Выбрать главу

“Waarmee kan ik de heren van dienst zijn?”

Een lieve glimlach sierde haar mond. De oude rechercheur bedwong een ondeugende gedachte. Met een lichte buiging nam hij zijn oude hoedje af.

“Mijn naam is De Cock. De Cock met ceeooceekaa.”

Hij duimde opzij.

“En dat is mijn collega Vledder. We zijn als rechercheurs verbonden aan het politiebureau in de Warmoesstraat. We hadden graag een onderhoud met de heer Casper van de Broek.”

“U wilt hem consulteren?”

De Cock was even sprakeloos. Hij knikte toen hij zich had hervonden.

“Over het onderwerp moord.”

De jonge vrouw keek hem verschrikt aan.

“Moord?”

De Cock knikte opnieuw.

“De moord op Charles de Rusconie. Die moord hebben wij in behandeling. Wij willen u vragen: hebt u de heer De Rusconie bij leven gekend?”

De jonge vrouw zuchtte diep.

“Voor zijn dood kwam de heer De Rusconie hier vrij regelmatig. Casper van de Broek, mijn directeur, was zijn juridisch adviseur.”

“Hoe hebt u van zijn dood vernomen?”

Ze gebaarde naar de telefoon.

“Ik had vanmiddag in verband met een oude affaire nog even contact met zijn bedrijf. Toen vertelde iemand mij dat de heer De Rusconie was vermoord.”

Ze liet haar hoofd iets zakken.

“Ik was er toch wel even kapot van toen ik van zijn dood hoorde. Ik vond de heer De Rusconie wel een aardige man. Altijd erg beminnelijk en attent. Hij was ook erg geliefd bij zijn personeel.”

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

“Geliefd? Hoe weet u dat?”

“Ik had zakelijk nogal veel contact met leden van zijn personeel. Over en weer worden dan wel eens vertrouwelijkheden uitgewisseld.”

De Cock glimlachte begrijpend.

“Wie bent u?”

“Ik ben Margje van Medemblik. Ik ben al enige jaren bij de heer Van de Broek in dienst.”

“Als wat?”

“Ik heb enige jaren rechten gestudeerd.”

“Waar kunnen wij de heer Van de Broek bereiken?”

Margje van Medemblik trok haar schouders op.

“Dat weet ik niet.”

De Cock keek haar verrast aan.

“Dat weet u niet?”

Margje schudde haar hoofd.

“Casper van de Broek en De Rusconie hadden een verschil van mening. Ongeveer een week geleden, na zijn ruzie met de heer De Rusconie, is hij vertrokken.”

“Waar ging die ruzie over?”

Margje maakte een hulpeloos gebaar.

“Het fijne heb ik er niet van begrepen. Casper weigerde nog langer adviezen te geven. Hij vond dat de heer De Rusconie soms bepaalde grenzen overschreed.”

De Cock liet het onderwerp rusten.

“Waarheen is de heer Van de Broek vertrokken?”

De mooie Margje trok haar schouders weer op.

“Hij zei dat hij een paar dagen met vakantie ging en vroeg of ik de zaak zolang wilde waarnemen. Hij zou na enige tijd contact met mij opnemen om te vragen of er zich nog bijzonderheden hadden voorgedaan.”

“En?”

“Wat?”

“Heeft hij al contact met u opgenomen?”

Margje schudde haar hoofd.

“En dat vind ik knap vervelend,” sprak ze met enige ergernis in haar stem.

“Er doen zich toch dagelijks zaken voor die ik graag met hem zou willen bespreken…waarvoor ik zijn advies nodig heb.”

De Cock keek vragend.

“Is de heer Van de Broek getrouwd?”

Margje schudde haar hoofd.

“Hij is homo.”

“Kent u vrienden van hem?”

Margje schudde opnieuw haar hoofd.

“Casper laat zich over zijn relaties nooit uit. Hij doet daar altijd erg schimmig over. Ik heb hier in het kantoor nog nooit vrienden van hem ontmoet.”

“Hebt u zijn privé-adres?”

Margje draaide zich half om en griste een kaartje van haar bureau.

“Kromme Waal 1120. Zijn telefoonnummer staat er ook op.”

“Hebt u hem gebeld?”

Margje van Medemblik knikte heftig.

“Een paar maal per dag,” sprak ze kwaad.

“Hij moet toch eens terugkomen?”

7

Na een duidelijke afspraak met Margje van Medemblik dat zij De Cock zou inlichten wanneer haar directeur Casper van de Broek zich weer zou melden, namen de rechercheurs vriendelijk afscheid van de knappe secretaresse en verlieten het kantoor. Het was gaan regenen. De Cock trok de kraag van zijn jas omhoog en schoof zijn oude hoedje iets naar voren. In gedachten verzonken slenterden de rechercheurs vanaf de smalle Hartenstraat terug naar de Keizersgracht en stapten daar in hun oude Golf.

Met zijn handen aan het stuur leunde Vledder iets voorover, maar startte de motor niet. De Cock keek hem van terzijde aan.

“Wil je hier overnachten?”

vroeg hij spottend. Vledder schudde zijn hoofd.

“Ik denk na.”

De Cock gniffelde.

“Het zal eens tijd worden.”

schamperde hij quasi.

“Je laat het denkwerk meestal aan mij over.”

Vledder negeerde de opmerking. Hij verschoof iets op zijn zitplaats en keek naar De Cock.

“Volgens mij,” sprak hij somber, “is die Casper van de Broek na zijn moord op Charles de Rusconie gevlucht en verblijft hij ergens in het buitenland.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Dat geloof ik niet.”

“Waarom niet?”

“Dat is niet slim.”

Vledder keek De Cock verwonderd aan.

“Hoezo…niet slim?”

De Cock spreidde zijn handen in een weids gebaar.

“Vluchten is schuld bekennen.”

Vledder gromde.

“Vluchten is ook een manier om uit handen van de politie te blijven. Het feit, dat hij zich niet bij zijn secretaresse meldt, kan erop duiden dat hij zijn huidige verblijfplaats niet wil prijsgeven.”

De Cock blikte opzij.

“Meen je oprecht,” vroeg hij nadrukkelijk, “dat Casper van de Broek zijn voormalige opdrachtgever heeft vermoord?”

Vledder zuchtte.

“Via Marinus Veldhuizen kwam hij in het bezit van de metalen tentharing die hij als moordwapen gebruikte.”

“Het motief voor de moord?”

“De ruzie over zijn aandeel in het enorme vermogen van Charles de Rusconie.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Dat is voor Casper van de Broek geen geldig motief. Hij eiste van Charles de Rusconie een deel van zijn vermogen. Om hem te dwingen dat deel te geven, dreigde hij met het openbaar maken van de frauduleuze wijze waarop De Rusconie zaken deed. Dat is chantage.”

“En?”

De Cock gebaarde voor zich uit.

“Geloof me; een chanteur doodt nooit zijn slachtoffer. Daar is hij niet bij gebaat. Integendeel. Hij hoopt dat hij zo lang mogelijk in leven blijft. Van een dode man valt niets meer te halen.”

Vledder keek hem verwonderd aan.

“Moet ik hieruit opmaken,” formuleerde hij voorzichtig, “dat naar jouw mening Casper van de Broek niets met de moord op De Rusconie van doen heeft?”

“Precies.”

Vledder keek hem schuins aan.

“Je bent nogal zeker van je zaak.”

“Dat ben ik ook,” sprak De Cock instemmend.

“Ik heb in het verleden veel strafzaken contra chanteurs behandeld. Ik was daar goed in. Maar onder hen heb ik nooit een moordenaar aangetroffen.”

De oude rechercheur zweeg even en kauwde op zijn onderlip.

“Ik ben bang dat ik weet waarom Casper van de Broek niets van zich laat horen.”

“En dat is?”

“Wacht maar af.”

Vledder startte de motor.

“Terug naar de Kit?”

De Cock schudde zijn hooid.

“We gaan naar de Kromme Waal.”

Vledder reageerde verrast.

“De Kromme Waal?”