De Cock knikte begrijpend.
“Geen malse koeien,” verzuchtte hij, “geen vette varkens, geen schapen of lammeren, geen kippen, geen kalkoenen, geen paling, geen vis.”
“Precies.”
De Cock trok een somber gezicht.
“Ik moet er niet aan denken.”
“Het lokt je niet?” vroeg Vledder liefjes.
De Cock schudde zijn hoofd.
“Ik zou als oud-Urker vooral vis en paling missen.” De grijze speurder wuifde het onderwerp weg. “Heeft die Norman van Dijk een strafblad?”
Vledder las verder.
“Een reeks van vernielingen, beledigingen en smaad. Hij heeft hokken van pelsdierhouders vernield en nertsen verjaagd. Woeste gesprekken, zoals Adriana van de Valkenhorst tussen hem en Alexander de Rijke heeft beluisterd, voert Norman van Dijk met grote regelmaat. Hij is beslist geen fijngevoelig diplomaat. In zijn opvattingen is hij heel consequent…wie het niet met hem eens is, zou in feite onmiddellijk moeten worden weggevoerd.”
De Cock keek hem schuins aan.
“Zonder meer?”
Vledder knikte.
“Volgens Norman van Dijk is geweld niet zinloos, maar een probaat middel om je doel te bereiken. Vaak is geweld, zo is zijn stelling, onvermijdelijk.”
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
“Een gevaarlijke man. Is Norman van Dijk nooit van moord verdacht?”
Vledder schudde zijn hoofd.
“Nog niet.”
De Cock zuchtte.
“Wat moeten we met die vent?”
“Laten we hem eens opzoeken,” stelde Vledder voor.
De Cock schudde zijn hoofd.
“Het verhaal van Adriana van de Valkenhorst houdt rechtstreeks verband met de moord op Alexander de Rijke. Ik ga daar niet verder in wroeten. Meld de hele affaire Norman van Dijk maar aan de recherche van bureau Lijnbaansgracht.”
Vledder spreidde zijn beide handen.
“We kunnen toch suggereren dat wij die Norman van Dijk verdenken van de moord op Friedrich Heinrich von Bodenwerder. En dat is een moordzaak die wij exclusief in behandeling hebben.”
De Cock keek hem bestraffend aan.
“Dick Vledder, dat is geen nette recherchetactiek. Er is niets dat erop wijst dat Norman van Dijk bij die moord is betrokken.”
De jonge rechercheur negeerde het verwijt. Met een gebaar vol tegenzin boog hij zich naar voren en greep naar de telefoon.
De Cock keek luisterend toe hoe zijn jonge collega minutieus verslag deed van hun bevindingen. Ineens, tegen het eind van zijn relaas, zag hij Vledder verbleken. De jonge rechercheur gleed met zijn tong langs zijn lippen en legde de hoorn op het toestel terug.
De Cock keek hem onderzoekend aan.
“Wat is er?”
Vledder wuifde naar het toestel.
“De moordenaar van Alexander de Rijke was…zo is uit hun onderzoek gebleken…een actief lid van de milieubeweging van Norman van Dijk.”
De Cock liet de mededeling even op zich inwerken. Daarna leunde hij in zijn stoel achterover.
“Een opmerkelijke ontwikkeling,” sprak hij nadenkend. “Het ondersteunt de complottheorie die Peter van de Valkenhorst aanhangt.”
Vledder keek verrast op.
“Een theorie,” vatte hij samen, “dal er binnen de milieubeweging van Norman van Dijk mogelijk een complot is gesmeed om Alexander de Rijke te vermoorden?”
De Cock maakte een afwerend gebaar.
“Peter heeft geen naam van een beweging genoemd. Dat hij een complottheorie aanhangt, hoorde ik van zijn moeder. We zullen Peter eens moeten vragen of hij de milieugroepering van Norman van Dijk kent…of hij wist wat er zich in de boezem van die beweging afspeelt…welke ideeën daar leven.”
Vledder maakte een mistroostig gebaar.
“Het onderzoek van onze collega’s van het bureau Lijnbaansgracht,” verzuchtte hij, “zal dus moeten uitwijzen of de man die Alexander vermoordde, de uitvoerder is van een beraamd complot. Een complot gesmeed onder de supervisie van Norman van Dijk…”
“Precies.”
De jonge rechercheur keek naar zijn leermeester op.
“Zullen wij het doen?”
De Cock reageerde verrast.
“Je bedoelt een onderzoek naar een mogelijk complot?” vroeg hij verwonderd.
“Ja.”
De Cock schudde resoluut zijn hoofd.
“Geen denken aan.”
Vledder liet zichtbaar teleurgesteld zijn hoofd iets zakken. De jonge rechercheur brandde van nieuwsgierigheid. De brute moord op Alexander de Rijke intrigeerde hem. Het verlangen om zich met die moord bezig te houden kon hij maar moeilijk bedwingen. Hij keek naar De Cock.
“Het lijkt mij toch zinvol om de complottheorie van Peter van de Valkenhorst te onderzoeken.”
De grijze speurder schudde nogmaals zijn hoofd.
“Haal de zaak Alexander de Rijke uit je hart.”
Er werd dwingend op de deur van de grote recherchekamer geklopt. Omdat Vledder in tegenstelling tot zijn gewoonte, niet reageerde, riep De Cock: “Binnen.”
De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een kleine, gezette man. Hij had een hoekig gezicht met een spitse, wat weke kin. Het dunne vlasblonde haar op zijn hoofd had een scheiding in het midden. Langzaam, met een iets slepende tred liep hij op De Cock toe.
De oude rechercheur fixeerde het beeld van de man op zijn netvlies. Hij schatte hem op achter in de veertig. Mogelijk iets ouder. Het lichtbruine Harris Tweed-colbert dat de man droeg, had donkerbruin lederen stukken op de ellebogen.
Bij het bureau van de grijze speurder bleef de man staan en keek op hem neer.
“Kan ik met u over een moord spreken?”
“Zeker.”
“U bent toch rechercheur De Cock?”
De grijze speurder knikte.
“De Cock,” reageerde hij, “met ceeooceekaa.”
De man trok zijn wenkbrauwen op.
“De enige echte rechercheur De Cock?” vroeg hij minzaam.
De grijze speurder plukte aan het puntje van zijn neus.
“De…eh, ik heb een dubbelganger.” sprak hij traag, “op tv. U kunt voor ingewikkelde moorden beter bij hem terecht. Hij lost ze tussen wat reclamespotjes door in vijftig minuten op.”
De man lachte. Een vreemde lach. Het toverde geen blijheid op zijn gezicht. Het was niet veel meer dan een verwrongen grijns, die zijn gelaatsexpressie versomberde.
“Het gaat over de moord op Alexander de Rijke,” sprak hij toen zijn lach was weggeëbd.
De Cock reageerde niet direct. Hij blikte naar Vledder en monsterde zijn gezicht. De oude rechercheur voelde medelijden met zijn jonge collega…voelde wat er in hem omging.
Met een zucht wendde hij zich weer tot de man en gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.
“Gaat u zitten.”
De man nam plaats en knoopte zijn colbert los. Nu pas zag De Cock dat de man groene ogen had. Naar hem opkijkend had hij ze niet kunnen zien achter de hoge jukbeenderen.
“U…eh, u kunt ons iets vertellen over de moord op Alexander de Rijke?”
De man schudde zijn hoofd.
“Niet over de moord zelf, maar over de gevolgen.”
“Voor wie?”
“Voor ons.”
De Cock glimlachte.
“Wie zijn dat?”
De man ademde zwaar.
“Ik heb mijzelf nog niet aan u voorgesteld. Mijn naam is Samuel… Samuel Ridderspoor. Ik ben broeder van de door Alexander de Rijke gestichte BHG…Bond van Haters van Geweld.”
“Broeder?”
Samuel Ridderspoor knikte.
“Wanneer men tot de BHG wilde toetreden, diende men een gelofte van broederschap af te leggen.”
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
“Dat hield in?”
Ridderspoor produceerde weer die vreemde lach.
“Dat wij elkaar als broeders en zusters behoorden te respecteren.”