De Cock knikte traag.
‘De tarantella… een opwindende, meeslepende dans, waarbij de verleidelijk schone Monique van Montfoort de hartzieke mannen opzweepte, tot hun heildans eindigde in de dood… danse macabre.’
Mevrouw De Cock keek haar man met grote ogen aan.
‘Ongelooflijk,’ lispelde ze.
De grijze speurder reageerde niet. Hij schonk zich nog eens in en zuchtte. De lange uiteenzetting had hem wat vermoeid.
Vledder wenkte om aandacht.
‘Ik begrijp nu ook waarom Zadok van Zoelen aan zijn nicht Ellen schreef: denk vooral niet te gauw dat ik dood ben.’
De Cock nam een slok van zijn cognac.
‘Dat zei de oude Cornelissen ook tegen zijn neef Christiaan. Het had alles te maken met dat artikel, waarin werd gesuggereerd dat Sir Stephen Warwick-Benson in het Saint Patrick’s Hospital een hartpatiënt had gereanimeerd, die twee uur tevoren reeds klinisch dood was verklaard.’ De grijze speurder trok een brede grijns. ‘Ik geloof dat het tijd wordt dat ik boulevardbladen ga lezen.’
Het gesprek werd algemener en de drie dode mannen in hun mallotige maillots raakten wat op de achtergrond.
Nadat de gasten op een nog redelijk uur waren vertrokken, trok mevrouw De Cock een poef bij en ging recht voor haar man zitten.
‘Ik begrijp het niet goed,’ sprak ze zorgelijk, ‘die drie slachtoffers… die kunstverzamelaars… dat waren toch geen domme mannen?’
De grijze speurder schudde zijn hoofd.
‘Dat waren ze ook niet,’ antwoordde hij ernstig. ‘Integendeel. Maar het feit, dat de medische wereld nog steeds geen afdoende antwoorden heeft op de vraagstukken van kanker, aids, hartziekten, reuma, multiple sclerose en tal van andere aandoeningen, maakt de mensen wantrouwend tegenover de traditionele geneeskunde. Men zoekt naar alternatieven… en dat geeft charlatans een kans.’
18
Vledder keek nieuwsgierig toe hoe De Cock uit een lade van zijn bureau een zwart gelakt kistje nam met gaatjes in het deksel.
‘Wat ga je daarmee doen?’
De Cock grinnikte.
‘Wat traditiegetrouw iedere Amsterdammer doet met een exotisch dier… hij brengt het naar Artis.’
Vledder glimlachte.
‘De Tarantula apuliae,’ sprak hij neerbuigend, ‘een schorpioenspin… wat een humbug.’
De Cock keek naar hem op en schudde zijn hoofd.
‘Dat artikel van Jurgen Jaarsveld was journalistiek gezien best een goed staaltje van vakmanschap.’ De oude rechercheur tikte met zijn wijsvinger op het deksel van het kistje. ‘Deze Tarantula apuliae is genoemd naar de stad Tarente of Táranto. Je vindt haar aan de Golf van Tarente in de hiel van de Italiaanse laars. Wanneer men door deze schorpioenspin was gestoken, dan meende me dat men de gevolgen daarvan door een wilde dans kon afwenden… die dans werd de tarantella genoemd. Vaak groeide zo’n dans van een enkeling uit tot een algehele ziekelijke danswoede… tarantisme. In de Middeleeuwen braken heel dikwijls spontane dansextases uit… pathologisch-extatische toestanden waardoor hele mensenmassa’s getroffen werden en men danste tot de dood erop volgde.’
De Cock nam een kartonnen doosje uit een andere lade van zijn bureau en zette het naast het kistje.
Vledder wees ernaar. ‘En wat ga je daarmee doen?’
De Cock glimlachte.
‘Smalle Lowietje heeft afstand van die zilveren doopbeker gedaan. Zonder een aangifte van Wladimir kan ik tegen Iwan de Verschrikkelijke niets ondernemen. Ik breng de beker naar het verzorgingshuis.’
De blik van Vledder verhelderde.
‘Naar de moeder van Wladimir Wiardibotjov… die er zo gek mee was?’
‘Precies.’
‘Mag ik mee?’
De Cock keek op.
‘Als je geen boe roept.’
Vledder grinnikte.
‘Dat hoort een doof mens toch niet.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ze is niet doof. Volgens Wladimir hoort ze alleen geen dingen die ze niet wil horen. En dat is geen kwaal, maar een… Oost-Indische wijsheid.’