Выбрать главу

Een netsuke werd in vroeger tijden door de Japanners gebruikt als afsluiting van een koord, waaraan ze allerlei voorwerpen droegen… tabakszak, geldbuidel, snuif- en medicijndozen. Ze zijn er van edelhout of ivoor, maar ook van jade en koraal. Vooral oude netsukes, die uit de veertiende en vijftiende eeuw stammen, de Ashikaga-periode, zijn zeer kostbaar… een ton en meer. Ik schat mijn eigen verzameling netsukes toch zeker op anderhalf miljoen.’

De Cock floot tussen zijn tanden. ‘Dat is nogal wat,’ reageerde hij onthutst.

Franciscus Froombosch knikte. ‘Ik zou u graag nog veel meer over de netsuke willen vertellen. U moet bij mij thuis maar eens komen kijken. Dan kan ik u verschillende fraaie modellen laten zien… subtiele kunstwerkjes, met liefde en oneindig veel geduld gemaakt.’

De Cock gebaarde in zijn richting.

‘U verzamelt geen antiek zilver?’

Franciscus Froombosch schudde zijn hoofd.

‘Uiteraard heb ik er wel verstand van. Ik heb mij van kinds af aan al met kunst en kunstvoorwerpen beziggehouden. Maar mijn kennis is toch niet te vergelijken met hetgeen Zadok van Zoelen van antiek zilver wist. Dat was werkelijk fabelachtig. Zijn verzameling zilveren gebruiksvoorwerpen was dan ook heel bijzonder. Ik schat de waarde daarvan zeker op een miljoen.’

De Cock slikte.

‘Een miljoen,’ riep hij ongelovig.

Franciscus Froombosch knikte.

‘Zeker. Ik zou maar eens informeren voor hoeveel Zadok van Zoelen zijn verzameling had verzekerd.’

De Cock spreidde zijn handen.

‘En die hele verzameling is verdwenen.’

Franciscus Froombosch liet zijn hoofd iets zakken.

‘Ik weet het,’ reageerde hij somber. ‘Die Ellen vertelde mij, dat zij de enige erfgename was van de bezittingen van haar oom Zadok en dat ze had geconstateerd dat de kostbare zilververzameling van haar oom was verdwenen… of ik daar enige opheldering over kon geven.’

De Cock keek hem gespannen aan. ‘En… kunt u dat?’

Franciscus Froombosch antwoordde niet direct. Hij staarde enige tijd voor zich uit. ‘Zadok van Zoelen had een neef… ik heb hem een keer bij hem thuis ontmoet… een vreemde ongewassen jongeman met een Russische naam.’

‘Wladimir?’

Franciscus Froombosch knikte met een ernstig gezicht. ‘Volgens Zadok van Zoelen was hij verslaafd en voortdurend op geld uit.’

4

Met zijn handen diep in de zakken van zijn regenjas gestoken, slenterde De Cock met een ontspannen grijns op zijn gezicht over het brede trottoir van het Damrak. Hij was, komend van huis, op het Stationsplein uit de tram gestapt. Omdat het zonnetje na lange triestige regendagen weer eens lokkend scheen, was hij niet, zoals gebruikelijk, direct via de Nieuwebrugsteeg naar de Warmoesstraat gelopen, maar had de stroom wandelaars gevolgd en was het Damrak opgestapt.

Hij schoof zijn oude vilten hoedje ver naar achteren en keek schuin omhoog. De vlaggen aan de steigers van de rondvaartboten wapperden vrolijk onder een blauwe, bijna wolkeloze hemel. Fraaie autobussen voerden drommen toeristen aan.

Op de hoek van de Oudebrugsteeg speelde een draaiorgel van Parel met veel trillers en tromgeroffel een vrolijke deun. De Cock floot vals de melodie mee en zocht en vond in een van zijn broekzakken nog een verlaten gulden, die hij zorgeloos verkwistend in het koperen bakje van de manser wierp.

Met een kort sprintje stak hij voor een aanstormende tram de rijbaan van het Damrak over en slenterde op zijn gemak verder naar de Warmoesstraat.

In de hal van het politiebureau slofte hij naar de balie, leunde voorover en keek Jan Kusters enige tijd onderzoekend aan.

Het irriteerde de wachtcommandant zichtbaar.

‘Wat is er?’ vroeg hij licht geprikkeld. ‘Zie je wat aan me?’

De Cock trok een ernstig gezicht.

‘Je krijgt toch ook al een oud koppie.’

Jan Kusters stond dreigend op.

De Cock kwam overeind en rende van de balie weg naar de trap.

In de grote recherchekamer vond hij Vledder, zoals gebruikelijk vlijtig rammelend achter zijn elektronische schrijfmachine. Toen De Cock tegenover hem plaatsnam, keek de jonge rechercheur op.

‘Je bent laat.’

Het klonk bestraffend.

De Cock blikte naar de grote klok boven de deur.

‘Mijn gebruikelijke tijd,’ reageerde hij onnozel. ‘Heeft de commissaris soms naar mij gevraagd?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ik heb Buitendam nog niet gezien. Ik heb wel boven in de administratie het rapport van die twee dienders gevonden.’

‘Over de lijkvinding van Zadok van Zoelen?’

‘Ja.’

‘En?’

Vledder gebaarde achteloos.

‘Een simpel geval. Volgens het rapport was er niets dat op misdrijf wees. Alles was heel ordelijk. Daarom werd de recherche niet gewaarschuwd. De dienders rapporteerden in ambtelijke stijl, dat daartoe geen enkele aanleiding bestond.’

‘En de lijkschouwer?’

‘Was jouw goede vriend.’

De Cock lachte.

‘Dokter Den Koninghe,’ riep hij verheugd. ‘Heb je hem al gebeld?’

Vledder knikte.

‘Hij komt straks even langs om met je te praten.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Was er toch iets… eh, iets bijzonders met de dood van oom Zadok van Zoelen?’

In zijn stem trilde achterdocht.

Vledder trok wat wrevelig zijn schouders op.

‘Dokter Den Koninghe zei alleen: “Ik kom straks wel even bij de Warmoesstraat langs.” Verder niets.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Dat is toch vreemd.’

Vledder keek zijn oudere collega schattend aan. Hij boog zich over zijn schrijfmachine naar hem toe.

‘Wat heb je toch?’ vroeg hij bezorgd. ‘Denk je soms dat oom Zadok werd vermoord?’

De Cock antwoordde niet direct. Hij bracht zijn beide handen omhoog en wreef met de toppen van zijn vingers tastend over zijn voorhoofd.

‘Het zit hier,’ sprak hij vaag, ‘een vreemd onbestemd gevoel. Het is niet rationeel. Ik kan het niet met feiten onderbouwen… niet verstandelijk beredeneren, maar volgens mij is er iets met de dood van Zadok van Zoelen dat niet klopt.’

Vledder liet zich zuchtend in zijn stoel terugvallen.

Hij tikte met een kromme rechterwijsvinger tegen de zijkant van zijn hoofd.

‘Prent dit nu eens goed in je hersenen… voor je verder spoken gaat zien… oom Zadok van Zoelen stierf een natuurlijke dood.’

De Cock glimlachte.

‘Alleen mensen met fantasie,’ reageerde hij mild, ‘blijken in staat om spoken te zien.’ De grijze speurder zweeg even. Nadenkend. ‘Heb je nog aan Wladimir Wiardibotjov gedacht?’

Vledder knikte traag.

‘Onze narcoticabrigade kent hem als gebruiker.’

De Cock kwam snel overeind, liep blij op dokter Den Koninghe toe en schudde hem hartelijk de hand. De oude rechercheur had een zwak voor de excentrieke lijkschouwer met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed.

‘Hoe maakt u het?’ vroeg hij belangstellend.

Dokter Den Koninghe keek hem door zijn brillenglazen even aan. ‘Met mij gaat het goed… met de man bij wie ik net vandaan kom niet… die was dood.’

De Cock lachte.

‘Hebt u al een lijkschouwing gehad, vanmorgen?’

Dokter Den Koninghe knikte.

‘Reeds twee,’ antwoordde hij plechtig. ‘Als het vandaag zo doorgaat, heb ik voor de avond valt wel een elftal bij elkaar.’

De Cock maakte een buiging en zwaaide uitnodigend naar de stoel naast zijn bureau.

‘Neemt u plaats.’

Voor hij ging zitten, streek dokter Den Koninghe met zijn vlakke rechterhand over de zitting.

‘Is dit een biechtstoel?’