Выбрать главу

De dactyloscoop trok een ernstig gezicht.

‘Denk je dat die man is vermoord?’

De Cock schoof zijn onderlip vooruit.

‘Daar zijn geen aanwijzingen voor,’ antwoordde hij licht geprikkeld. ‘De doodsoorzaak is steeds hartverlamming… een hele gewone, uiterst degelijke natuurlijke dood. De vorige keer heb ik tot ongenoegen van alles en iedereen zelfs een gerechtelijke sectie laten verrichten.’

‘En?’

De Cock trok een grimas.

‘Niets, totaal niets. Geen enkele aanwijzing voor een gewelddadige dood.’

Ben Kreuger knikte begrijpend.

‘Wat verwacht je van mij?’

De Cock wuifde om zich heen.

‘Vreemde greepjes. Vingerafdrukken van mensen die hier niet regelmatig over de vloer komen.’

Ben Kreuger glimlachte beminnelijk.

‘Ik zal mijn best voor je doen.’

De Cock keek hem dankbaar aan.

‘Neem eerst even de vingerafdrukken van het lijk, dan kan ik dat laten afvoeren.’

Ben Kreuger knikte begrijpend. Hij schoof een kaartje in een halfronde metalen houder, smeerde een vingertop van de dode in en bracht — de houder draaiend — de afdruk op het kaartje over.

Nadat de dactyloscoop alle afdrukken van de dode had overgenomen en de vingers had gereinigd, wenkte De Cock de broeders van de Geneeskundige Dienst naderbij. In een snelle reeks routinehandelingen bonden zij de dode man op hun brancard en droegen hem weg.

De Cock keek hen na en vroeg zich af hoeveel lijken hij in zijn lange rechercheleven al op die manier had zien wegdragen. Daarna draaide hij zich om en liep naar Nanette van Noordeinde. Ze stond nog steeds met een bleek gezicht naast het kabinet tegen de muur geleund.

‘Droeg uw oom in huis vaak een maillot?’

Nanette van Noordeinde kwam iets van de muur vandaan en schudde haar hoofd. ‘Ik heb mijn oom nog nooit in een maillot gezien.’ Ze keek met haar lichtgroene ogen even spottend naar hem op. ‘Oom Nicolaas had er ook het figuur niet naar.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Kwam u dikwijls bij uw oom op bezoek?’

Nanette van Noordeinde maakte een vaag gebaar.

‘Niet dikwijls… maar toch wel een of twee maal in de maand.’

‘Kwamen er, buiten u, ook andere familieleden op bezoek?’

Nanette van Noordeinde knikte.

‘Mijn broer Nabor… Nabor van Noordeinde… een financieel expert. Hij is erg op oom Nicolaas gesteld. Hij behandelt ook zijn geldzaken.’

‘Hebt u hem al gewaarschuwd?’

‘Nee.’

‘U gaat dat wel doen?’

‘Zeker.’

‘Wilt u dan aan uw broer vragen of hij in de loop van de avond even bij mij aan de Warmoesstraat komt?’

Nanette van Noordeinde knikte weer.

‘Moet ik verder nog iets doen?’

De Cock ademde diep.

‘U kunt de toebereidselen tot de begrafenis beter aan uw broer overlaten,’ sprak hij vriendelijk. ‘Daar zijn financiën mee gemoeid.’

Nanette van Noordeinde spreidde haar beide handen.

‘Ik bedoel… iets doen inzake die verdwenen klokkenverzameling.’

De Cock gebaarde in haar richting.

‘Bestaat er een inventarisatie… een nauwkeurige beschrijving van de verdwenen voorwerpen?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Was de klokkenverzameling verzekerd?’

Nanette schonk hem een vermoeide glimlach.

‘Daar was oom Nicolaas mee bezig. Een familielid van een vroegere vriend van hem zou dat verzorgen.’

De Cock kneep zijn wenkbrauwen samen.

‘Hebt u in dit verband wel eens een naam horen noemen?’ vroeg hij voorzichtig.

Nanette van Noordeinde knikte.

‘Carry… Carry Cornelissen.’

13

De Cock keek de jonge vrouw geschrokken aan.

‘Carry Cornelissen zei u?’

‘Ja.’

De oude rechercheur kneep zijn stoppelige wenkbrauwen samen. ‘Hebt u,’ vroeg hij weifelend, ‘die… eh, die Carry Cornelissen wel eens ontmoet?’

Nanette van Noordeinde schudde haar hoofd.

‘Ongeveer een maand geleden vertelde oom Nicolaas mij, dat een expert hem had gezegd dat zijn kostbare klokkenverzameling veel te laag was verzekerd. Die expert… ene Carry Cornelissen… had de oude polis van mijn oom meegenomen om de totale som van de verzekering aanmerkelijk te verhogen.’ De jonge vrouw maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Dat is feitelijk alles wat ik weet. Oom Nicolaas zei dat hij wel vertrouwen in die Carry Cornelissen had. Hij kende hem nog van vroeger. Die Carry was een neef van een zeer goede, inmiddels overleden, vriend.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Heeft uw oom wel eens iets naders over die overleden vriend gezegd, bijvoorbeeld over de wijze waarop die was overleden?’

‘Nee.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Erft u de bezittingen van oom Nicolaas?’

Nanette van Noordeinde knikte nadrukkelijk.

‘Samen met mijn broer Nabor.’ Ze zweeg even en vervolgde aarzelend: ‘Althans, daar ga ik van uit. Oom Nicolaas heeft altijd beweerd dat wij beiden in zijn testament staan.’

De Cock keek haar schuins aan.

‘Weet uw broer Nabor van die kwestie van de verzekering voor de klokkenverzameling?’

‘Ik vermoed van wel.’

‘U hebt er niet met uw broer over gesproken?’

‘Ik heb er niet zoveel aandacht aan geschonken.’ Om haar mond gleed een glimlach. ‘Verzekeringen en dat soort zaken interesseren mij maar matig. Oom Nicolaas was een aardige man… jongste broer van mijn vader… buiten Nabor het enige familielid van mij dat nog in leven was. Daarom vond ik het een soort plicht om hem regelmatig te bezoeken. Gezellig, een babbeltje, een drankje… met zijn zaken bemoeide ik mij nooit. Dat van die verzekeringen kwam toevallig ter sprake, toen hij mij een pendule liet zien die hij een dag tevoren op een kunstveiling had gekocht.’

De Cock staarde nadenkend voor zich uit.

‘De klokkenverzameling van uw oom bestond toch niet uit louter pendules?’

‘Zeker niet,’ reageerde Nanette beslist. ‘Oom Nicolaas bezat van elk klokkentype wel een paar uitzonderlijke exemplaren: staande horloges, Engelse tafelklokken, Drentse stoelklokken, Friese staartklokken, consoleklokken, altaarklokken, en dan zijn prachtige verzameling pendules. Dat was werkelijk zijn trots.’

De Cock wreef over zijn kin.

‘In totaal dus een omvangrijke collectie.’

Nanette van Noordeinde knikte instemmend.

‘Absoluut… zeer omvangrijk. Oom Nicolaas heeft wel eens met het idee gespeeld om de gehele verzameling tentoon te stellen, maar heeft daar nooit een geschikte ruimte voor kunnen vinden.’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Om de verdwenen klokken te signaleren… op te nemen in het Opsporingsblad… zal ik toch over een beschrijving moeten beschikken.’

Nanette van Noordeinde blikte om zich heen.

‘Ik vermoed dat oom Nicolaas hier wel ergens een verzamellijst van zijn klokken heeft. En misschien heeft Nabor wel zo’n lijst. Ik zal hem vragen of hij u die vanavond brengt.’

De Cock strekte zijn wijsvinger naar haar uit.

‘Met het adres van die Carry Cornelissen.’

Nanette van Noordeinde glimlachte.

‘Geïnteresseerd?’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Hooglijk.’ De oude rechercheur zweeg even. ‘Hebt u hier, tijdens uw bezoeken, wel eens kennissen van uw oom Nicolaas ontmoet?’

Nanette van Noordeinde knikte.

‘Een oudere man… Froombosch heette hij.’ Er gleed een schaduw over haar gezicht. ‘Ik mocht hem niet. Ik vond hem een onsympathieke man. De interesse die hij in de klokkenverzameling van oom Nicolaas had, irriteerde mij bovenmate. Het was net of hij mijn oom die verzameling niet gunde… of hij die klokken graag aan zijn eigen bezit had toegevoegd.’

‘Jaloers?’