Выбрать главу

De Cock keek haar vragend aan.

“Dat is gevaarlijk?”

Adriana knikte nadrukkelijk.

“Zeker. Het wekt ook gevoelens van jaloezie. Ik kan het verlangen van mijn zoon Peter best begrijpen. Hij wil dat de moord op zijn vader gedegen wordt onderzocht…dat alle facetten openbaar worden.”

“Waarom?”

Adriana trok haar gezicht ia een ernstige plooi.

“Peter is ervan overtuigd dat achter de moord op zijn vader een complot schuilgaat…een samenzwering van mensen die bang waren voor zijn populariteit.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Zijn daar aanwijzingen voor?”

Mevrouw Van de Valkenhorst stak haar handen omhoog.

“Daar moet u maar eens met Peter over praten.”

De Cock knikte traag.

“Hebt u na uw scheiding van Alexander de Rijke nog contact met hem onderhouden?”

Adriana van de Valkenhorst maakte een charmant gebaar.

“Onze kinderen.”

“Kin-de-ren?”

“Ja. We hebben samen ook nog een dochter…Eva…de moeder van alle moeders.”

De Cock gleed met zijn pink over de rug van zijn neus. Een gebaar om tijd te winnen. Ondertussen keek hij de vrouw onderzoekend aan en constateerde dat haar grote donkerbruine ogen lieflijk contrasteerden met haar lange blonde haren, waarin nog geen tintje grijs was te ontdekken. Ze was voor haar leeftijd een aantrekkelijke vrouw. Hij wuifde in haar richting.

“Eva is ook de moeder van alle vaders.”

Er gleed een schaduw over haar gezicht.

“Ondanks onze scheiding — gevolg van zijn seksuele geaardheid — heeft Alexander zich altijd als een goede vader gedragen. De kinderen waren dol op hem. Toen zijn gewelddadige dood die avond bekend werd, zijn Eva en Peter onmiddellijk naar mij toe gekomen. Samen hebben we zitten huilen.”

De Cock wachtte even tot de smart uit haar gezicht was weggezakt.

“Kent u Friedrich Heinrich von Bodenwerder?”

Adriana van de Valkenhorst knikte.

“Een medewerker van Alexander. Ik heb hem een keer ontmoet. Hij maakte op mij geen prettige indruk…het type achterbakse gluiperd.”

De Cock glimlachte.

“Hebt u dat Alexander gezegd?”

“Ja.”

“En?”

“Alexander zei dat hij met zijn groeiende aanhang steeds meer medewerkers nodig had en dat hij geen tijd had om ze allen te screenen.”

De Cock beet even op zijn onderlip.

“Er zijn geruchten,” formuleerde hij voorzichtig, “dat die Friedrich Heinrich von Bodenwerder Alexander de Rijke zou hebben gechanteerd.”

“Waarmee?”

De Cock wuifde achteloos.

“Foto’s waarop Alexander is te zien in gezelschap van een paar naakte jongetjes.”

Mevrouw Van de Valkenhorst schudde haar hoofd.

“Daar heb ik nooit iets over gehoord. Ook niet van Alexander. Ik geloof ook niet dat Alexander zich zou laten chanteren. Hij was geen pedofiel.”

De Cock zuchtte.

“Hebt u een verklaring voor zijn dood?”

Ze keek hem niet-begrijpend aan.

“Hoe bedoelt u dat?”

De Cock gebaarde.

“Buiten de complottheorie van Peter…vanwaar uw angst dat hem iets zou overkomen…hebt u een concrete gedachte over wie hem naar het leven stond?”

“Nee.”

De Cock zuchtte.

“Wat moet zijn moordenaar hebben bezield?”

Adriana haalde haar schouders op.

“Alexander was tegen elke vorm van geweld. Daarom heeft hij ook die stichting in het leven geroepen. Hij verzette zich tegen de begrippen haat en onverdraagzaamheid.”

De Cock spreidde zijn handen.

“Er zijn ook mensen,” sprak hij somber, “die het geweld liefhebben…mensen die om welke reden dan ook, haat en onverdraagzaamheid prediken.”

Adriana liet haar hoofd iets zakken.

“Die zijn er,” knikte ze bevestigend. “Mensen die menen dat ze zonder geweld, zonder gevoelens van onverdraagzaamheid en haat hun doel niet bereiken.”

De Cock keek haar doordringend aan.

“Is Alexander wel eens in conflict gekomen met iemand die zo’n mening was toegedaan?”

De uitdrukking op het gezicht van Adriana van de Valkenhorst veranderde. Het was alsof plotseling een verschrikkelijke gedachte bezit van haar nam. Ze zag bleek en haar lippen trilden.

“Norman,” lispelde ze, “Norman van Dijk.”

De Cock reageerde verrast.

“Wie…eh, wie is Norman van Dijk?”

Adriana kneep even haar ogen dicht.

“Norman van Dijk is hoofd van een militante milieubeweging…een man met radicale ideeën. Alexander verweet hem gewelddadig gedrag.”

“En?”

Adriana slikte.

“Norman van Dijk beet hem toe dat het softe gedrag van mensen zoals Alexander de Rijke het milieu onherstelbare schade hadden toegebracht. Daar moest een einde aan komen. Mensen met een zwabberend gedooggedrag hadden geen recht om te leven. Zij vormden een gevaar voor de samenleving en dienden volgens hem te worden afgemaakt.”

De Cock trok een vies gezicht.

“Afgemaakt?”

Adriana van de Valkenhorst knikte.

“Ik was bij dat twistgesprek aanwezig. Ik verzeker u…Norman van Dijk meende wat hij zei.”

6

De Cock voelde zich wat geprikkeld. Het zinde hem niet dat hij voortdurend werd geconfronteerd met inlichtingen over de moord op Alexander de Rijke…een moord waarmee hij het liefst niets te maken wilde hebben. Moorden op beroemde of beruchte persoonlijkheden, zo was zijn ervaring, roepen altijd storende sentimenten op. Bovendien werd elke actie in zo’n onderzoek op een goudschaaltje gewogen. Dat was de oude rechercheur een gruwel. Het liefst werkte De Cock zonder dat iemand zich met hem en zijn onderzoek bemoeide.

Hij schoof zijn bureaustoel iets naar achteren en wuifde in de richting van Vledder.

“Heb je die Norman van Dijk nagetrokken?” vroeg hij feller dan zijn bedoeling was.

De jonge rechercheur knikte.

“Ik heb een reeks telefoontjes gepleegd met allerlei milieubewegingen.” Vledder schudde grinnikend zijn hoofd. “Ik heb nooit geweten dat zich in ons land zoveel groeperingen met het milieu bezighielden. Het komt bij mij over als een griezelige vorm van vrijetijdsbesteding.”

De Cock trok zijn gezicht strak. Waarschuwend stak hij zijn rechterwijsvinger omhoog.

“Een griezelige vorm van vrijetijdsbesteding…wees voorzichtig met dergelijke uitlatingen. Milieu wordt door vele mensen bloedserieus genomen.”

Vledder knikte berustend.

“Dat heb ik inmiddels begrepen. Sommige groeperingen zijn bijzonder fanatiek…deinzen zelfs niet terug voor het plegen van geweld.”

De jonge rechercheur zweeg even.

“Ik heb ook gesproken met een paar collega’s van ons die ervoor moeten zorgen dat de milieuwetgeving in ons land stipt wordt nageleefd.”

“En?”

Vledder trok een lade van zijn bureau open, nam daaruit een vel met aantekeningen en legde dat voor zich neer.

“Norman Antoine van Dijk,” las hij hardop, “oud zevenenveertig jaar, woonachtig te Baarn aan de Prinsenlaan achtentachtig. De man wordt ook wel spottend Norman de Bazuin genoemd…”

De Cock onderbrak zijn jonge collega.

“Waarom?”

“Wat bedoel je?”

“Waarom De Bazuin?”

Vledder lachte.

“Dat is zijn bijnaam. Norman Antoine van Dijk…zo verzekerde mij een zegsman…bazuint voortdurend nieuwe ideeën rond over een forse aanpak van onze verderfelijke gedoogmaatschappij. Omdat deze maatschappij, zo is zijn stelling, alles maar toelaat, uit lafheid en lamlendigheid alles maar gedoogt…ontstaan er steeds opnieuw toestanden die ons milieu bedreigen.”

De Cock grinnikte.

“Toe maar.”

Vledder las verder.

“Van Dijk is een verklaard vijand van alle veeboeren en houders van pluimvee. Het liefst zou hij de gehele bevolking van ons land bij wet willen dwingen om vegetariër te worden, zodat omwille van onze consumptie geen dieren meer zouden worden gehouden en geslacht.”