Veldhuizen knikte.
“Dat doe ik. Ik kan zo ook wel een alibi opbouwen. Wat was het tijdstip van de moord?”
De Cock schudde zijn hoofd en glimlachte.
“Dat houd ik als verrassing. Ik wil het u niet te makkelijk maken.”
De oude rechercheur boog zich iets voorover.
“Om de zaak even formeel vast te stellen…u ontkent dat u Charles de Rusconie heeft vermoord?”
“Absoluut.”
De Cock maakte een berustend gebaar.
“Hebt u enig idee in welke richting ik de ware moordenaar dan zou moeten zoeken?”
Marinus Veldhuizen antwoordde niet direct. Hij dacht na. Zijn vrouw strekte haar rug. Er lagen weer blosjes op haar wangen. Ze keek in de richting van haar man.
“Casper van de Broek.”
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
“Wie is Casper van de Broek?”
Veldhuizen zuchtte.
“Hij was jarenlang juridisch adviseur van Charles de Rusconie. De Rusconie liet zich door Van de Broek altijd uitvoerig inlichten over eventuele juridische gevolgen van zijn beraamde schurkenstreken.”
De Cock beluisterde de uitleg.
“Jaren lang? Was er een einde gekomen aan de relatie tussen hem en Charles de Rusconie?”
Veldhuizen schudde zijn hoofd.
“Er waren niet lang geleden ernstige meningsverschillen ontstaan. Casper van de Broek wilde niet langer betrokken zijn bij de malversaties die Charles de Rusconie uitdacht. Hij weigerde hem nog langer te adviseren. Bovendien eiste hij een aandeel in het bedrijf van Charles de Rusconie.”
De Cock keek Veldhuizen verbaasd aan.
“Een aandeel?”
De man schudde weer zijn hoofd.
“Casper van de Broek meende daar recht op te hebben. Door zijn adviezen was Charles de Rusconie in staat gebleken om zich schatten te verwerven. Dat was volgens Van de Broek de basis van zijn claim.”
De Cock gniffelde.
“Ging De Rusconie daarop in?”
Veldhuizen schudde zijn hoofd.
“Hij weigerde.”
“En?”
“Wat bedoelt u?”
“Hoe reageerde Casper van de Broek op die weigering?”
Veldhuizen maakte een grimas.
“Chantage. Van de Broek dreigde met het openbaar maken van de frauduleuze middelen waarmee Rusconie zijn enorme vermogen had vergaard.”
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
“Casper van de Broek speelde dus met dezelfde gedacht als u: het wereldkundig maken van het gedrag van Charles de Rusconie?”
Veldhuizen raakte geïrriteerd.
“Ik heb nooit aan het begrip chantage gedacht,” reageerde hij fel.
“Ik heb nooit aan Charles de Rusconie gezegd dat ik in ruil voor mijn zwijgen iets van hem verlangde. Ik heb van mijn voornemen om alles te publiceren afgezien omdat het mij te kostbaar werd.”
De Cock knikte begrijpend.
“Hoe kwam u op de hoogte van de meningsverschillen en van de verwijdering tussen Charles de Rusconie en Casper van de Broek? Wat of wie was uw bron?”
“Casper zelf.”
De Cock keek verrast.
“Bestond er een bijzondere relatie tussen u en de juridisch adviseur van De Rusconie?”
“Nee.”
De Cock toonde onbegrip.
“Waarom was hij dan zo openhartig? Waarom openbaarde Casper van de Broek aan u zijn plannen om Charles de Rusconie te chanteren?”
“Geen idee,” zei Veldhuizen schouderophalend.
“Ik kende hem nauwelijks. Ik denk dat ik hem een- of tweemaal had ontmoet, altijd in gezelschap van Charles de Rusconie.”
“Vreemd,” zei De Cock.
Veldhuizen sprak verder.
“Ongeveer een week geleden stond hij plotseling bij ons voor de deur. Hij was duidelijk een tikkeltje in de war. Hij zei dat hij met mij wilde praten. Mijn vrouw en ik lieten hem binnen. Ongevraagd vertelde hij ons toen van zijn plannen om iets tegen Charles de Rusconie te ondernemen. Ter ondersteuning van de bewijsvoering wilde hij ook de bizarre overname van mijn bedrijf in zijn publicaties betrekken.”
“Daar hebt u in toegestemd?”
Veldhuizen maakte een hulpeloos gebaar.
“Het lag in de lijn van de plannen die ik zelf aanvankelijk had.”
“Hoe ging het verder?”
“Casper van de Broek vertelde aan mijn vrouw en mij dat hij als juridisch adviseur precies wist hoe men De Rusconie het best kon aanpakken. Hij vroeg of ik nog in het bezit was van zo’n speciale haring, die ik vroeger bij mijn tenten leverde.”
De Cock reageerde geschrokken.
“Hij wilde zo’n tentharing?”
Marinus Veldhuizen knikte.
“Hij wilde die voegen bij stukken betreffende de overname van mijn bedrijf.”
De Cock kneep zijn ogen even dicht.
“Die tentharing hebt u hem gegeven?”
Veldhuizen liet zijn hoofd iets zakken.
“Ik gaf hem er zelfs twee.”
De rechercheurs namen afscheid van het echtpaar Veldhuizen.
De Cock slofte nadenkend en soms hijgend terug naar hun Golf in de Aert van Nesstraat. Vledder liep langzaam naast zijn oude leermeester voort. Hij opende het portier van de politieauto en hield het hoffelijk voor De Cock open. De grijze speurder keek hem verwonderd aan.
“Is dit nieuw?”
Vledders gezicht toonde een brede grijns.
“Ik heb eerbied voor de ouderdom,” sprak hij temerig.
“Barst.”
Nadat De Cock was ingestapt, klapte Vledder het portier met een zwierig gebaar achter hem dicht zoals dat een galante chauffeur betaamt en kroop daarna lachend achter het stuur van de Golf. Hij startte de motor en reed weg. Via de Nova Zemblastraat en de Houtmankade reed hij over de brug naar de Van Diemenstraat. De jonge rechercheur blikte opzij.
“Zonder dollen…ik vond dat jij het echtpaar Veldhuizen goed hebt verhoord. Kalm en welwillend. Anders waren ze vermoedelijk nooit met het verhaal van die juridische adviseur gekomen.”
De Cock gniffelde.
“Bedankt voor het compliment. Het klinkt beter dan jouw eerbied voor mijn ouderdom.”
“Dat was een grapje.”
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
“Toch begrijp ikhet gedrag van die Casper van de Broek niet. Waarom vertelt hij juist aan Marinus Veldhuizen van zijn meningsverschil met De Rusconie en openbaart hij hem al zijn plannen.”
“Je bedoelt, wat steekt daar achter?”
“Precies.”
Vledder grijnsde.
“We kunnen het hem vragen.”
“Nu nog?”
“Waarom niet? Marinus Veldhuizen kent niet het privé-adres van Casper van de Broek, maar wel de plek waar hij kantoor houdt.”
“En dat is?”
“In de Hartenstraat op nummer 305.”
De Cock blikte op zijn horloge.
“Het is bijna acht uur. Er zal niemand meer op dat kantoor zijn.”
Vledder glimlachte.
“De bewoners van ons kikkerlandje zijn stapel op procedures, claims, kort gedingen en andere rechtszaken. Misschien werkt hij over.”
De Cock gebaarde naar de voorruit.
“Oké, ga je gang. Je weet de Hartenstraat te vinden.”
De begane grond van het perceel Hartenstraat 305 bleek een voormalig winkelpand. Op de grote winkelruit stond in sierlijke witte letters: Casper van de Broek. Voor al uw juridische perikelen. Achter de ruit hing een groen gordijn. En daarachter brandde licht.
In de smalle Hartenstraat was geen plaats meer vrij om de Golf te parkeren. Vledder reed door tot de Keizersgracht en vond daar nog een plekje aan de walkant tussen de bomen.
Ze stapten uit en liepen terug naar de Hartenstraat. De Cock voelde aan de winkeldeur van perceel 305. De deur was niet op slot. De oude rechercheur stapte naar binnen. Vledder volgde in zijn kielzog.
Aan een bureau achter een balie zat een knappe jonge vrouw. De Cock schatte haar op achter in de twintig. Ze had glad zwart haar in een pony. Met grote glanzende bruine ogen keek ze op, kwam uit haar stoel overeind en liep met kleine bevallige pasjes op haar hoge hakjes naar de twee bezoekers toe.