Выбрать главу

‘Hebt u hem wel eens zo gekleed gezien?’

‘In zo’n malle maillot?’

De Cock knikte. ‘Dat bedoel ik.’

Christiaan Cornelissen schudde zijn hoofd. ‘Nooit. Ik wist niet eens dat hij zo’n ding bezat.’

De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘Had uw oom een kwaal… een ziekte?’

Christiaan Cornelissen knikte. ‘Hij had een zwak hart… was al jaren onder behandeling van een specialist… Sietse Schuringa.’

6

De Cock wreef met zijn pink over de rug van zijn neus.

‘Sietse Schuringa,’ herhaalde hij, ‘een hartspecialist met meer dan landelijke bekendheid.’ De oude rechercheur keek de jongeman voor hem vragend aan. ‘Bent u ooit met uw oom mee geweest… ik bedoel, hebt u die dokter Schuringa wel eens ontmoet?’

Christiaan Cornelisse knikte vaag.

‘Ik bracht oom Christiaan wel eens met mijn auto naar de praktijk van dokter Schuringa aan de Churchilllaan. Ik heb hem een keer de hand mogen schudden… een lange, statige, wat stugge heer.’ Er gleed een glimlach over het gezicht van de jongeman. ‘Hij heeft een hele mooie assistente… Monique. Ik heb wel eens geprobeerd om een afspraakje met haar te maken.’

‘En?’

Christiaan Cornelissen schudde zijn hoofd.

‘Het lukte niet,’ antwoordde hij grinnikend. ‘Ik kreeg van haar dezelfde belangstelling als mijn oom van haar kreeg… als patiënt.’

‘Schreef die dokter Schuringa aan uw oom ook medicijnen voor?’

Christiaan Cornelissen knikte nadrukkelijk. Hij wees voor zich uit naar een zwartgeblakerde balk aan de frontzijde van de grote dominerende schouw. ‘Daar had oom Christiaan ze altijd liggen… al jaren… binnen handbereik.’

De Cock slenterde naar de schouw, nam van de balk een rechthoekig doosje en liet dat aan de jongeman zien.

‘Zijn dat zijn medicijnen?’

Christiaan Cornelissen maakte een verontschuldigend gebaartje. ‘Volgens mij wel. Ik was uiteraard niet zo erg geïnteresseerd in hetgeen oom Christiaan als hartpatiënt slikte. Ik weet ook niet hoe vaak en hoeveel van die medicijnen hij dagelijks moest innemen. Maar dat zal wel op het doosje staan.’ De jongeman spreidde zijn handen. ‘Maar of mijn oom zich precies aan doktersvoorschriften hield… daarover heb ik toch mijn twijfels.’

De grijze speurder wierp een vluchtige blik op het doosje, stak het daarna in een steekzak van zijn regenjas.

‘Waarom wilde u uw oom juist nu bezoeken?’

Christaan Cornelisse trok zijn schouders op.

‘Ik was naar een voorstelling geweest in de Stadsschouwburg en dacht na afloop… ik drink nog een afzakkertje bij oom Christiaan. Dat deed ik wel vaker. Oom Christiaan was een gezellig mens… modern voor zijn leeftijd.’

De Cock knikte.

‘U kwam aan de deur. En toen?’

‘Ik belde aan, maar oom reageerde niet. Dat vond ik vreemd. Volgens mij moest hij thuis zijn. Er brandde licht in zijn kamer. Ik voelde aan de deur. Die was op slot. Lang geleden heb ik van oom Christiaan een sleutel van zijn huis gekregen… voor als hij er niet was en ik zijn planten moest verzorgen.’

‘Die sleutel hebt u gebruikt?’

‘Ja.’

De Cock gebaarde naar de dode op de vloer.

‘En toen vond u uw oom, zoals hij daar nu ligt?’

‘Inderdaad.’

‘Waarom belde u de politie?’

Christiaan Cornelissen glimlachte.

‘Het was mijn eerste reactie.’

De Cock knikte begrijpend. Hij wuifde om zich heen.

‘Was uw oom een rijk man?’

Christiaan Cornelissen tuitte zijn lippen.

‘Redelijk gefortuneerd, ja.’

‘Op de naamplaat buiten bij de deur staat taxateur. Oefende uw oom dat beroep nog uit?’

Christiaan Cornelissen schudde zijn hoofd.

‘Daar deed hij vrijwel niets meer aan,’ antwoordde hij achteloos. ‘Hij had alleen nog maar oog voor zijn kunstverzameling.’

De Cock keek hem verrast aan.

‘Kunstverzameling?’ vroeg hij geïnteresseerd.

Christiaan Cornelissen knikte.

‘Oom Christiaan heeft een uitgebreide kunstverzameling. In hoofdzaak werk van Marc Chagall.’

Het gezicht van De Cock betrok. De oude rechercheur stak zijn beide handen verontschuldigend naar voren.

‘Ik ben een simpele politieman… geen kunstkenner. Wie is of was Marc Chagall?’

Christiaan Cornelissen glimlachte.

‘Marc Chagall, geboren op 7 juli 1887, was een Frans schilder, beeldhouwer, glazenier, lithograaf, etser, keramisch kunstenaar en dichter.’

De grijze speurder toonde bewondering.

‘Een veelzijdig mens.’

Christiaan Cornelissen knikte instemmend.

‘Zeker,’ reageerde hij enthousiast. ‘En creatief tot op hoge leeftijd. Hij is vrij oud geworden. Ik dacht ver over de tachtig. Marc Chagall was van joods-Russische origine, zoon van een eenvoudige koopmansbediende. Hij was een bewogen kunstenaar, die zich steeds nieuwe technieken eigen maakte en verrassende werken schiep. Zijn kunstuitingen zijn nu in de gehele wereld te bewonderen. Ook in het Stedelijk Museum van Amsterdam en in Eindhoven in het Van Abbe Museum is werk van hem tentoongesteld.’

‘U bent goed op de hoogte.’

Christiaan Cornelissen trok een grijns.

‘Oom Christiaan raakte nooit over hem uitgepraat.’

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Verzamelde uw oom al die veelzijdige kunstuitingen van die Marc Chagall?’ vroeg hij ongelovig.

Christiaan Cornelissen schudde zijn hoofd.

‘Hoofdzakelijk zijn schilderijen. Oom Christiaan was al vele jaren geleden een groot bewonderaar van het werk van Marc Chagall… in zijn beginperiode… toen de kunstenaar nog niet zo beroemd was. Hij heeft in het verleden vaak voor nog redelijke bedragen fraaie schilderijen van Marc Chagall gekocht… schilderijen, die inmiddels een vermogen waard zijn.’

‘Hoe hoog schat u de waarde van de kunstverzameling van uw oom?’

Christiaan Cornelissen tuitte zijn lippen.

‘Twee miljoen.’

De Cock reageerde geschrokken.

‘Waar bewaarde oom zijn kunstschatten?’

Christiaan Cornelissen zwaaide om zich heen.

‘Hier in dit huis. Ziet u maar, in deze kamer hangen schilderijen van Marc Chagall… verder in tal van andere vertrekken.’

De Cock strekte zijn wijsvinger naar de jongeman uit.

‘En al die kunstschatten erft u?’

Christiaan Cornelissen knikte traag.

‘Oom Christiaan heeft altijd beweerd,’ antwoordde hij voorzichtig, ‘dat hij ten gunste van mij een testament zou laten opmaken. Ik geloof dat dat inderdaad is gebeurd.’

‘U kent de omvang van de kunstverzameling van uw oom Christiaan?’

‘Zeker.’

De Cock gebaarde om zich heen.

‘Zou u… voordat wij hier weggaan… willen nagaan of die verzameling nog compleet is?’

Christiaan Cornelissen knikte gedwee.

‘Dat wil ik. Zeker. Ik weet precies waar oom Christiaan zijn geliefde schilderijen heeft hangen.’ De blik van de jongeman ging spiedend rond. ‘Hier in deze kamer is niets veranderd… alles is zoals het was.’ Hij keek naar de oude rechercheur op. ‘Mag ik de andere vertrekken zien?’

De grijze speurder knikte.

Toen de jongeman de kamer had verlaten, keek De Cock naar de broeders van de Geneeskundige Dienst. Ze toonden duidelijke tekenen van onrust. Het duurde hen blijkbaar veel te lang voor ze toestemming kregen om het lijk af te voeren.

De Cock wenkte hen naderbij. Zichtbaar opgelucht liepen ze haastig toe, sloegen de canvasflappen terug en tilden het lijk van Christiaan Cornelissen op de brancard. Daarna drapeerden zij een laken over de dode, klapten het canvas terug en sjorden de riemen vast.

De oudste broeder keek naar de grijze speurder op.

‘Waar moet hij heen?’