Выбрать главу

Vledder kwam overeind.

“Wat ruik je?”

De Cock boog zijn hoofd weer naar voren.

“Parfum,” sprak hij zacht.

“Nee toch?”

De Cock knikte.

“Het parfum van Petra van Sliedrecht.”

Vledder kneep zijn lippen opeen.

“Het wordt tijd,” riep hij verbeten, “dat wij die juffrouw ter verantwoording roepen. Het liefst sloot ik hier de boel af en ging op pad om haar te arresteren.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Zover zijn we nog lang niet,” reageerde hij kalm. “Alleen op basis van de geur van haar parfum durf ik nog niets tegen haar te ondernemen.”

Hij zweeg even, ging naast Vledder staan en hurkte daarna bij het slachtoffer neer. Met het iets gezwollen gelaat en de half uitgestoken tong bood de dode geen prettig aanzien. De oude rechercheur ontweek de blik uit de dode, wijd opengesperde ogen. Voorzichtig duwde hij met de rug van zijn hand de kin van de dode man iets omhoog en schatte de diepte van de insnoeringen van het wurgkoord in de hals van het slachtoffer.

Ineens werd zijn blik getroffen door een lichtgrijze vlek op het witte overhemd van de man. De vlek was ongeveer tien centimeter onder de kin van het slachtoffer en leek iets te glinsteren. De Cock bekeek de revers van het colbert. Die waren niet bevlekt. Hij schatte de omvang van de vlek en concludeerde dat de vlek niet was ontstaan terwijl de man het colbert droeg.

Hij hield de top van zijn wijsvinger tegen een rand van de vlek. Het voelde vers en vettig aan.

Vledder volgde zijn verrichtingen.

“Wat heb je?”

De Cock antwoordde niet. Hij keek op.

“Is er al bericht van ons laboratorium in Rijswijk over de gele vlek op het overhemd van Friedrich Heinrich von Bodenwerder?”

Vledder knikte.

“Vanmorgen.”

“En?”

“Het was eigeel.”

Nadat dokter Den Koninghe naar zijn eigen aard en op zijn eigen wijze de dood van Herman van Hogenbroek had geconstateerd, en nadat Bram van Wielingen zijn Hasselblad had gehanteerd en de broeders van de Geneeskundige Dienst het lichaam van het slachtoffer hadden afgevoerd, liet De Cock zich in het souterrain met een zucht op een stoel aan de lange tafel zakken.

Dat de moordenaar nu al voor de tweede maal op dezelfde manier had toegeslagen, baarde hem zorgen. Hij was er vrijwel van overtuigd dat de beide slachtoffers hun moordenaar of moordenares goed hadden gekend en hen volstrekt argeloos tot hun woning hadden toegelaten.

Maar wat was de basis? In wat voor omstandigheden en in welk milieu had de moordenaar of moordenares zijn of haar slachtoffers leren kennen? En…wellicht belangrijker…wat was het motief?

De oude rechercheur keek naar Vledder, die met een aktetas onder zijn arm de keuken binnenkwam. Hij legde de tas op tafel en ging tegenover De Cock zitten. Hij nam glimlachend zijn mobieltje uit een zak van zijn jasje. Hij tikte met zijn wijsvinger op het toestel.

“Hier zijn we toch wel mee gezegend,” sprak hij opgewekt. “Als ik nog denk aan die zware walkie-talkies waarmee wij vroeger op pad gingen. En wat had je dan nog voor bereik?”

Hij hield zijn mobieltje omhoog.

“Ben Kreuger van de dactyloscopische dienst komt hier naartoe. Hij neemt dan tevens het pand van de vermoorde Friedrich Heinrich von Bodenwerder in zijn onderzoek mee.”

De Cock knikte instemmend.

“Heel goed. Heb je de ontdekking van de moord op Herman van Hogenbroek aan de recherche van het bureau Lijnbaansgracht gemeld?”

“Ik heb ze gevraagd of zij het onderzoek naar die moord wilden overnemen.”

De Cock glimlachte.

“Prachtig. Hoe reageerden zij?”

“Lauw. Ze toonden geen enkele interesse. Toen ik bleef aandringen en suggereerde dat de moorden op Von Bodenwerder en Van Hogenbroek mogelijk verband hielden met de moord op Alexander de Rijke, vroeg de rechercheur met wie ik sprak, even tijd voor beraad.”

“En? Wat was het resultaat?”

“Zij zagen geen enkel verband. Von Bodenwerder en Van Hogenbroek waren volgelingen van Alexander de Rijke. En daar hield het verband mee op.”

De Cock maakte een berustend gebaar.

“Zo kun je het natuurlijk ook zien.”

Hij liet het onderwerp rusten.

“Is er voor Ben Kreuger boven nog iets te kwasten?”

Vledder knikte.

“In de woonkamer van Herman van Hogenbroek staan, net als bij Von Bodenwerder, twee lege maar gebruikte wijnglazen. Wanneer Ben Kreuger die op vingerafdrukken heeft onderzocht, laat ik de glazen naar Rijswijk brengen voor een toxicologisch onderzoek.”

“Vergif?”

Vledder maakte een onzeker gebaar.

“Een verdovend middel…GHB.”

De Cock grinnikte.

“Het lijkt op BHG…Bond van Haters van Geweld.”

Vledder schudde zijn hoofd.

“GHB staat voor gammahydroxybutyraat. Het wordt ook wel ‘verkrachtingsdrug’ genoemd. Het is niet te geloven, maar van oorsprong is het een verdovingsmiddel om olifanten onder zeil te brengen. In verdunde vorm werkt het ook bij de mens.”

“Verkrachtingsdrug?”

“Zo noemen ze dat,” antwoordde Vledder. “Slachtoffers van dat spul zijn vaak jonge meisjes die vervolgens worden misbruikt.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Denk je dat de dader dit middeltje bij Von Bodenwerder en Van Hogenbroek heeft gebruikt?”

Vledder haalde zijn schouders op.

“Ik heb er kortgeleden in het Korpsbericht iets over gelezen. Een beetje van dit spul in een glas wijn of bier werkt sterk verdovend. Ik vind namelijk dat onze slachtoffers wel erg gedwee van de woonkamer naar het souterrain zijn geleid.”

“En daar de dood vonden.”

“Precies.”

“Heb je dokter Rusteloos van jouw vermoeden op de hoogte gebracht?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Ik wil eerst het resultaat van Rijswijk afwachten. Als men daar niets vindt heeft het ook geen zin om dokter Rusteloos in te lichten.”

De Cock glimlachte.

“Je bent goed bezig,” sprak hij bewonderend. “Nog even en ik kan met een gerust hart met pensioen.” Hij wees naar de aktetas op tafel. “Waar heb je die vandaan?”

Vledder wees omhoog.

“Terwijl jij je in het souterrain met de meute bezighield, ben ik boven aan het snuffelen gegaan. Op de eerste etage, ontdekte ik, had Herman van Hogenbroek een kantoor. In een van de de laden van zijn bureau vond ik die aktetas. Er zitten bescheiden in. Ik heb het even vluchtig doorgenomen. Ik dacht zelfs dat er een testament bij zat.”

“Een testament?”

Vledder knikte. Hij trok de aktetas naar zich toe en nam er papieren uit. Na enig geblader pakte hij een gele map en reikte die De Cock aan.

“Er staat ‘testament’ op.”

De oude rechercheur opende de map en begon gretig te lezen. Vledder merkte aan de reactie van De Cock dat er iets bijzonders was.

“Wat is er?”

“Een testament.”

Vledder grinnikte.

“Dat snap ik. Van wie?”

De Cock keek naar hem op. Zijn gezicht stond ernstig.

“Van Alexander de Rijke.”

9

Vledder keek De Cock verwonderd aan.

“Hoe komt Herman van Hogenbroek,” riep hij verrast, “aan een testament van Alexander de Rijke?”

De Cock maakte een schouderbeweging.

“Ik heb geen flauw idee. Het is ook voor mij een verrassing. Misschien heeft Alexander de Rijke aan Herman van Hogenbroek gevraagd om dit testament te beheren…voor hem te bewaren. Het kan ook zijn dat hij als advocaat procureur de tekst heeft samengesteld.”

Vledder wees naar het testament.

“Komt de naam van Herman van Hogenbroek erin voor?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Die ben ik niet tegengekomen. We zullen aan de recherche van bureau Lijnbaansgracht moeten vragen of zij in de bescheiden van Alexander de Rijke nog andere testamenten hebben gevonden.”