Выбрать главу

'Verdomme,' zei hij triest, 'dat jij ook altijd achter mij aan moet zitten.'

De Cock grijnsde. 'Hij was dus hier.'

'Ja.'

'Voor wat?'

Henkie staarde voor zich uit en verviel in een droef zwijgen. 'Ik ben niet opnieuw gevallen,' zei hij na een poosje. 'Als je dat soms denkt?' Het klonk somber. 'Ik heb alleen voor Brets een paar dingetjes gemaakt, gereedschap. En dat mag toch?' 'Middelen om een inbraak te plegen?' Henkie gebaarde heftig.

'Wat wil je, dat is toch niet strafbaar? Dan kan je morgen waarachtig wel alle gereedschapswinkels sluiten. Breekijzers verkopen ze allemaal.'

De Cock lachte.

'Kwam Jan Brets alleen voor gereedschap?'

'Nee, hij wou dat ik meedeed.'

'Waaraan?'

Henkie trok een grimas.

'Iets groots, zei-ie. Een organisatie, een bende, zoals ze dat in Amerika en Engeland doen, met een knappe kop aan het hoofd die alles uitdenkt.'

'Zo?'

'Ja, en ze konden mij er best bij gebruiken, zei-ie.' Handige Henkie maakte een verontschuldigend gebaartje. 'Met mijn ervaring, vakkennis en zo.' De Cock knikte.

'En?'

'Wat en?'

'Heb je je aangesloten?'

Henkie plooide zijn gezicht in verontwaardiging. 'Ik heb u toch gezworen,' zei hij verongelijkt, 'dat ik het niet meer zou doen. Ik voel er ook geen stuiver meer voor. Ik heb nu een lief baantje in een magazijn. Vast loon.' Hij wees om zich heen. 'Kijk es, heb ik het niet fijn? Mooie spulletjes, een nieuwe televisie. Ik heb het met al mijn kraken vroeger nog nooit zo goed gehad.' De Cock lachte.

'Jan Brets had het dus over een organisatie. Heeft hij je nog meer verteld, bijvoorbeeld wie de leider was? Ik neem toch aan dat Brets jou wel vertrouwde?' Handige Henkie knikte heftig.

'Zeker, dat deed-ie. Hij vertrouwde mij. Hij wilde toch dat ik meedeed? Nou, dat is toch een bewijs van vertrouwen. De leider, vertelde hij, was een a contant.' 'Een accountant.' verbeterde De Cock. 'Ja, juist, een accountant, je weet wel, zo'n man die de kas en de boeken van grote zaken controleert. Nou, je begrijpt, zo'n man weet precies hoeveel geld er is en waar. De jongens behoefden het alleen maar weg te halen.' Hij tuitte zijn lippen en in zijn ogen twinkelde een schittering. 'Het klonk heel mooi ja, het klonk ergens heel mooi.'

De Cock keek hem onderzoekend aan.

'Maar Jan Brets is dood,' zei hij hard. 'Zo mooi was het toch ook weer niet.'

Henkie knikte wat dromerig.

'Jan Brets is dood,' herhaalde hij somber. Hij maakte een kruis. 'God hebbe zijn ziel.' Er viel een stilte.

'Was er al iets geweest,' vroeg De Cock na een poosje. 'Ik bedoel hadden ze al een klapper gemaakt?' Henkie schudde zijn hoofd.

'De zaak was volgens Jan nog in voorbereiding. Het zou wel gauw gebeuren.'

'Waar?' vroeg De Cock gretig. 'En bij wie?'

Henkie schudde opnieuw het hoofd. 'Dat wilde Jan Brets niet zeggen.'

'Waarom niet?' Handige Henkie grijnsde.

'Gut, dat is nou niet zo moeilijk te snappen. Tenslotte ben ik een ouwe jongen van de vlakte. Ik mocht het eens in mijn hoofd halen om onder hun duiven te gaan schieten. Dan was de poet al weg, voordat zij er aankwamen.'

Hij grinnikte bij de gedachte.

De Cock wreef met zijn hand langs zijn kin.

'Maar,' viste hij, 'Jan Brets zal je toch wel iets over die klapper hebben verteld? Hij probeerde jou toch voor het plan te winnen.'

Henkie haalde zijn schouders op.

'Niet hoe of wat, als je dat bedoelt. Ze hadden er een naam voor. Een soort codenaam. Dat wel.' 'Een codenaam?' Henkie knikte. 'Operatie Harlekijn.'

'Wat?'

'Operatie Harlekijn, een gekke naam hè?' De Cock slikte.

10

Tot zijn niet geringe verbazing vond De Cock in de recherchekamer zijn oude commissaris op hem wachten. De ouwe bemoeide zich bijna nooit met zijn zaken. De Cock kon dan ook op zijn gezicht een uitdrukking van verwondering niet onderdrukken, toen hij hem in gezelschap van Vledder op een stoel voor zijn bureau zag zitten. 'Goedenavond, commissaris.' De lange, statige politiechef kwam overeind. 'Goedenavond De Cock. Ik hoorde van Vledder dat je hier om acht uur zou zijn.' Hij keek op zijn horloge. 'Het is inmiddels al bijna negen uur. Enfin, ik was toch in de buurt en ik wilde wel eens met je praten over die moord op Brets. Ik heb uiteraard jullie voorlopig rapport gelezen, maar dat is mij te summier. Ik wil meer bijzonderheden. Ik word namelijk voortdurend lastiggevallen door de heren van de pers. Ze hebben er blijkbaar lucht van gekregen dat de ontdekking van de moord op een nogal vreemde wijze heeft plaatsgevonden. En nu zoeken ze er van alles achter. Ik denk dat die portier van Het Wapen van Groenland heeft gebabbeld.' Hij richtte zich volledig tot De Cock.

'En dan zou ik verder van jou wel eens willen weten wat je van plan bent ten aanzien van die Pierre Brassel te ondernemen?' 'Niets.'

De commissaris keek hem ongelovig aan.

'Niets?'

'Nee.'

'Maar De Cock,' riep de commissaris verbijsterd, 'Die man, die Brassel, onderhoudt, althans onderhield, min of meer uitgebreide contacten met de moordenaar. Dat is toch wel duidelijk.' De Cock deed langzaam zijn hoedje af en knoopte de ceintuur van zijn regenjas los. Hij voelde in feite weinig voor een discussie met de commissaris. Het had weinig zin en hield alleen maar op. Hij ging het liefst zijn eigen gang. Maar als ondergeschikte had hij bepaalde verplichtingen. 'Dat is wel duidelijk,' herhaalde hij loom, 'maar zover ik weet is het hebben van contacten met een moordenaar niet strafbaar.' De commissaris zuchtte.

'Daar gaat het niet om,' zei hij lichtelijk geagiteerd, 'wat ik bedoel is, dat je via die Brassel op de dader had kunnen komen. Ik heb zo-even met Vledder gesproken en ik heb begrepen dat je Brassel zo zonder meer hebt laten vertrekken.' De Cock haalde zijn schouders op. 'Wat had u dan gedacht?'

'Gedacht, ge-gedacht.' De commissaris stotterde. 'Je had hem kunnen laten schaduwen.' De Cock grijnsde.

'Het zou zonde zijn geweest van de tijd en de mensen die wij daaraan hadden besteed. Pierre Brassel is niet gek, althans niet zo gek als zijn briefje doet vermoeden. Het hele plan is erop gericht om de ware moordenaar buiten schot te houden. Brassel treedt vrijwillig op de voorgrond. Opzettelijk. Het is juist zijn doel om alle aandacht op zich te vestigen. Het is een afleidingsmanoeuvre. Men behoeft werkelijk geen helderziende te zijn om dat te onderkennen.' De commissaris slikte.

'Dat laatste was geen prettige opmerking, De Cock,' zei hij streng.

De Cock boog beschaamd het hoofd.

'Sorry, meneer,' zei hij wat timide, 'het was echt niet hatelijk bedoeld. Ik wilde alleen maar duidelijk maken dat het schaduwen van Pierre Brassel weinig zin heeft.' De commissaris zuchtte diep.

'Goed,' zei hij gelaten, 'goed. Ik laat het verder maar aan jou over. In ieder geval wil ik morgenochtend een uitvoerig rapport op mijn bureau. Je weet zelf hoe lastig de jongens van de pers kunnen zijn en ik weet graag tot hoever ik met mijn mededelingen kan gaan. Ten slotte wil ik niet dat jouw onderzoek door vroegtijdige publicaties wordt bemoeilijkt.' 'Dank u,' zei De Cock.

De commissaris groette uiterst beleefd en vriendelijk en verliet waardig de recherchekamer. De commissaris was een heer en dat bleef hij onder alle omstandigheden, zelfs te midden van wat onwillig personeel. Toen hij weg was, zuchtte Vledder. 'Ik kon er echt niets aan doen,' zei hij verontschuldigend, 'echt niet. Toen ik om acht uur het bureau binnenstapte, kwam ik de commissaris in de gang tegen. Ik moest onmiddellijk mee naar zijn kamer. Hij vroeg mij van alles en nog wat en was hevig geïnteresseerd in die Pierre Brassel.' De Cock knikte.