De Cock keek hem verschrikt aan.
“En toen?”
“Op dat moment drong plotseling met een schok het besef tot mij door dat ik mij in een uiterst gevaarlijke situatie bevond, levensbedreigend, en dat ik op het punt stond om iemand van het leven te beroven…te doden. Verlamd van schrik liet ik mijn handen zakken. Die vent vluchtte voor mij weg alsof de duivel op zijn hielen zat.”
Samuel Plasmans staarde even voor zich uit.
“En dat was ook zo. Een moment lang was de duivel in mij dwingend aanwezig. Ik weet nog wat ik hem vanuit de keuken nariep.”
De Cock liet zich op zijn stoel zakken.
“En dat was?”
vroeg hij weer ontspannen. Over het gezicht van Samuel Plasmans gleed een glimlach.
“Kom hier nooit meer terug!”
riep ik wanhopig.
“Nooit meer, want dan vermoord ik je!”
Toen Samuel Plasmans was vertrokken, leunde De Cock in zijn bureaustoel achterover. Het gezicht van de oude rechercheur zag grauw.
“Ik stond werkelijk doodsangsten uit,” sprak hij vermoeid.
“Ik was echt bang dat Plasmans die stomme Maurice Grotebroek om het leven had gebracht.”
Vledder had hetzelfde gevoeld.
“Ik kon mij ook volledig in de gemoedstoestand van Samuel Plasmans verplaatsen. Hij stond echt op het punt om die vent te wurgen. Ik was net als jij als een kind zo blij dat hij op tijd tot bezinning was gekomen.”
De Cock leunde voorover.
“We weten nu zo goed als zeker dat het Maurice Grotebroek was die bij mooie Margje in de Hartenstraat de administratie van Casper van de Broek opeiste.”
Vledder knikte.
“Plasmans herkende hem niet zozeer van de beschrijving die Margje van de man had gegeven, maar hij herinnerde zich de gelaatstrekken van Maurice Grotebroek, de man die zijn vroegere vriend Casper van de Broek aan hem had voorgesteld.”
De Cock zuchtte.
“We zullen die Grotebroek toch een keer aan de tand moeten voelen inzake de dood van Casper van de Broek en de moord op Charles de Rusconie, de man die hem op staande voet bij de BV Vrijgevochten ontsloeg. De vraag is, waar duikt die vent weer op. Ik verwacht niet dat hij het waagt om naar dat pand aan de Kromme Waal terug te gaan.”
Vledder lachte.
“Samuel Plasmans heeft hem beslist de schrik van zijn leven bezorgd.”
“Absoluut.”
De jonge rechercheur keek De Cock vragend aan.
“Wat doen wij aan die vernielingen in het pand aan de Kromme Waal?”
De oude rechercheur trok zijn schouders op.
“Daar valt voorlopig weinig aan te doen,” sprak hij spijtig.
“Samuel Plasmans gaat niet direct terug naar Parijs. Hij zal proberen om het juridisch adviesbedrijf van zijn vroegere vriend voort te zetten. Hij zal ook nagaan of Van de Broek een testament heeft nagelaten. Wanneer die alles aan Maurice Grotebroek heeft vermaakt, dan is er geen sprake van een strafrechtelijk vernieling. Binnen redelijke grenzen mag eenieder met zijn eigendommen doen wat hij wil.”
De Cock stond van zijn bureaustoel op en slenterde naar de kapstok.
Vledder kwam hem na.
“Waar ga je heen?”
De Cock draaide zich halfom en grijnsde.
“Naar Smalle Lowietje.”
Vledder glimlachte.
“Jouw keel dorst naar het fluweel van een cognackie.”
11
Caféhouder Lowietje, wegens zijn geringe borstomvang in de rosse buurt meestal Smalle Lowietje genoemd, kwam even vanachter de bar vandaan, streek zijn handen langs zijn morsige vest en stak De Cock hartelijk de hand toe.
“Ik heb jullie een paar dagen niet gezien,” kirde hij opgewekt. De grijze speurder hees zich op een kruk.
“Mijn oude moeder leerde het mij al vroeg: de dienst gaat voor het meisje. Vandaar.”
De caféhouder keek hem olijk aan.
“Ook voor de cognac?”
Hij dook aalglad onder de tapkast, pakte de fles fijne cognac Napoleon, die hij speciaal voor De Cock hield gereserveerd en stak hem omhoog.
“Hetzelfde recept?”
Zonder op antwoord te wachten, bedekte hij de bodem van drie diepbolle glazen, want Lowietje dronk er altijd eentje mee. Ze namen hun glas op, warmden de cognac in het kommetje van hun handen, snoven en proefden met kleine teugjes. Het was een ceremonie die zij bijna dagelijks opvoerden, ingetogen, ernstig, devoot, als gold het een religieuze gebeurtenis. Hoewel Smalle Lowietje in zijn bewogen leven bijna alles had gedaan wat God en het Wetboek van Strafrecht hadden verboden, beschouwde de grijze speurder hem als een vriend. En dat was wederkerig. Het feit dat De Cock uitdrukkelijk het recht vertegenwoordigde, deed daar geen afbreuk aan. Smalle Lowietje zette zijn glas neer.
“Is het zo druk aan de Kit, dat je een paar dagen niet kon komen?”
De Cock nam nog een slok van zijn cognac.
“Twee moorden op één dag is zelfs voor een oude rot in het vak een hele opgave.”
Smalle Lowietje schudde meewarig zijn hoofd.
“Geen tijd voor mijn etablissement?”
De Cock lachte.
“Je weet, Lowie,” sprak hij grijnzend, “als ik de tijd heb en mijn droge keel mij waarschuwt, ontvlucht ik de Kit. En jouw etablissement vind ik zelfs met mijn ogen dicht. Ik ga gewoon op de lucht af.”
Smalle Lowietje prikte met zijn wijsvinger naar De Cock.
“Ik hou je aan je woord.”
De oude rechercheur wreef even met zijn vlakke hand over zijn gezicht.
“Zegt jou de naam Maurice Grotebroek iets?”
Smalle Lowietje grinnikte.
“Die stomme junk? Gewoon knettergek. Ik heb hem al een paar maal uit mijn etablissement moeten jagen. Hij komt hier soms zomaar ‘s-avonds binnen en vraagt aan mijn gasten om geld voor drugs.”
“Agressief?”
“Niet tegen mij.”
“Tegen anderen?”
Smalle Lowietje lichtte zijn smalle schouders.
“Je weet van junks nooit precies hoe zij op situaties reageren. Als hun bloed om die rotzooi schreeuwt zijn ze tot alles in staat.”
“Weet je verder nog iets van die vent?”
Smalle Lowietje schudde zijn hoofd.
“Ik heb niet zoveel interesse in junks. Voor mij niet interessant.”
Hij zweeg even.
“Heb jij hem nodig…is hij ergens bij betrokken?”
De Cock glimlachte.
“Daar ben ik nog mee bezig,” sprak hij ontwijkend. De tengere caféhouder keek hem nadenkend aan.
“Je zei, dat je twee moorden op één dag had?”
De Cock knikte.
“Dat zei ik.”
“Was daar ook de moord op die juridische adviseur bij?”
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
“Welke juridische adviseur?”
“Uit de Hartenstraat.”
De grijze speurder keek Lowie verwonderd aan.
“Hoe weet jij dat die man is vermoord? Het heeft nog in geen enkele krant gestaan.”
Smalle Lowietje antwoordde niet direct. Hij likte aan zijn lippen en blikte wat schichtig om zich heen. Hij stond in de buurt niet graag als verklikker te boek.
“In kringen van de penoze,” sprak hij fluisterend, “is die moord het gesprek van de dag.”
De Cock keek de tengere caféhouder verwonderd aan. De opmerking verraste hem.
“Waarom?”
Smalle Lowietje boog zich nog verder naar hem toe.
“Sommige jongens van de penoze kwamen bijna dagelijks bij hem over de vloer. Dat simpele mannetje uit de Hartenstraat was een hele grote.”
“In welk opzicht?”
Smalle Lowietje gebaarde.
“In juridische adviezen. Dat mannetje had voor bijna elke zaak een passende oplossing. Hij kende ook alle advocaten en wist precies welke strafpleiter voor jou, in jouw situatie, de beste man was.”
De Cock glimlachte.
“Ben jij ook wel eens bij hem geweest?”
vroeg hij; het was grappig bedoeld.
Lowietje knikte bedaard.