Выбрать главу

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Van wie?”

Buitendam wuifde.

“Van commissaris Van Rossum van het bureau Lijnbaansgracht. Hij beklaagt zich erover dat jij en Vledder je te intensief met de moord op Alexander de Rijke bemoeien. Hij vindt dat storend voor zijn rechercheurs die zich met die zaak bezighouden.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Dat is niet waar. Het klopt niet. Wij bemoeien ons niet met de moord op Alexander de Rijke. Integendeel, we houden de zaak waar wij mee bezig zijn…de moord op Friedrich Heinrich von Bodenwerder…streng gescheiden van de moord op Alexander de Rijke.”

Buitendam raadpleegde een paar notities voor zich op zijn bureau.

“Vledder heeft een paar maal aan de recherche van het bureau Lijnbaansgracht telefonisch inlichtingen doorgespeeld over zaken die jullie ter ore zijn gekomen, maar die verband houden met de moord op Alexander de Rijke.”

De Cock knikte.

“Dat klopt. De moord op Alexander de Rijke houdt de gemoederen van velen bezig. Er zijn mensen, die — volgens mij volkomen ten onrechte — menen dat ik de raadselen rondom elke moord kan oplossen. Die reputatie heb ik in de loop der jaren blijkbaar verworven. Daarom komen ze naar mij. Ik kan dat niet voorkomen. Ik kan die mensen moeilijk de deur wijzen of hen het zwijgen opleggen. Maar ik verzeker u dat Vledder en ik geen enkele informatie hebben achtergehouden. Alles wat wij te weten zijn gekomen, hebben wij doorgespeeld.”

Commissaris Buitendam kneep zijn lippen opeen.

“Van Rossum,” sprak hij ferm, “wil geen inlichtingen meer uit de tweede hand. Daarom beveel ik jou en Vledder om mensen die inlichtingen kunnen of willen verschaffen omtrent de moord op Alexander de Rijke, rechtstreeks naar het bureau Lijnbaansgracht te verwijzen.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Dat werkt niet,” legde hij geduldig uit. “Er zijn mensen die vertrouwen hebben in mij…in rechercheur De Cock van het bureau Warmoesstraat…en die uit dat vertrouwen de zekerheid putten dat er iets met hun informatie wordt gedaan. Wanneer ik die mensen zonder meer naar het bureau Lijnbaansgracht verwijs, dan gaan ze daar niet heen. Ze voelen zich dan onbegrepen en houden hun informatie achter. Daar is toch niemand mee gebaat?”

De oude rechercheur zweeg even.

“En als commissaris Van Rossum onze inlichtingen niet vertrouwt, dan roept hij die getuigen maar op voor een nader verhoor aan zijn bureau.”

Commissaris Buitendam stak zijn kin iets omhoog.

“Jij en Vledder,” sprak hij streng, “sturen vanaf nu mensen met mogelijke inlichtingen over de moord op Alexander de Rijke rechtstreeks naar het bureau Lijnbaansgracht, zonder een verhoor vooraf.”

De Cock ademde diep. Hij voelde hoe de woede in zijn aderen kroop. Hij balde zijn vuisten tot zijn nagels in zijn handpalmen drongen.

“Ik laat mij,” siste hij van tussen zijn tanden, “door toedoen van een kortzichtige commissaris niet bewegen om na te laten wat ik als mijn plicht beschouw. En mochten er bij mij mensen komen die…”

Verder kwam hij niet. Het gezicht van Buitendam kleurde felrood. Zijn onderlip trilde. Met een gebaar van ingehouden woede strekte hij zijn arm naar de deur.

“Eruit.”

De Cock ging.

Vledder kwam met hangende schouders de grote recherchekamer binnen en plofte op de stoel achter zijn bureau.

“Ik heb anderhalf uur nodig gehad,” verzuchtte hij, “om van Westgaarde naar de Warmoesstraat te komen. Er was geen doorkomen aan. Het verkeer in de binnenstad zat muurvast. Alle straten waren verstopt. Geloof me, Amsterdam sterft aan een hartinfarct.”

De Cock lachte.

“En dokter Rusteloos weet hoe dat er vanbinnen uitziet.” Hij grinnikte. “Hoe was de sectie?”

Vledder trok zijn schouders op.

“Het gebruikelijke beeld bij een verwarging…gebroken kraakbeenringetjes van de slokdarm.” De jonge rechercheur tastte in een zijzak van zijn jasje en wierp De Cock een plastic zak toe.

“Wat is dat?”

“Het wurgkoord met wurgstokjes. Misschien kunnen we er wat mee.”

“Ben je er met je handen aan geweest?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Dokter Rusteloos heeft het koord met zijn lancet doorgesneden en ik heb de stokjes aan de koordeinden in de plastic zak laten glijden.”

De Cock wierp de zak terug.

“Stop maar in een lade van je bureau tot we een vrije dactyloscoop kunnen vinden.”

Vledder boog zich iets naar voren.

“Hoe liep het af met Buitendam?”

De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn kin.

“Ik heb gezegd dat ik een bezoek aan een zieke vrouwelijke collega in het AMC, bovendien jouw vriendin, belangrijker vond dan de irritaties van een commissaris.”

Vledder lachte uitgelaten.

“Hoe reageerde hij?”

“Verbijsterd.”

“Waar had hij je voor nodig?”

De Cock spreidde zijn handen.

“We mogen ons niet meer met de moord op Alexander de Rijke bemoeien.”

Vledder keek hem verwonderd aan.

“Dat hebben we toch niet gedaan?”

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.

“Commissaris Van Rossum van het bureau Lijnbaansgracht meent van wel. Hij wil geen inlichtingen meer uit de tweede hand. Eenieder die ons iets wil vertellen over de moord op Alexander de Rijke, moeten wij direct doorverwijzen naar de recherche van het bureau Lijnbaansgracht.”

“Wat een onzin.”

De Cock knikte.

“Ik heb gezegd dat ik weet wat mijn plicht is en dat ik mij door een kortzichtige commissaris niet van de wijs laat brengen.”

In een groteske imitatie van Buitendam strekte Vledder lachend zijn rechterarm naar de deur.

“Eruit.”

De Cock gniffelde.

“Exact. Je schijnt hem te kennen.”

De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder boog zich ver naar voren en nam de hoorn op. De jonge rechercheur luisterde enige tijd en legde daarna de hoorn op het toestel terug. Zijn gezicht stond ernstig.

“Wie was dat?”

“Petra van Sliedrecht.”

“Wat had ze?”

Vledder gebaarde naar de telefoon.

“Ze probeert al sinds gisteravond Herman van Hogenbroek te bereiken.”

“Waarom?”

“Petra van Sliedrecht had hem nodig voor een spoedvergadering. Herman van Hogenbroek is lid van de raad van bestuur die na dood van Alexander de Rijke de perikelen van de BHG moet oplossen.”

“En?”

“Van Hogenbroek reageert niet. Petra van Sliedrecht is bang dat hem iets is overkomen…zoals bij Friedrich Heinrich von Bodenwerder…dat hij mogelijk het volgende slachtoffer is van de machtsstrijd binnen de familie van liefhebbende broeders en zusters van de BHG.”

Het gezicht van De Cock verstarde. Met een ruk kwam hij uit zijn stoel overeind en beende naar de kapstok.

“Kom.”

8

Op de houten steiger achter het politiebureau stapten Vledder en De Cock in hun bejaarde Golf en reden vanaf de Oudebrugsteeg naar het Damrak. Het was er ongewoon druk. Het aanhoudend fraaie zomerweer met een vrolijke, bijna uitbundig stralende zon lokte nog steeds vele toeristen naar de oude binnenstad van Amsterdam.

Vledder lachte.

“Onze weersvoorspellers hebben het makkelijk…geen vuiltje aan de lucht.”

De Cock keek naar het brede trottoir met de vele, dicht opeengepakte, traag voortschuifelende en vooral schaars geklede voetgangers.

“Ideale toestanden voor zakkenrollers,” verzuchtte hij.

Vledder blikte opzij.

“Interesseert jou dat wat?”

De Cock knikte nadrukkelijk.

“Mij wel. Zeker. Jaren geleden vormde ik als beginnend rechercheur een gouden koppel met de toen nog jonge Appie Keizer. We werden destijds ingezet om in de binnenstad de zakkenrollerij te bestrijden. Het was een succesvolle actie. We hebben toen heel veel van die handige gauwdieven in hun kraag gepakt.”