Выбрать главу

Vledder glimlachte.

“Jij ziet wel wat in een wereld zonder misdaad.”

“Zeker…het is een ideaal. Ieder rechtgeaard politieman zal naar zijn eigen overbodigheid streven.”

Vledder keek De Cock schuins aan.

“Maar dat betekent dan tevens het einde van je beroep als rechercheur.”

“Dat heb ik er graag voor over,” grinnikte De Cock. “Ik kan altijd nog naar een andere job overstappen.”

“Bijvoorbeeld?”

“Vuilnisman.”

Vledder lachte.

“Weet je niets beters?”

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

“Het is zo’n ondergewaardeerd beroep, maar wij zouden in Amsterdam onder het vuil verstikken als er geen vuilnismannen waren.”

Vledder reageerde niet. De jonge rechercheur trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

“Die Alexander de Rijke was toch homofiel?”

“Wat geeft dat?” antwoordde De Cock geprikkeld. “Wat doet de geaardheid van de man ertoe? Als iemand goede ideeën heeft, dan is het zaak om aandacht aan zo’n man te schenken. Misschien kan hij een verloederde samenleving een paar injecties geven…injecties van wellevendheid, goed gedrag en fatsoen.”

Vledder grijnsde.

“Dat is nodig?”

De Cock knikte nadrukkelijk.

“Het christelijke ideaal Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf is een onmogelijke opgave gebleken. Het is te hoog gegrepen. Veel mensen zijn niet eens in staat om in alle redelijkheid zichzelf lief te hebben, laat staan anderen.” De oude rechercheur spreidde zijn armen. “Maar misschien zijn er idealen die wel zijn te verwezenlijken.”

“Hoe?”

“Wat bedoel je?”

“Hoe is hij vermoord…wanneer?”

De Cock zuchtte diep.

“Je bent er met je gedachten niet bij Ik had het over te verwezenlijken idealen.”

Vledder knikte.

“Ik had je wel gehoord. Ik wil alleen weten hoe, waar en wanneer Alexander de Rijke werd vermoord.”

De Cock zuchtte.

“Gisteravond. De Rijke had een voordracht gehouden in De Rode Hoed in Amsterdam. Nadat de overvolle zaal was leeggestroomd, hield hij nog een kleine samenkomst met zijn naaste medewerkers. Iemand waarschuwde hem dat zijn chauffeur met zijn wagen voor de uitgang op hem stond te wachten. De Rijke liep naar buiten. Nog voor hij de wagen had bereikt, vuurde een man van nabij een paar kogels op hem af. Alexander de Rijke werd geraakt in zijn borst en in zijn hoofd. Hij moet vrijwel onmiddellijk dood zijn geweest.”

“De dader?”

De Cock grijnsde.

“Volgens het krantenbericht is de chauffeur, die op het moment van de aanslag vrijwel naast het slachtoffer stond — hij hield het portier voor hem open — de dader op enige afstand gevolgd. De schutter zou later door een paar agenten van politie zijn overmeesterd.”

“Motief?”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Misschien vond de moordenaar van Alexander de Rijke een wereld van vrijheid en veiligheid, een wereld zonder criminaliteit, geen goed idee.”

“Onzin?”

De Cock trok zijn schouders op.

“Ik heb het gevoel dat er steeds meer destructieve krachten in onze samenleving opduiken. Mensen die positieve ontwikkelingen willen tegengaan.”

“Wat ben je neerslachtig vanmorgen,” riep Vedder vrolijk. “Een of andere idioot schiet, om wat voor reden dan ook, een man voor zijn raap en jij koppelt daar direct een somber wereldbeeld aan vast.”

Het gezicht van De Cock klaarde op.

“Je hebt gelijk. De dood van Alexander de Rijke heeft mij geschokt, vandaar mijn sombere wereldbeeld.” De oude rechercheur glimlachte. “Ik ga met vakantie. Mijn vrouw wil, geloof ik, een reisje naar het Zwarte Woud, maar daar heb ik niet veel zin in. Ik denk dat ik haar zal voorstellen om…”

De oude rechercheur stokte.

Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt en Vledder riep: “Binnen!”

De deur ging open en in de deuropening verscheen de rijzige gestalte van een blonde jongeman. De Cock schatte hem op achter in de twintig. Hij droeg een keurig op maat gesneden grijs flanellen kostuum. Een felrode stropdas gaf daaraan een fleurig accent. Met een open glimlach rond zijn mond liep hij met veerkrachtige tred op de grijze speurder toe. Voor zijn bureau bleef hij staan.

“Rechercheur De Cock?”

De grijze speurder knikte.

“De Cock…met eh, met ceeooceekaa.”

De glimlach van de jongeman verbreedde.

“Men heeft gezegd dat u zo zou reageren.”

“Wie is ‘men’?”

“De mensen die mij hebben aangeraden om mij met u in verbinding te stellen.”

De Cock gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.

“Neemt u plaats.”

De jongeman trok zijn pantalon aan de vouwen iets omhoog en ging zitten.

“Ik ben Peter van de Valkenhorst.”

“Een mooie naam.”

“Van mijn moeder.”

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

“Die van uw vader was niet mooi genoeg?”

Peter van de Valkenhorst verschoof iets op zijn stoel.

“Ik leg u dat nog wel eens uit.” Hij zweeg even. “De reden van mijn komst is dat ik mijzelf een delicate missie heb toegedacht.”

De Cock krulde zijn lippen.

“Dat klinkt hoogdravend.”

Peter knikte.

“Ik neem aan dat u inmiddels wel op de hoogte bent van het feit dat Alexander de Rijke is vermoord.”

De Cock bevestigde dat.

“Gisteravond, toen hij na een samenkomst in De Rode Hoed het gebouw verliet.”

Peter knikte.

“Het was een koele, kille, goed voorbereide moord.”

De Cock spreidde zijn handen.

“Als ik de krantenberichten mag geloven, dan heeft het daar alle schijn van.”

Peter gebaarde heftig.

“Alexander de Rijke was een heilsprofeet, een man die een nieuwe Messias had kunnen worden. Een man die het vermogen bezat om de positieve factoren die in de mensen sluimeren, op te wekken en tot wasdom te laten komen.”

Hij zuchtte diep.

“De moord op Alexander de Rijke,” ging hij gedragen verder, “is geen simpele moord op een man, maar een moord op al het goede dat nog in ons mensen leeft.”

De Cock keek de jongeman naast zijn bureau onderzoekend aan.

“Ik heb het gevoel dat u vele van zijn bijeenkomsten heeft gevolgd…en goed hebt geluisterd.”

Peter knikte.

“Dat is juist. Ik ben een volgeling. Ik wil ook dat zijn moordenaar wordt gestraft.”

“Hij is gearresteerd, heb ik begrepen.”

Peter schudde zijn hoofd.

“Dat is mij niet genoeg,” sprak hij ernstig. “Ik wil dat bij het onderzoek naar de moord op Alexander de Rijke niets onverlicht blijft, dat elk facet, hoe gering ook, aan de openbaarheid zal worden prijsgegeven.”

Peter van de Valkenhorst kwam uit zijn stoel overeind. Zijn gezicht zag bleek en zijn knieën trilden.

“Rechercheur De Cock,” zijn stem beefde, “ik wil, dat ú dat onderzoek doet.”

De oude rechercheur reageerde niet direct.

“In mijn gedachten kruipt de overtuiging dat u van wijlen Alexander de Rijke meer bent dan alleen een volgeling, een man, die met zijn ideeën sympathiseert.”

Peter nam weer plaats.

“U hebt gelijk,” sprak hij hoofdknikkend. “Alexander de Rijke was mijn vader…of misschien is het beter om te zeggen: hij was mijn verwekker.”

2

Een bonte mengeling van gedachten spoelde door het hoofd van De Cock. De grijze speurder leunde in zijn stoel achterover en wreef met zijn rechterhand over zijn brede kin. Het was een gebaar voor een korte pauze om de verrassende mededeling van de jonge Peter van de Valkenhorst rustig te verwerken.