Выбрать главу

De Cock blikte rond. Aan het interieur was niets veranderd. De gedeukte pedaalemmer stond in de hoek en over het bankbed aan de muur lag nog dezelfde plaid in luipaardmotief, waarop enkele uren geleden het naakte lijk van Jeanne van Ark was aantroffen. Prostitutie, zo wist hij, was een branche zonder sentimenten.

De jonge vrouw kwam uit haar stoel en keek de beide mannen verwonderd aan.

De oude rechercheur maakte een stramme buiging en lichtte beleefd zijn hoedje. ‘Mijn naam is De Cock met… eh…’

De jonge vrouw onderbrak hem ruw. ‘…met ceeooceekaa… dat is mij bekend. Jullie zijn van de Kit.’

Vledder gniffelde. ‘Je zult die onhebbelijkheid om je naam te spellen moeten afleren.’

De grijze speurder negeerde de opmerking. Hij schonk de jonge vrouw zijn beminnelijkste glimlach. ‘En wie bent u?’

‘Jansje… Jansje Meijer.’

‘Al lang in de business?’

‘Een eeuwigheid.’

De Cock wees naar het bankbed. ‘Weet u wat hier is gebeurd?’

Jansje Meijer grijnsde. ‘Natuurlijk weet ik wat hier is gebeurd,’ antwoordde ze snauwend. ‘Ze hebben haar gemold.’ Ze zweeg even, trok haar hoofd in haar nek. ‘En daar zal ze het wel naar hebben gemaakt.’

De Cock gebaarde in haar richting. ‘Reden om die gedachte te koesteren?’

‘Genoeg.’

‘U kende haar?’

Jansje Meijer knikte. ‘Volgens Blonde Annie op de gracht liet ze zich Lucille noemen.’ Ze snoof even. ‘Lucille… larie. Ze heette Sjaan… Sjaan van Ark. Ik kende haar nog uit de tijd dat ze met een stel jongens en meiden Amsterdam-West op stelten zette. Een kapsonesgriet.[5] Altijd veel drukte aan haar kont.’

De Cock beluisterde de toon waarop ze sprak.

‘U… eh, u mocht haar niet?’

Jansje Meijer wenkte naar de stoel bij het raam.

‘Dit is een goed stekkie. Daar zit mazzel op.’ Ze schonk hem een wrange grijns. ‘Nog… hoop ik. Manke Greet had mij dit raam beloofd… maanden geleden… maar Sjaan bood een hogere huur. Pure broodroof. Ze deed er niets mee.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘U bedoelt dat Jeanne van Ark dit kamertje niet voor de prostitutie gebruikte?’

‘Precies.’

De Cock keek haar verwonderd aan. ‘Wat deed ze hier dan?’

‘Het was haar hoofdkwartier.’

De Cock veinsde ongeloof. ‘Hoofdkwartier?’

Jansje Meijer knikte nadrukkelijk. ‘Hier ontving ze de gozertjes met wie ze op roof ging. Hier werden hun plannetjes uitgedokterd.’

De Cock streek met zijn hand langs zijn kin. ‘Hoe… eh, hoe komt u aan die… eh, die wetenschap. Hebt u wel eens een bijeenkomst van haar in dit kamertje bijgewoond?’

Jansje Meijer zwaaide afwerend. ‘Natuurlijk niet,’ reageerde ze fel. ‘Maar sinds ze mijn raam had ingepikt, ben ik een beetje op haar gaan letten. Ik zag dat ze gewone hoerenmannetjes afwees, maar wel oude gabbers van haar uit Amsterdam-West binnenliet. Dat zei mij genoeg.’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin. ‘Gabbers… wat voor gabbers?’

Jansje Meijer keek hem wantrouwend aan. ‘Ik ben geen versliecheraarster, meneer De Cock,’ sprak ze hoofdschuddend. ‘Je zoekt het maar uit. Ze zeggen dat jij daar goed in bent.’

De Cock spreidde zijn beide handen. ‘Er zijn in ons land overvallen gepleegd,’ verzuchtte hij. ‘Overvallen waarbij Sjaan was betrokken… Sjaan en anderen. Overvallen, waarbij mensen werden gedood. Onschuldige mensen. Waarom zou je mij niet een handje helpen om de daders te vinden?’

Jansje Meijer schudde haar hoofd.

‘Zo ver gaat mijn liefde voor de prinsemarij niet.’

De Cock ademde diep.

‘Jammer.’

Het gezicht van Jansje Meijer betrok. Ze stapte dichter op De Cock toe en tikte met haar kromme wijsvinger op de revers van zijn natte regenjas.

‘In die gerechtigheid van jou geloven de mensen niet meer. Dat is geweest. Het wordt tijd voor jou dat je met pensioen gaat. Gerechtigheid komt tegenwoordig toch wel… zonder jou. Sjaan heeft in haar leven alles gedaan wat God verboden heeft… geroofd, gemoord, mensen bedrogen. Op zekere dag kom je jezelf tegen… dat kan niet uitblijven… een mes tussen je ribben… een kogel in je kop… een strop om je nek.’

De Cock beet op zijn onderlip. Een verdere discussie leek hem zinloos. Terwijl hij zich half omdraaide, knikte hij voor zich uit.

‘Ik geloof dat je gelijk hebt,’ sprak hij zacht. ‘Jeanne is zichzelf tegengekomen.’

Met een milde grijns om zijn lippen stapte De Cock de volgende morgen op het Stationsplein uit de tram. Een intense nachtrust had zijn geest verkwikt, naargeestige gedachten verdreven en de kilte uit zijn botten verjaagd. Het ontdekken van een vroege zakkenroller op het plein kon het goede humeur van de oude rechercheur niet verstoren.

Na een reeks sombere regendagen scheen er een vriendelijk koesterend zonnetje. Een zwoele bries had de grauwe molton deken van de stad getrokken. De vlaggen op de steigers van de rondvaartboten wapperden weer vrolijk in een strakblauwe lucht.

Met zijn hoed nonchalant achter op zijn hoofd, de handen diep in de zakken van zijn regenjas gestoken, slenterde De Cock vanaf het Stationsplein over het brede trottoir van het Damrak. Hij blikte geïnteresseerd om zich heen. Het aantal meisjes en vrouwen dat zijn oog streelde, leek verdubbeld. Ze hadden hun verhullende regenkleding weer verruild voor luchtige modieuze toiletjes, waarin hun sierlijke rondingen niet langer aan het oog werden onttrokken.

In zo’n vriendelijk, zonovergoten straatbeeld leek misdaad zo ver weg… bijna onwerkelijk. De dode vrouw met haar zwarte pruik op een bankbed in een bedompt peeskamertje kwam terug in zijn gedachten. Hij had vanaf het moment dat hij haar zag liggen met die verknoedelde panty om haar nek, het vreemde gevoel dat deze moord een extra dimensie had… dat motieven een rol speelden die hij in zijn lange loopbaan als speurder nooit eerder had ontmoet.

Nog in gedachten stak hij bij de Oudebrugsteeg de rijbaan van het Damrak over. Het gerinkel van een aanstormende tram deed hem even verstijven. In een komische draf bereikte hij de overkant. Daar bleef hij even staan, bracht zijn hijgende ademhaling weer op peil en slenterde naar de Warmoesstraat.

Vrolijk grinnikend stapte hij de grote recherchekamer binnen en zeilde zijn hoedje missend naar een haak van de kapstok. Hij deed zijn oude regenjas uit en raapte zijn hoedje op. Daarna slofte hij naar zijn bureau.

Vledder liet zijn rappe vingers op de toetsen van zijn elektronische schrijfmachine rusten en keek omhoog.

‘Weet je hoe laat het is?’

‘Bij tienen.’

‘Heb jij variabele werktijden?’

De oude rechercheur keek hem niet-begrijpend aan.

‘Wat zijn dat voor tijden?’

Vledder antwoordde niet. Hij wees voor zich uit.

‘Commissaris Buitendam vroeg al een halfuurtje geleden naar je.’

‘Wat wilde hij?’

Vledder trok zijn schouders op.

‘Dat weet ik niet. Je mag niet weg.’

‘Niet weg?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Je moet om tien uur bij hem op zijn kamer zijn.’

De Cock schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. ‘Dan heb ik nog even de tijd.’ Hij ging achter zijn bureau zitten en blikte naar Vledder. ‘Heb je al een strijdplan?’

De jonge rechercheur schoof zijn schrijfmachine van zich af. ‘Voor de moord op Jeanne van Ark?’

De Cock veinsde verwarring. ‘Hebben we nog een andere moord onder handen?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Gelukkig niet. Maar de moord op Jeanne van Ark is zo goed als opgelost. We behoeven de dader alleen maar even op te halen.’

De Cock keek hem ongelovig aan.

‘Dat heb jij gedaan… zomaar in je eentje?’

Vledder knikte.

вернуться

5

Hoogmoedig, kale kak. Van het jiddische gawsones.