Выбрать главу

De oude rechercheur grinnikte.

“En dat is van mij een vriendendienst.”

“Hoezo…vriendendienst?”

“Anders moet je wachten tot dokter Rusteloos zijn sectie morgen heeft voltooid.”

Van Wielingen keek de oude speurder verward aan.

“Kan dat niet eerder?”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Het slachtoffer wordt straks liggend op zijn buik vervoerd, met het wapen nog in zijn rug. We mogen van dokter Rusteloos, onze patholoog-anatoom, het wapen niet uit zijn rug trekken en in beslag nemen.”

“Waarom niet? Die dode vent voelt toch niets meer.”

De Cock gebaarde naar het slachtoffer in de fauteuil.

“Dokter Rusteloos heeft ons inzake steekwapens jaren geleden strenge instructies gegeven. Met het wapen nog in het lichaam van het slachtoffer schijnt het voor hem makkelijker te zijn om vast te stellen wat voor schade het wapen inwendig heeft aangericht.”

Na een paar maal flitsen hield Bram van Wielingen zijn camera opnieuw even omhoog.

“Ik hoop oprecht,” sprak hij ernstig, “dat je de dader van deze moord vindt.”

De Cock keek hem verwonderd aan.

“Ben jij gevoelsmatig bij deze moord betrokken?”

vroeg hij ongelovig.

Van Wielingen gromde.

“Ik heb de pest aan mensen die opbloeiende sprookjes vernielen.”

De Cock schonk de fotograaf een milde grijns. Daarna draaide hij zich om. Bij de deuropening van het vertrek ontwaarde hij dokter Den Koninghe. Pal achter hem stonden twee geüniformeerde broeders van de Geneeskundige Dienst met hun onafscheidelijke brancard. Ze torenden hoog boven de kleine lijkschouwer uit.

De grijze speurder liep blij op de lijkschouwer toe en begroette hem hartelijk. De Cock had een zwak voor de excentrieke dokter met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwarte jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed.

“Hoe maakt u het?”

vroeg hij bijna uitgelaten.

“Best. De jicht laat mij al een tijdje met rust.”

De Cock leidde dokter Den Koninghe naar de dode man in de fauteuil.

De dokter bezag de situatie in de kamer en keek toen naar de dode man.

“Het slachtoffer ligt er een beetje vreemd bij en het wapen is voor mij een onbekend voorwerp.”

De oude lijkschouwer wees naar De Cock en Vledder.

“Probeer eens of jullie hem aan de schouders iets omhoog kunnen trekken. Ik wil in zijn gezicht kijken.”

Het opbeuren van het bovenlijf van het slachtoffer ging feitelijk heel eenvoudig. Bram van Wielingen flitste snel even in het dode gezicht, waarna de dokter met duim en wijsvinger de wijd opengesperde ogen dichtdrukte. Hij voelde aan de kin van het slachtoffer en betastte eerst de ene en daarna de andere arm van de dode man.

Dokter Den Koninghe nam zijn garibaldihoed af, trok de pijpen van zijn streepjesbroek iets omhoog en knielde bij de voeten van het slachtoffer neer, waarna hij de onderbenen één voor één bewoog.

Al na luttele seconden kwam hij overeind. Zijn oude knieën kraakten.

Met precieze bewegingen nam hij zijn bril af, pakte zijn witzijden pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste de glazen.

De Cock kende de bewegingen. Het was een reeks gebaren om tijdwinst te boeken.

“Hij is dood,” sprak de dokter laconiek. De oude rechercheur knikte met een strak gezicht.

“Dat begreep ik,” reageerde hij simpel. Dokter Den Koninghe wees met zijn pochet naar de dode.

“Al enige dagen.”

“Enige dagen?”

vroeg De Cock hooglijk verbaasd. De kleine lijkschouwer knikte.

“De lijkstijfheid is vrijwel geheel verdwenen. En dat proces duurt toch twee à drie dagen.”

Hij zette zijn bril weer op en plooide zijn pochet terug in het borstzakje van zijn jacquet.

“Inwendige verbloeding,” ging hij verder.

“De dader weet iets van anatomie of hij of zij heeft puur geluk gehad. Het valt niet mee om vanaf de rug precies tussen de ribben door het hart te raken.”

“En dat is gebeurd?”

“Vrijwel zeker.”

De lijkschouwer draaide zich abrupt om, wuifde ten afscheid en liep de kamer uit. De Cock keek de oude dokter na. Daarna wendde hij zich tot de fotograaf, die zijn fraaie Hasselblad behoedzaam in zijn koffertje teruglegde.

“Ben je klaar?”

Van Wielingen keek op.

“Voor een dactyloscoopmoet je maar contact opnemen met het hoofdbureau. Ze kampen bij die dienst nog steeds met een tekort aan personeel.”

Hij tikte met zijn wijsvinger op het aluminium fotokoffertje.

“Deze plaatjes heb je morgen op je bureau.”

Hij nam het koffertje uit de fauteuil, wuifde met zijn vrije hand en liep weg door de marmeren gang van het statige grachtenpand.

De Cock wenkte de broeders van de Geneeskundige Dienst met hun brancard naderbij.

“Vervoer hem op zijn buik,” instrueerde hij.

“En laat dat wapen in zijn rug zitten, dat heeft dokter Rusteloos graag.”

De broeders knikten als een eeneiige tweeling. Ze tilden de dode uit zijn fauteuil en legde hem op de brancard. Gewoontegetrouw drapeerden zij een laken over de dode heen. Het uitstekende wapen met het laken erover gedrapeerd gaf een vreemd, bijna lachwekkend effect. Het leek op een sheltertje…een klein éénpersoonstentje.

De mond van De Cock zakte iets open. In zijn ogen lag een wazige blik.

“Ik weet het,” sprak hij wat afwezig.

“Ik weet wat dat vreemde wapen is.”

Vledder keek hem gespannen aan.

“Nou?”

“Een haring…een metalen tentharing om de scheertouwen van een tent mee vast te zetten.”

Nadat De Cock de dienders van de surveillancewagen voor hun diensten had bedankt, inspecteerde hij met Vledder grondig het gehele pand. Het leverde niets op waar ze wat aan hadden.

De Cock pakte het apparaatje van Handige Henkie en sloot daarmee de zware groengelakte buitendeur slotvast af.

Hij stapte naast Vledder in hun oude Golf en een tijd lang reden ze zwijgend tussen het immer drukke verkeer van Amsterdam. Het spitsuur duurde tegenwoordig van de vroege morgen tot de late avond, overdacht De Cock.

Vledder blikte even steels opzij. Om zijn lippen dartelde een zoete grijns.

“We hebben dit keer geluk.”

De Cock staakte zijn overpeinzingen en keek zijn jonge collega niet-begrijpend aan.

“Waarmee?”

Vledder lachte.

“We kenden de naam van de dader al voordat wij de moord ontdekten.”

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

“Je bedoelt Boris van der Putten?”

Vledder knikte nadrukkelijk.

“Het is duidelijk dat Boris van der Putten zijn dreigement, dat hij zijn rivaal Charles de Rusconie zou vermoorden, in een daad heeft omgezet.”

De Cock gaf geen commentaar.

“Zullen we,” vroeg Vledder na een korte stilte voorzichtig, “nu direct doorrijden naar de Bernard Zweerskade?”

“Om wat te doen?”

vroeg De Cock fronsend.

“Hem arresteren.”

“Waarvoor?”

Vledder blikte geprikkeld opzij.

“Moord,” riep hij luid.

“Natuurlijk! Moord! Er is toch geen twijfel mogelijk.”

“Dat…eh, datweet je zeker?”

Vledder grinnikte vreugdeloos.

“Wat wil je nog meer?” vroeg hij.

“Het motief is duidelijk en zelfs de vereiste ‘voorbedachte rade’’ is te bewijzen. Sinds hij weet dat Charlotte een verhouding heeft met Charles de Rusconie loopt Van der Putten met moordplannen rond.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“We gaan niet naar de Bernard Zweerskade,” sprak hij resoluut.

“We gaan terug naar de Kit.”