Выбрать главу

'Het was dus een vriendendienst.'

De Smalle slikte. 'Zo… zo zou je het kunnen noemen.'

De Cock knikte begrijpend. Hij tastte in de binnenzak van zijn colbert en nam daaruit een van de close-ups die Van Wielingen van het slachtoffer had gemaakt. 'Die meid?'

Lowietje nam de foto over. 'Ja,' zei hij beslist,'zij was het. Zij vroeg het.' Hij keek naar de rechercheur op. 'Hebben ze haar vermoord?'

De Cock knikte. 'Colette Maesen.'

Smalle Lowietje schudde meewarig het hoofd. 'Ze hadden beter die andere kunnen pakken, die met het lange zwarte haar.'

De Cock keek de caféhouder aan. De opmerking verraste hem. 'Waarom?'

De tengere caféhouder gebaarde met het glas in de hand. 'Die andere deugt niet, geloof me. Een serpent. Hetzelfde type als wijlen mijn moeder. Als ze ons 's avonds naar bed bracht, dachten we "God, wat een engel" en als je haar nog geen twee minuten later tegen mijn vader te keer hoorde gaan, dan dacht je subiet, dat de duivel haar zelf had geschapen.'

De Cock lachte voluit. Hij pakte zijn glas en nam nog een slok van zijn cognac. 'Jij hebt de man dus naar de Keizersstraat gestuurd?'

'Ja.'

'Hoe laat was dat?'

De Smalle verviel in gepeins. 'Een uur of drie, vier in de middag.'

'Heb je voor die tijd nog met hem gesproken?'

'Vrijwel niet. Hij bestelde een glas port en vroeg of ik het kind wel eens had gezien. Ik zei "ja" want ik had die twee meiden wel eens in de buurt zien scharrelen. Het kind op hun rug. Ze waren er ook wel eens mee in mijn zaak geweest.'

De Cock plukte nadenkend aan het puntje van zijn neus. 'De man kwam dus perse voor het kind,' stelde hij nadrukkelijk. 'Ik bedoel, hij kwam niet voor de meid zelf. Je weet dat ze af en toe een klantje meenam.'

De tengere caféhouder schudde het hoofd. 'Voor het kind,' sprak hij overtuigend. Zijn vriendelijk muizengezichtje stond strak. 'Die indruk had ik. De man was er gewoon vol van. Hij haalde zijn portefeuille tevoorschijn en liet mij zelfs een foto zien.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Een foto?' vroeg hij. 'Van het kind?'

De caféhouder knikte bedaard. 'Van het kind,' herhaalde hij.

De Cock slikte van verbijstering. 'Schenk nog eens in,' hijgde hij geschrokken.

Smalle Lowietje gehoorzaamde met de welwillendheid van een kroegbaas.

Vledder luisterde gespannen naar het relaas van De Cock. Zijn ogen flonkerden en zijn jonge gezicht zag rood. 'Dat is de moordenaar,' riep hij uit. 'Die vent moet het gedaan hebben. Dat kan bijna niet anders. Ga maar na. Het klopt precies. Drie dagen geleden was hij bij Smalle Lowietje. De caféhouder stuurde hem naar de Keizersstraat… tussen drie en vier uur… vrijwel het tijdstip van de moord.'

De Cock knikte instemmend. 'Hij zou het inderdaad gedaan kunnen hebben.'

Vledder gebaarde heftig. 'We moeten de buurt in om getuigen te vinden. Er zullen beslist wel mensen zijn, die hem hebben gezien.'

'Waar?'

'In de Keizersstraat, in de omgeving van het oude kraakpand. Nu we een beschrijving van de man hebben, kunnen we het proberen.'

'En dan?'

'Wat bedoel je?'

De Cock maakte een hulpeloos gebaartje. 'Laten we aannemen, dat er inderdaad getuigen zijn, die de man daar die dag hebben gezien. Wat dan nog? Hoe wil je de man zelf vinden?' Hij grijnsde. 'Hoeveel net geklede mannen van tussen de veertig en vijfenveertig jaar zullen er in Nederland zijn?'

De jonge Vledder trok zijn schouders op. 'Maar er is een verbinding,' riep hij enthousiast. 'Ergens loopt een rode draad. We moeten die draad oppakken en nagaan. We komen dan vanzelf bij de man.'

De Cock stond op en begon door de recherchekamer te stappen. In de cadans van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen. 'Colette,' sprak hij traag, peinzend, 'liet de man naar het café van Smalle Lowietje komen. Het lokmiddel was het kind. Ik heb het Lowietje uitdrukkelijk gevraagd. Hij kwam niet voor haarzelf. De man kwam omdat hij wist dat Colette een blond kindje had.'

Vledder sloeg ineens de handen voor de mond. 'Ik… eh, ik heb je iets vergeten te zeggen,' stamelde hij onthutst. 'Over de sectie van vanmiddag.'

'Wat?'

'Een opmerking van dokter Rusteloos over het kind.'

De Cock keek hem niet-begrijpend aan. 'Wat is er met het kind?'

Vledder slikte. 'Het is niet van haar. Het kan niet van haar zijn. Colette Maesen heeft nooit gebaard.'

8

Rechercheur De Cock staakte zijn rondloop door de recherchekamer. Hij slenterde terug naar zijn bureau en liet zich in zijn stoel zakken. 'Colette nooit gebaard,' zei hij toonloos. 'Colette nooit gebaard.' Het was alsof hij het voor zichzelf repeteerde. Hij keek naar zijn jonge collega. 'Heeft hij er nog iets over gezegd?'

Vledder schudde het hoofd. 'Ik had de indruk, dat hij het gemakkelijk kon vaststellen. Zoals gebruikelijk had ik voor het begin van de sectie een kort gesprekje met dokter Rusteloos over de omstandigheden waaronder wij het lijk van Colette Maesen hadden aangetroffen. Ik liet hem een paar foto's zien van het kamertje, de matras en vertelde hem ook dat we geconfronteerd werden met een kind in een kast, het kind van Colette.' De jonge rechercheur maakte een verontschuldigend gebaartje. 'Je weet hoe dokter Rusteloos is. Tijdens zijn werk is hij niet te storen. Hij noemt monotoon alles op wat hij tegenkomt. Ongeveer halverwege de sectie zei hij plotseling — tussen een reeks andere opmerkingen door — ze heeft nooit gebaard. Ik vroeg of hij het wilde herhalen. En dat deed hij. Ik was te verbaasd om verdere bijzonderheden te vragen. Het is eigenlijk gek dat ik het vergat. Pas toen jij weer over het kind begon…' Hij maakte zijn zin niet af. 'Sorry De Cock, ik… eh,ik…'

De grijze speurder wuifde de verontschuldiging weg. 'Ik begrijp het,' zei hij gelaten. 'Het is in feite mijn eigen schuld. Ik had je die vraag over het baren aan dokter Rusteloos moeten laten voorleggen.'

De jonge Vledder keek verrast op. 'Waarom?' vroeg hij verbaasd. 'Dat is toch nooit een punt geweest. We hebben er toch nooit aan getwijfeld dat Bonny een kind van Colette was?'

De Cock antwoordde niet direct. Hij zette zijn ellebogen op het bureau en liet zijn hoofd in zijn handen rusten. 'Ik had wel een paar bedenkingen,' zei hij na een poosje. 'Bijvoorbeeld, die vergaande verslaving aan heroïne. Bij moeders die nog een jong kind hebben te verzorgen, komt dat niet vaak voor. Maar het kon. Ik moest met die mogelijkheid rekening houden. Toen de ouders van Colette mij vertelden, dat ze niet wisten dat er een kind was, dat Colette nooit over een kind had gesproken, groeide mijn argwaan. Dat is ook de reden waarom ik een volledige classificatie van haar bloedgroep vroeg.'

De ogen van Vledder werden groot. Hij likte aan zijn lippen. 'Je wilde het laten vergelijken met de bloedgroep van het kind.'

De Cock knikte traag. 'Voor de zekerheid. Ik wilde de twijfels die ik had, wegnemen.'

Vledder keek hem aan. 'Dat is dan gebeurd,' sprak hij ernstig. 'Dokter Rusteloos heeft een duidelijk antwoord gegeven.'

De Cock schoof zijn stoel wat naar achteren. 'Als Colette het kind niet zelf heeft gebaard, hoe kwam ze dan aan de kleine Bonny? Waar had ze het kind vandaan?'

De jonge rechercheur reageerde spontaan. 'Gestolen?' opperde hij luid.

De Cock trok een bedenkelijk gezicht. 'Dat neem ik niet direct aan,' antwoordde hij bedachtzaam. 'Je moet bedenken dat Colette Maesen het kind al geruime tijd in haar bezit had. Toen Marianne van Buuren haar begin mei van dit jaar op de weg bij Hoevelaken ontmoette, had ze Bonny al. Voor zover ik heb kunnen nagaan, zijn er omstreeks die tijd ook geen meldingen van vermiste kinderen, in die leeftijd.'

Vledder gebaarde voor zich uit. 'Misschien had ze het kind van iemand in bewaring, tijdelijk, om het te verzorgen.'

De Cock streek over het grijze haar. 'Wie geeft zijn kind aan een verslaafde hippie?'

'Een andere verslaafde?'