De Cock keek haar na toen ze heupwiegend het vertrek verliet. Neef Christiaan had gelijk, vond hij, Monique van Montfoort was een welgevormde, imponerende schoonheid. Haar lange golvende haren dansten glanzend op haar rug. Ze hadden de zachte warme kleur van ongepelde hazelnoten.
Monique van Montfoort kwam terug en zette twee stoelen neer. ‘Over welke patiënten gaat het?’ vroeg ze vriendelijk.
De Cock lette op haar reacties.
‘Zadok van Zoelen en Christiaan Cornelissen.’
Monique van Montfoort reageerde verrast.
‘De heer Van Zoelen is dood… vorige week gestorven.’
De Cock trok zijn gezicht strak.
‘De heer Cornelissen is ook dood.’
Monique van Montfoort keek hem met haar grote bruine ogen verschrikt aan. ‘Is… is de heer Cornelissen gestorven?’ stamelde ze.
De Cock knikte.
‘Gisteren… hartverlamming.’
Ze sloeg haar rechterhand voor haar mond. ‘Wat vind ik dat erg. De heer Cornelissen was zo’n aardige man.’
‘U hebt hem goed gekend?’
Monique van Montfoort maakte een schouderbeweging.
‘De heer Cornelissen was een patiënt van dokter Schuringa… al vele jaren. Een gezellige man… maakte graag een praatje. Hier met mij in dit kamertje. Dan pakte ik een stoel voor hem. Soms kwam zijn neef mee en dan babbelden we wat over zijn kunstverzameling… hij was bezeten van een of andere Franse schilder.’
‘Marc Chagall.’
In de ogen van Monique van Montfoort kwam een glimp van herkenning. ‘Ja, Marc Chagall.’
De Cock tastte in een steekzak van zijn regenjas en diepte daaruit een doosje met medicijnen op. Hij reikte het haar aan. ‘Deze medicijnen heb ik bij de heer Cornelissen thuis gevonden.’
Monique van Montfoort bekeek het doosje en knikte.
‘Pulvis foliae digitalis.’
De Cock trok zijn neus op.
‘Wat?’
Monique van Montfoort lachte.
‘Vrijwel alle hartpatiënten krijgen digitalispreparaten voorgeschreven. Het bewerkstelligt een verhoging van het prestatievermogen en een betere doorbloeding van de hartspier. Om een aanval van angina pectoris op te heffen worden nitrieten gegeven. Ik ben er haast van overtuigd dat de heer Cornelissen ook nitroglycerinetabletten had.’
‘Verwachtte u zijn dood?’
Monique van Montfoort vouwde haar handen.
‘Dat is moeilijk te zeggen. Er zijn mensen, die met een zwak hart toch heel oud worden.’
De Cock wreef met zijn pink over de rug van zijn neus.
‘Die… eh, die heer Van Zoelen… had die ook een kunstverzameling?’ vroeg hij achteloos.
Monique van Montfoort maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Dat weet ik niet. Met die heer Van Zoelen had ik niet zo veel contact. Hij was een wat stugge man, die geen enkele…’
Ze stokte plotseling. De deur van het vertrek ging iets open en het ronde hoofd van een man met donker haar werd zichtbaar. ‘O,’ zei de man geschrokken, ‘ik wist niet dat je bezoek had.’
Monique van Montfoort kwam lachend overeind.
‘Kom erin,’ riep ze vrolijk. ‘Dit zijn twee heren van de recherche.’
De man stapte aarzelend binnen. De Cock nam hem snel in zich op. De oude rechercheur schatte hem op begin veertig. Hij was goed gekleed in een stemmig kostuum. Zijn donkere haren werden al grijs aan de slapen. Monique van Montfoort pakte hem bij een arm en stelde hem aan de rechercheurs voor.
‘Jurgen… Jurgen Jaarsveld,’ kweelde ze opgewekt. ‘Een goede vriend van mij.’ Ze blikte op haar polshorloge. ‘We hadden afgesproken dat wij samen ergens zouden gaan eten.’
Vledder en De Cock stonden op en drukten de hen toegestoken hand. De oude rechercheur keek de man peinzend aan.
‘Jurgen Jaarsveld,’ sprak hij bedachtzaam, ‘die naam komt mij bekend voor. Ik heb hem beslist wel eens ergens gelezen.’
De man lachte en toonde een rij sterke tanden. ‘Hopelijk niet in het politieblad,’ reageerde hij gniffelend. Toen verdween de lach van zijn gezicht. ‘Ik ben journalist,’ sprak hij ernstig, ‘freelance… mogelijk hebt u wel eens een artikel van mij onder ogen gehad.’
De Cock spreidde zijn handen in onschuld.
‘Ik weet het niet meer.’ Hij pakte zijn oude hoedje van de vloer en kwam weer overeind. ‘We zullen niet langer storen.’ Hij wendde zich tot Monique van Montfoort. ‘Jammer dat we dokter Schuringa hier niet hebben getroffen. Ik had hem graag ontmoet. Is hij naar een of ander congres?’
Monique van Montfoort schudde haar hoofd.
‘Dokter Schuringa is vanmorgen naar Londen gevlogen.’
‘Londen?’
Monique van Montfoort glimlachte.
‘Naar het beroemde veilinghuis Sotheby. Daar wordt de komende dagen een unieke verzameling antiek zilver geveild.’
De Cock keek haar verward aan.
‘Antiek zilver?’ De grijze speurder kon de verbazing in zijn stem niet geheel wegdrukken. ‘Verzamelt dokter Sietse Schuringa antiek zilver?’
Monique van Montfoort knikte heftig.
‘Fanatiek… hij doet er een moord voor.’
8
Ze reden met de Golf van hun parkeerplaatsje in de Jekerstraat weg en stonden op de Vrijheidslaan al in een file.
De Cock schoof de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. Het was, zo zag hij, bijna zes uur. De oude rechercheur richtte zich iets op en keek naar de onafzienbare rij auto’s.
‘Bezit uw ziel in lijdzaamheid,’ bromde hij. ‘Het staat zo vast als een huis.’
Vledder knikte.
‘Het is de Berlagebrug over de Amstel en verderop het Prins Bernhardplein. Avondspits. Iedereen wil zo gauw mogelijk de stad uit. En eerlijk gezegd… ik kan ze geen ongelijk geven.’
De Cock blikte opzij.
‘Ken je geen sluipweggetje om naar de Kit te komen?’
Vledder grinnikte.
‘Amsterdam kent geen sluipweggetjes meer.’ De jonge rechercheur wees naar een wielrijder, die zich slingerend tussen de auto’s door een weg vond. ‘Je zult weer op de fiets moeten.’
‘Die jatten ze van je.’
Vledder grijnsde.
‘Daar moet je helemaal niet moeilijk over doen… dan jat je er gewoon eentje terug.’
De Cock keek zijn jonge collega geschrokken aan.
‘Denk jij er zo over?’
Vledder trok zijn schouders op.
‘De ene helft van de Amsterdammers,’ reageerde hij gelaten, ‘rijdt op een fiets die van de andere helft is gestolen.’
De Cock liet zich onderuitzakken.
‘Ik heb als rechercheur nog een tijd gekend,’ gromde hij, ‘dat elke fietsendief onmiddellijk voor de officier van justitie werd geleid… die dan zichtbaar vertoornd een vol jaar gevangenisstraf eiste… een eis, die door de rechter volledig werd ingewilligd onder het credo: een fiets is het vervoermiddel van de arme man, daar moet je met je handen vanaf blijven.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Het is niet te geloven.’
De Cock knikte traag.
‘En dat is nog niet eens zo lang geleden,’ sprak hij bezorgd. ‘Soms zou je wensen, dat er nog zulke rechters waren.’
De jonge rechercheur grinnikte vreugdeloos.
‘Al waren die er… zulke straffen voor een dergelijk vergrijp zijn eenvoudig onmogelijk geworden.’ Hij gebaarde heftig. ‘Dat kan nu niet meer. Absoluut niet. We leven in een andere tijd. Zelfs al zou men overal in het land dependances van de Bijlmerbajes bouwen… er zou toch geen plek zijn om alle gevangenen onder te brengen.’
De Cock reageerde niet. Hij voelde weinig voor een verhitte discussie over de huidige hanteerbaarheid van het strafrecht.
Zijn gedachten dwaalden af naar de zaak die hem bezighield… naar Monique van Montfoort, de knappe, verleidelijke assistente van Sietse Schuringa, een hartspecialist met meer dan landelijke bekendheid… en een fanatiek verzamelaar van antiek zilver.