Выбрать главу

De Cock veinsde verwondering.

“Waarom niet?”

“Daar is hij volgens mij de man niet naar…klein, gezet, weinig atletisch. Maar volgens mijn informaties wel stinkend rijk.”

De Cock knikte begrijpend.

“Je bedoelt rijk genoeg om een moordenaar te huren?”

Vledder reageerde heftig.

“Precies. Rijk genoeg. Bovendien zijn de prijzen voor moord de laatste jaren sterk gekelderd. Een huurmoordenaar was voor hem de makkelijkste weg om zich van zijn rivaal, Herman van Hogenbroek, te ontdoen.”

De Cock keek hem vragend aan.

“En waarom moest ook Friedrich von Bodenwerder van het toneel verdwijnen?”

Vledder reageerde emotioneel.

“Von Bodenwerder hoorde, gezien zijn reputatie, in het bestuur van de stichting niet thuis. Dat was een algemene opvatting. Hij was de rotte appel.”

De Cock glimlachte.

“Rotte appel…motief voor een huurmoord?”

Het klonk cynisch.

Vledder zwaaide.

“Misschien komen we er nog eens achter dat Von Bodenwerder niet alleen Alexander de Rijke chanteerde, maar ook de steenrijke Samuel Ridderspoor.”

De Cock grijnsde.

“Dat is speculatief,” sprak hij smalend. “Voor die chantage hebben we geen enkele aanwijzing.”

Vledder bleef weer even staan.

“Wat weten we van de seksuele geaardheid van Samuel Ridderspoor?” riep hij fel. “Ik heb het nagetrokken. Samuel Ridderspoor is volgens het bevolkingsregister niet gehuwd en is ook nooit gehuwd geweest.”

“En?” vroeg Vledder, terwijl hij brede gebaren maakte.

“Misschien is hij een pedofiel en kwam regelmatig bij Von Bodenwerder en zijn jeugdige vriendjes over de vloer?”

De Cock keek Vledder onderzoekend aan…monsterde het felle rood van zijn gelaat. Het emotioaele betoog van zijn jonge collega had hem getroffen.

“Wat wil je?”

Vledder keek hem bewogen aan.

“Wat ik wil?”

De Cock knikte.

“Wat wil je ten aanzien van die Samuel Ridderspoor ondernemen?”

De jonge rechercheur weifelde.

“Ik…eh, ik wil met hem praten…vragen wat zijn bezoek aan Smalle Lowietje betekende…en in hoeverre hij betrokken is bij de moorden op Fredrich Heinrich von Bodenwerder en Herman van Hogenbroek.”

De Cock blikte op zijn horloge.

“Dat gaan we doen,” sprak hij instemmend. “Eerst even naar de Kit, kijken of er nog bijzonderheden zijn en dan halen we onze Golf op.”

Vledder keek hem argwanend aan.

“Nu…vanavond nog…naar Bussum?”

De Cock knikte.

“En als Samuel Ridderspoor bekent mag je hem arresteren.”

De Cock nam in de kantine van de Warmoesstraat snel een broodje gezond en kroop daarna aaast Vledder in de oude Golf. Het schemerde al toen ze vanaf de randweg in Amsterdam de Al richting Bussum bereikten. De motregen was opgehouden. Maar kort na het knooppunt Diemen kletterden ineens vette regendruppels op het dak van de Golf. Vledder zette de ruitenwissers aan.

De Cock liet zich onmiddellijk ver onderuitzakken. De oude rechercheur ontweek met zijn blikken de zwiepende ruitenwissers. Ze werkten op hem als een hypnose. Als hij bleef kijken kreeg hij de neiging om de bewegingen van de wissers met zijn hoofd te volgen tot hij er bij in slaap viel.

Door de felle regen viel de duisternis snel in. De Cock drukte zich iets omhoog.

“Weet je het huis van Samuel Ridderspoor te vinden?”

Vledder knikte.

“Feilloos. Ik heb het op de kaart nagekeken. Afslag Bussum volgen, dan naar rechts, vervolgens links naar de Brediusweg en weer rechts naar de Jan Toebacklaan. Daar moeten we zijn op nummer 217.”

“Heb je hem gebeld dat wij komen?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Dat leek mij niet verstandig.” Hij lachte. “Het moet een verrassing blijven.”

De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.

“Jij doet vanavond bij hem thuis het verhoor.”

Vledder blikte opzij.

“Jij niet?”

“Het is jouw idee.”

“Jij gelooft niet in een huurmoordenaar?”

De Cock schudde zijn hoofd, maar gaf verder geen commentaar.

“Heb je het testament van Alexander de Rijke dat jij bij Van Hogenbroek hebt gevonden, al aan de rechercheurs van bureau Lijnbaansgracht afgegeven.”

Vledder knikte.

“Ze kwamen vanavond op de recherchekamer, net toen ik boven de post nakeek.”

“En?”

“Wat?”

“Nemen zij het onderzoek naar de moorden op Von Bodenwerder en Van Hogenbroek van ons over?”

Vledder lachte.

“Voor geen goud. Ze blijven erbij dat er tussen die moorden geen enkel verband bestaat.”

De Cock snoof.

“Ik had niets anders verwacht.” Hij zweeg even. “Konden ze al iets zeggen over de moordenaar van Alexander de Rijke…zijn achtergronden…zijn motief?”

Vledder gebaarde achteloos.

“Een milieuactivist, behorende tot de groep van Norman van Dijk, maar dat wisten we al.”

De Cock liet zich weer onderuitzakken. Even kauwde hij op zijn onderlip en keek toen schuin omhoog naar Vledder.

“Heb je al bericht van het laboratorium in Rijswijk over de vlek op het overhemd van Herman van Hogenbroek?”

“Ja.”

“Wat is het?”

“Geslagen eiwit.”

Verder zwegen ze tijdens de rit.

Vledder vond in Bussum zonder veel moeite de statige Jan Toebacklaan.

Nummer 217 bleek een grote villa niet een brede oprijlaan. De jonge rechercheur parkeerde de Golf een tiental meters voorbij de gemetselde stenen pilaren die het begin van de oprijlaan markeerden.

Ze stapten uit en slenterden waakzaam de brede, door hoge rododendronstruiken omzoomde oprijlaan op. Het was er aardedonker. Het grove grind knarste onder hun voeten. Vanuit een raam rechts van de toegang brandde achter gesloten gordijnen enig licht.

Voor de imposante toegangsdeur bleven ze even staan en luisterden. Buiten het ruisen van de regen was er geen enkel geluid in de omgeving waarneembaar.

Vledder vond rechts van die deur aan de muur een koperen bouton en drukte. In het inwendige van de villa klonk luid het ‘dingdong’ van een bel. Ze wachtten ruim een halve minuut.

Toen er geen reactie kwam, belde Vledder nog eens. Ook op het tweede bellen werd niet gereageerd.

Plotseling reed van achter de villa met hoge snelheid een grote zwarte wagen met gedoofde lichten de oprijlaan af. De banden gierden in de scherpe bocht naar de Jan Toebacklaan.

De Cock reageerde geschokt.

“Heb jij iets kunnen waarnemen?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Een grote zwarte wagen, meer kan ik er niet van zeggen. Ik heb geen kenteken gezien en ik heb ook geen glimp van de bestuurder kunnen opvangen.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Er klopt iets niet.”

Gehaast pakte hij uit een steekzak van zijn regenjas het apparaatje van Handige Henkie. Bij het licht van zijn zaklantaarn koos hij de juiste sleutelbaard en in luttele seconden had hij de zware toegangsdeur geopend en stapte naar binnen.

Vledder volgde.

De Cock nam in de hal de deur naar rechts, die naar het verlichte vertrek voerde. In het front van een monumentale schouw stond op een grote eikenhouten tafel een enkel glas. Er was niemand. Zijn intuïtie volgend sjokte de oude rechercheur door de villa op weg naar de keuken. Het licht van zijn zaklantaarn danste voor hem uit. In de keuken ving het dansende licht de gestalte van een man. Hij zat op een houten stoel met zijn ellebogen steunend op een ronde tafel. Het hoofd van de man hing voorover.

De Cock stapte voorzichtig naderbij. Toen de man even bewoog en kreunde, duwde de oude rechercheur het hoofd aan de kin iets omhoog. Hij scheen vol in zijn gezicht en herkende Samuel Ridderspoor.