘Ik ben deskundig voorgelicht,’ reageerde hij gelaten.
De Cock draaide zich half naar hem toe. ‘Die panty,’ sprak hij samenvattend, ‘bracht jou op de gedachte dat het slachtoffer… ondanks de plaats delict… wel eens geen prostituee kon zijn.’
‘Precies.’
‘Knap.’
Vledder bloosde bij de lof.
‘Mijn eerste indruk was,’ ging hij verder, ‘dat het slachtoffer met haar eigen panty was gewurgd… dat lag ook het meest voor de hand… maar tot mijn verbazing vond ik, keurig gedrapeerd over de leuning van een stoel in haar kamertje, een hemdje, een blouse, een rok, een slipje en… een panty.’
De jonge rechercheur keek De Cock van terzijde aan.
‘Conclusie?’
De grijze speurder knikte traag voor zich uit. ‘De moordenaar bracht zijn eigen panty mee.’
De Cock liet zijn blik speurend door het interieur dwalen. Met uitzondering van het naakte lijk op het bankbed tegen de muur, vormde de kleine ruimte het gebruikelijke decor van een peeskamertje[1] van een prostituee. Voor het raam een stoel op een kleine verhoging, een smal fonteintje met een spiegel bij de deur en in de hoek een gedeukte pedaalemmer voor de gebruikte condooms.
De oude rechercheur deed een stap opzij en drukte met zijn voet op het pedaal. De emmer was leeg. Hij pakte zijn zaklantaarn en bukte zich diep voorover. De krant op de bodem van de emmer, zo las hij, was van drie dagen terug.
Hij kwam weer overeind, sjokte naar de bedbank en boog zich over het lijk. Ze lag op haar rug. Een lichtgrijze panty zat als een knoedel om haar nek. Haar groene, wijd opengesperde ogen, in angst verstard, staarden naar het plafond.
Vledder had gelijk. De wurgende insnoeringen van het nylon aan de hals waren inderdaad duidelijk zichtbaar. Peinzend keek hij in het gelaat van de dode. Al na enkele seconden ontweek hij de ogen. De angst die zij uitstraalden, maakte hem onrustig. Hij bekeek de rouge op haar wangen. De overdadige make-up kon haar wasbleke huid niet maskeren.
Zijn blik gleed langs haar slappe borsten omlaag en bleef even rusten bij haar welgevormde benen. Daarna richtte hij zijn aandacht weer op haar gezicht. Er was iets wat hem hinderde. Haar lange diepzwarte haren hadden een onnatuurlijke glans.
Hij keek op naar Vledder. ‘Heb je de meute[2] gewaarschuwd?’
De jonge rechercheur knikte. ‘Niet direct. Eerst nadat ik had besloten om jou erbij te halen.’
De Cock gebaarde naar de dode op het bankbed. ‘Hoe oud schat je haar?’
‘Rond de dertig.’
‘Weet je al wie zij is?’
De jonge rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Daar ben ik nog niet achter. Ik heb nergens papieren van haar gevonden.’
‘Wat zegt Manke Greet?’
Vledder grijnsde. ‘Die woont al meer dan een half jaar op een boerderij in de buurt van Tuitjenhorn. Zeer landelijk. Ze verzorgt daar een paar schaapjes en een kreupele geit… met liefdevolle aandacht.’
De Cock beluisterde de toon. ‘Je bedoelt,’ sprak hij gnuivend, ‘met meer liefde en aandacht dan waarmee ze hier op de Wallen ooit haar eigen hoeren verzorgde?’
‘Precies.’
‘Van wie is dit pandje nu?’
‘Nog steeds van Manke Greet. Ze geeft dat melkkoetje niet op. Een paar maal in de week stuurt ze een mannetje om de huur op te halen.’
‘Een vaste huur?’
Vledder knikte. ‘Ongeacht wat zo’n hoertje heeft verdiend. Als het slecht weer is en de klandizie stokt, moet ze geld meebrengen.’
De Cock liep op hem toe. ‘Hoe kom je aan al die wijsheid?’
Vledder maakte een hoofdbeweging. ‘Van Blonde Annie… een lief klein hoertje, een paar pandjes verder op de gracht.’ De jonge rechercheur gebaarde naar het lijk. ‘Zij heeft haar ook gevonden.’ Hij blikte even op zijn horloge. ‘Een goed uurtje geleden. Volgens Blonde Annie was zij de enige op de gracht die wel eens een praatje met haar maakte. Voor de rest bemoeide zij zich met niemand.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘En Blonde Annie weet niet wie zij is?’
2
Spottende uitdrukking voor de groep mensen die bij de behandeling van een moord nodig is.