“Waaruit concludeer je dat?”
De Cock wuifde voor zich uit.
“Als Friedrich von Bodenwerder compromitterende foto’s kan maken bij een bezoek van Alexander de Rijke aan zijn pand, dan kan hij dat bij iedere bezoeker hebben gedaan.”
Vledder knikte begrijpend.
“Op die manier kon hij middelen en mogelijkheden tot het plegen van chantage vergaren.”
“Precies.”
“Zou hij toch Alexander de Rijke hebben gechanteerd, zoals Petra van Sliedrecht beweert?”
De Cock trok zijn schouders op.
“Wat voor waarde heeft de ontkenning van Alexander de Rijke tijdens die voltallige bijeenkomst van het bestuur van het genootschap?”
Vledder keek nadenkend.
“Je bedoelt, dat hij op dat moment mogelijk onder de psychische druk van zijn chanteur stond?”
De Cock knikte.
“We moeten Petra van Sliedrecht over het een en ander nog maar eens aan de tand voelen. Bijvoorbeeld over de geur van haar parfum in het souterrain rond het lijk van Friedrich Heinrich von Bodenwerder,” antwoordde Vledder. “Mijn reukorgaan is niet zo sterk ontwikkeld, maar de geur van haar parfum was indringend aanwezig.”
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
“We kunnen Petra van Sliedrecht tijdens het verhoor met die constatering verrassen. En misschien raakt ze erdoor in de war. Laten we dat hopen.” De oude rechercheur spreidde zijn beide handen. “Maar als een feitelijk bewijs hebben we er niets aan.”
Vledder keek verwonderd opzij naar De Cock.
“Waarom niet?”
De Cock ademde diep.
“Hoe…eh, hoe,” begon hij hakkelend, “omschrijf je een geur in een proces-verbaal…hoe duid je dat aan? Ik heb er eens over nagedacht. Naar mijn mening kun je het als bewijsmiddel niet vasthouden, niet bewaren. Verder…hoe vluchtig is zo’n parfum…blijft het lang hangen of is het na enkele uren vervlogen?”
De oude rechercheur laste een kleine pauze in.
“Bovendien,” ging hij na een paar seconden verder, “is zo’n parfumgeur bepaald niet uniek. Ik denk dat wellicht honderden, zo niet duizenden vrouwen zich met hetzelfde geurtje tooien.”
Vledder staarde nadenkend voor zich op de weg.
“Het zint mij niet,” sprak hij hoofdschuddend. “Zelfs als we de geur van haar parfum bij het lijk even buiten beschouwing laten, ben ik toch van mening dat Petra van Sliedrecht iets met de moord op die Von Bodenwerder te maken heeft.”
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
“Hoe? Gaf ze ons zijn foto en zijn adres om ons de door haar gepleegde moord te laten ontdekken?”
Vledder reageerde furieus. Hij hamerde met zijn vuist op het stuur van de Golf.
“Ze kent de man, weet vermoedelijk iets van zijn praktijken en is er vooral op gebrand het tere imago van Alexander de Rijke te beschermen…ook na zijn dood.”
De Cock keek hem schuins aan.
“Jij ziet haar als de moordenares?”
Vledder draaide zich met een ruk naar hem toe.
“Jij niet?”
De grijze speurder ontweek zijn blik. Hij staarde zwijgend voor zich. Het antwoord bleef hij Vledder schuldig.
Toen ze de hal van het politiebureau aan de Warmoesstraat binnenstapten, wenkte Jan Rozenbrand vanachter de balie De Cock met een kromme vinger.
De oude rechercheur slofte naar hem toe.
“Heb je een blijde boodschap?”
Het klonk cynisch.
De wachtcommandant keek even naar hem op.
“Het politiegedoe,” gromde hij, “is geen bedrijf voor blijde boodschappen.”
De Cock glimlachte.
“Wat heb je?”
“Boven zit een vrouw op je te wachten.”
“Vroeg ze naar mij?”
Rozenbrand boog zich iets naar hem toe.
“Jij bent toch De Cock?”
De grijze speurder negeerde de opmerking.
“Zit ze daar al lang?”
Rozenbrand blikte even op zijn horloge.
“Zeker drie kwartier.”
De Cock maakte een grimas.
“Dan moet het heel belangrijk zijn.”
Het klonk spottend.
Hij draaide zich om en besteeg opmerkelijk kwiek de twee trappen naar de grote recherchekamer. Vledder volgde lichtvoetig.
Op de bank bij de deur zat een vrouw. De Cock schatte haar op achter in de veertig. Mogelijk nog iets ouder. Ze droeg een donkerblauw mantelpakje met een witzijden sjaal. Toen ze de grijze speurder in het oog kreeg kwam ze overeind en liep op hem toe.
“Meneer De Cock?”
Haar stem klonk warm.
De oude rechercheur knikte.
“De Cock…eh, De Cock met ceeooceekaa.”
Over haar lippen gleed een glimlach.
“Peter had mij voorspeld dat u zo zou reageren.”
“Peter?”
Ze knikte.
“Mijn zoon.”
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
“U hebt een zoon die Peter heet?”
De vrouw knikte.
“Peter van de Valkenhorst.”
De Cock keek haar lachend aan.
“U bent Adriana van de Valkenhorst?”
“Precies.”
De Cock liep voor haar uit de grote recherchekamer binnen en liet haar op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. Hij zwiepte zijn oude hoedje naar de kapstok en miste, maar hij raapte zijn hoofddeksel niet op en ging met zijn regenjas nog aan achter zijn bureau zitten.
“Is er iets met Peter?”
Mevrouw Van de Valkenhorst schudde haar hoofd.
“Gelukkig niet. Mijn zoon kwam vanmorgen bij mij op bezoek. Hij vertelde dat hij hier in de Warmoesstraat bij u was geweest om u te bewegen het onderzoek naar de moord op Alexander de Rijke op u te nemen.” Ze trok haar gezicht in een verdrietige plooi. “U had geweigerd. Peter was erg teleurgesteld.”
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
“We hebben bij de recherche hier in Amsterdam een vaste taakverdeling. De moord op de heer De Rijke werd gepleegd binnen het ressort van het bureau Lijnbaansgracht. Ik kan als rechercheur van de Warmoesstraat zonder enige aanleiding geen onderzoek van een collega overnemen.”
Adriana strekte haar rechterhand naar hem uit en streek over zijn arm.
“Kan ik die aanleiding niet zijn?” vroeg ze liefjes.
De Cock trok zijn arm terug.
“U bent ongetwijfeld een charmante vrouw.” De oude rechercheur schonk zijn beminnelijkste glimlach. “Van een rijpe schoonheid…onbetwist…maar ik kan en mag op uw verzoek niet ingaan.”
“Jammer.”
De Cock wreef even over zijn brede kin.
“U mag hieruit beslist niet concluderen dat ik niet in die afschuwelijke moord op uw…eh…”
“Ex-man.”
“…uw ex-man ben geïnteresseerd. Ik heb wel degelijk belangstelling voor de mens…de persoon Alexander de Rijke. Ik kan u in alle openheid zeggen dat ik met zijn ideeën sympathiseer.”
Ze produceerde een droeve grijns.
“Zo zijn er velen.”
De Cock negerde de opmerking.
“U hebt geruime tijd met hem samengeleefd.”
“Bijna vijf jaar,” antwoordde Adriana ernstig. “De gelukkigste jaren van mijn leven.”
“Strubbelingen?”
Ze glimlachte.
“Ach, er waren wel eens kleine oneffenheden in onze relatie, maar die wist ik in de meeste gevallen snel glad te strijken…met een Crème Beauvoir.”
“Crème Beauvoir?”
Adriana knikte.
“Een gerecht,” reageerde ze achteloos. “Een toetje. Alexander was daar gek op. Daar kon je hem desnoods midden in de nacht voor wakker maken.”
De Cock keek de vrouw onderzoekend aan.
“Hoe hebt u zijn dood ervaren?”
Adriana van de Valkenhorst zuchtte diep.
“Als een schok. Verlammend. Het heeft even geduurd voor het echt tot mij doordrong.”
Ze zuchtte opnieuw.
“Het is vreemd, maar ik ben er altijd bang voor geweest dat zoiets eens zou gebeuren. Hij stond naar mijn gevoel te veel in de publieke belangstelling…er waren te veel mensen om hem heen die hem adoreerden.”