“Heeft de heer Van Giesbeek nog bijzonderheden vermeld over hoé Charles de Rusconie was vermoord?”
vroeg hij.
Charlotte schudde haar hoofd.
“Ik heb het gesprek niet netjes afgesloten. Ik heb gewoon afgebroken en ben een potje gaan zitten janken.”
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
“Je zult naar een andere geschikte kandidaat moeten omkijken.”
Om de mond van Charlotte gleed een droeve grijns.
“Zoveel rijke oudere mannen die nog vitaal genoeg zijn om naar een jonge vrouw te verlangen, zijn er niet. Het is maar een kleine markt. En ik ben niet de enige jonge vrouw die daar opereert.”
De Cock kon met moeite een lach onderdrukken.
“Het lukt je nog wel,” sprak hij bemoedigend.
“Je bent vast mooier en aantrekkelijker dan de concurrentie.”
Charlotte trok haar schouders iets op.
“Hoelang nog?”
“Nog heel lang.”
Charlotte rechtte haar rug.
“Wanneer arresteert u die idioot?”
De Cock ontweek de vraag.
“Heeft Boris van der Putten jou vandaag nog hinderlijk lastiggevallen?”
Charlotte schudde haar hoofd.
“Ik denk dat mijn dreigement, dat ik aangifte zou doen, hem heeft afgeschrikt.”
“Wanneer deed je dat dreigement?”
“Een dag of wat geleden.”
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
“Heb je Boris bij die gelegenheid ook gezegd dat jij de recherche zou vertellen wat hij met Charles de Rusconie van plan was wanneer jij de relatie met die man zou voortzetten?”
“Ja.”
“En?”
Charlotte schudde haar hoofd.
“Het interesseerde hem niet. Hij zei: ‘Lieve meid, je doet maar’.”
De Cock nam een korte pauze. Zijn blik gleed langs de fraaie lijnen van haar gezicht. Hij bewonderde de gloed van haar lange kastanjebruine haren.
“Charlotte,” vroeg hij zacht, “heb je wel eens in een klein tentje geslapen?”
Vledder kwam de grote recherchekamer binnen. Hij blikte om zich heen.
“Is ze weg?”
De Cock trok een meewarige grijns.
“Een paar minuten geleden. Diepbedroefd. Een treurende weduwe. De dood van Charles de Rusconie heeft haar toch wel aangegrepen.”
Vledder gniffelde.
“Ze zal een ander lucratief object moeten zoeken.”
De Cock glimlachte.
“Ik denk dat die opdracht haar het meest bezwaart. Zoveel geschikte kandidaten zijn er niet.”
“Is ze nog met nieuwe aanwijzingen gekomen?”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Ze houdt Boris van der Putten voor de moordenaar.”
“Dat wisten we al.”
“Hm,” gromde De Cock.
“Ik heb haar gevraagd of ze wel eens in een klein tentje had geslapen.”
Vledder keek hem grijnzend aan.
“Wat is dat voor een vraag?”
De Cock bracht zijn lippen in een tuitje.
“Onze Charlotte had inderdaad wel eens in een klein tentje geslapen. Toen ze Boris van der Putten nog maar kort kende en meende dat hij rijk genoeg was om belangstelling voor hem te tonen, openbaarde Boris haar dat hij het zo’n romantisch idee vond om samen met haar een nacht in een tentje in de vrije natuur door te brengen.”
Vledder grinnikte.
“Daar kan ik mij wel wat bij voorstellen.”
“Inderdaad. Het prikkelt de fantasie.”
Vledder boog zich iets naar voren.
“En…heeft ze dat gedaan?”
De Cock trok een olijk gezicht.
“In de kleine kwaliteitstent van Boris van der Putten,” het klonk triomfantelijk uit de mond van de oude rechercheur.
“Ze meent dat het ergens in de duinen was. Ze herinnert zich niet meer precies waar.”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Charlotte van Hoogendoorn,” ging hij verder, “bewaart aan die romantische nacht geen prettige herinneringen. Het verblijf met Boris in zo’n benauwde ambiance heeft ze niet als romantisch ervaren.”
Vledder lachte.
“Een tweede romantische nacht met Boris in zo’n tentje zat er dus niet in.”
De Cock liet een kort schamper lachje horen.
“Charlotte was voorgoed genezen van Boris en een nachtelijk verblijf in een kleine tent.”
Vledder trok ineens zijn gezicht strak en in zijn voorhoofd verschenen kleine rimpeltjes. De jonge rechercheur keek De Cock enige tijd onderzoekend aan.
“Ik begrijp het,” sprak hij ernstig.
“Wat?”
“Jouw vraag aan Charlotte, of ze wej eens in een tent had geslapen.”
“En?”
“Als Boris van der Putten een kleine kwaliteitstent bezit, dan bezit hij ook een metalen tentharing waarmee het leven van Charles de Rusconie werd beëindigd.”
De Cock glimlachte.
“Dick Vledder…jouw intelligentie stijgt met de jaren.”
5
Vledder keek De Cock misprijzend aan en schudde zijn hoofd.
“Ik…eh, ik vind dat geen aardige opmerking,” sprak hij afkeurend.
“Volgens mij is hij ook volkomen misplaatst. Mijn intelligentie stijgt niet met de jaren, maar is door jou in jaren nooit op haar juiste waarde geschat.”
De Cock lachte vrijuit.
“Ik heb weer wat geleerd,” reageerde hij vrolijk.
“Met deze snelle reactie van jou zal ik in de toekomst terdege rekening houden.”
“Ik ben benieuwd,” gniffelde Vledder. De oude rechercheur boog zich iets naar hem toe.
“Hebben jouw naspeuringen nog iets opgeleverd?”
Vledder keek naar het scherm van zijn computer waar hij de informatie aflas.
“Boris van der Putten heeft een strafblad.”
“Terzake wat?”
“Oplichting.”
De Cock grinnikte.
“Verbaast mij niets.”
“Hoezo?”
“Het past bij zijn type.”
Vledder bewoog de muis oyer het oppervlak van zijn bureau en tuurde weer naar het computerscherm.
“Vriend Boris is ook een genie in het maken van schulden. Hij leent links en rechts en koopt goederen zonder die ooit te betalen. Daarom verhuist hij regelmatig om zoveel mogelijk uit handen van zijn schuldeisers te blijven.”
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
“Voor welke oplichting is hij bestraft?”
Vledder keek opnieuw naar zijn computerscherm.
“Boris van der Putten was enige jaren employé bij de IJsselsteinse Bank hier in Amsterdam. Aanvankelijk tot volle tevredenheid van zijn superieuren. Tot men erachter kwam dat hij van een groot aantal zogenaamd slapende rekeningen[3] geld naar zijn eigen rekening overmaakte. Het bedrag liep in de tonnen.”
“Ontslagen?”
“Op staande voet. Sindsdien leeft hij van min of meer geraffineerde zwendelpraktijken. Hij is niet kieskeurig. Hij flest ook kleine zakenlieden.”
“Een vies mannetje.”
Vledder gniffelde.
“Dat mag je wel zeggen.”
“Heeft hij wel meer mensen lastiggevallen…gestalkt, zoals Charlotte van Hoogendoorn?”
“Daar heb ik niets over gevonden.”
De Cock gebaarde voor zich uit.
“Wat ben je te weten gekomen van onze tentenman, Marinus Veldhuizen?”
Vledder keek naar zijn computerscherm.
“Ook hij heeft een strafblad. Ruim vijf jaar geleden is Marinus Veldhuizen veroordeeld terzake eenvoudige mishandeling. Hij gaf een lastige, slecht betalende cliënt op wie hij een lopende vordering had uit woede twee slagen met een gebalde vuist, waardoor…zo staat in het proces-verbaal…het slachtoffer blauwkleurige verwondingen aan zijn ogen opliep.”
“Shit.”
Het klonk een beetje lachwekkend uit de mond van de oude speurder.
“Wat bedoel je?”
“Dat schrappen we. Tenminste…als hij niet meer op zijn kerfstok heeft?”
Vledder keek zijn oude mentor niet-begrijpend aan.
“Op zijn wat?”