Hij draaide zich om naar Vledder.
'Jij bent vanmorgen bij de firma Van Brunssum geweest?'
'Ja.'
'Hoe was het?'
'Niets.'
'Wat niets?'
Vledder haalde wat onverschillig zijn schouders op. 'Net wat ik zeg. De heer Van Brunssum begreep niet wat inbrekers in zijn pand aan de Spuistraat dachten te vinden. Er was volgens hem niets te halen. Het grote geld ging rechtstreeks naar de bank. Slechts een klein bedrag aan kasgeld werd 's nachts in een wat verouderde brandkast opgeborgen.' 'En hun accountant?'
'Was Brassel niet.'
'Niet?'
'Nee.'
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
'Maar,' zei hij niet-begrijpend, 'toch had zijn secretaresse zoveel invloed bij Van Brunssum dat zij haar vader het baantje van nachtwaker kon bezorgen.' Vledder knikte.
'Met medewerking van Brassel kon dat ook best.'
'Hoezo?'
Vledder glimlachte. 'Ze zijn vrienden.'
'Wie?'
'Brassel en Van Brunssum, al sinds hun schooltijd.'
14
Rechercheur Vledder dacht.
Het was hem aan te zien. Zijn nog jeugdig gezicht stond gespannen. Zijn kin stak scherp naar voren en tussen zijn wenkbrauwen lag een diepe, dwarse denkrimpel. Plotseling begonnen zijn blauwe ogen te glanzen. Zijn kin schoof weer terug en de rimpel verdween. 'Ik begrijp het!' riep hij opgewonden. 'Het is mij volkomen duidelijk.'
De Cock, die de plattegrond van Het Wapen van Groenland voor zich had, keek verstrooid op.
'Wat is je duidelijk?'
Vledder ging tegenover hem zitten.
'Waarom Brassel de nachtwaker uitnodigde.'
'Zo, en waarom dan wel?' Vledder glimlachte.
'Heel simpel, omdat hij niet wilde dat de vader van zijn secretaresse zou worden neergeslagen.' De Cock keek zijn leerling hoofdschuddend aan. 'Zo simpel als jij denkt,' zei hij met een licht verwijt in zijn stem, 'is het beslist niet. Denk maar eens aan hetgeen Marie Zijllma-kers ons gisteren vertelde. Herinner je je nog dat tijdens de besprekingen in het huis van Dikke Toon werd overeengekomen dat Jan Brets de oude nachtwaker zou neerslaan en Brassel zei dat dit het best met een hockeystick kon gebeuren. Dat was een week geleden. Brassel wist op dat moment allang dat het pand van de firma Van Brunssum op de dag van de operatie onbewaakt zou zijn, dat er die dag geen nachtwaker was. Hij had hem zelf uitgenodigd.' Vledder kreunde alsof hij maagpijn had. 'Verdomme ja,' riep hij kwaad op zichzelf uit. 'Je hebt gelijk. Dat is waar. De oude nachtwaker kreeg de uitnodiging voor het feestje al een veertien dagen geleden.'
Kauwend op zijn onderlip staarde hij een tijdje zwijgend voor zich uit. 'Maar…' zei hij aarzelend, 'maar waarom zei Brassel dan niets? Waarom verzweeg hij die uitnodiging? Waarom opperde hij toch het idee om voor het neerslaan van de oude nachtwaker een hockeystick te gebruiken?' De Cock stak beide armen omhoog.
'Ja,' riep hij geprikkeld, 'waarom? Waarom zoveel, waarom werd
Jan Brets uiteindelijk met diezelfde hockeystick vermoord?'
Op dat moment rinkelde de telefoon.
Vledder nam de hoorn op.
'Spreek ik met rechercheur De Cock?'
'Nee, een ogenblikje.'
Hij reikte de hoorn over.
'Het is voor jou.'
'Hier met De Cock.'
'Ik zou bellen,' zei een stem aan de andere kant van de lijn, 'als er iemand belangstelling zou tonen voor die mevrouw Vledder die u vanmorgen bij mij hebt gebracht.'
'Ja.'
'Er is hier zo-even een man geweest.'
'En vroeg hij naar mevrouw Vledder?'
'Nee, niet naar mevrouw Vledder. Maar hij bedoelde haar wel.
Hij noemde haar alleen anders.'
'Hoe?'
'Cynthia, Cynthia van Woerden.'
De Cock smeet wat onbesuisd de hoorn op het toestel en beende naar de kapstok.
'Kom,' riep hij, 'we gaan op pad.' Vledder keek hem verwonderd aan.
'Waarheen?'
De Cock wurmde zich in zijn oude regenjas. 'Hotel Dupont en… Freddy van Blaakeren.'
De eigenaar-portier-kelner-kok van het hotel Dupont aan de Martelaarsgracht droogde zijn handen aan zijn smoezelige schort en ging de rechercheurs voor naar een klein zitje in de hal. 'Het was een knappe jonge snuiter,' legde hij uit, 'met een zwarte kuif en goed in de kleren. Een beetje overdreven, wat branieachtig. Je kent dat wel. Niet echt beschaafd. Ik schatte hem op een jaar of vijfentwintig. Hij vroeg of hij dat meisje kon spreken dat vanmorgen hier een kamer had genomen. Ik deed net alsof ik hem niet begreep en vroeg welk meisje hij bedoelde. Toen noemde hij de naam.' 'Cynthia van Woerden.'
'Ja.'
'En toen?'
'Gewoon, ik zei dat ik bij mijn weten geen Cynthia van Woerden in huis had. En daar loog ik geen woord van. Toen is hij weggegaan.' De Cock lachte.
'Heeft hij nog een boodschap achtergelaten of gezegd dat hij terug zou komen?'
'Nee, dat niet. Maar ik ben ervan overtuigd dat hij terugkomt. Hij keek nogal verbaasd toen ik zei dat ze er niet was en vroeg of er op de Martelaarsgracht nog andere hotelletjes waren.' De Cock knikte.
'Waar is het meisje nu?'
De hotelier gebaarde met zijn duim omhoog.
'Boven, op haar kamer.'
De beide rechercheurs stonden op en liepen naar de trap.
Halverwege draaide De Cock zich om.
'Heeft onze schoonheid,' vroeg hij, 'vanmorgen, nadat ik ben weggegaan, nog getelefoneerd?'
De hotelier schudde zijn hoofd.
'Nee, tenminste niet van hier. Ik heb maar één toestel en dat staat hier beneden bij mij.' 'Is ze dan weggeweest?'
'Ja, even, om sigaretten te halen. Dat heeft maar een paar minuten geduurd.'
De Cock knikte peinzend. Hij liep enige stappen terug en bleef voor de hotelhouder staan. Zijn hand aan de kin.
'Als dat zwarte snuitertje,' zei hij wat aarzelend, 'onverhoeds terug mocht komen, terwijl mijn collega en ik nog boven in haar kamer zijn, vraag hem dan of hij misschien een hoogblond meisje bedoelt met blauwe ogen. Als hij ja zegt, en ik twijfel er niet aan dat hij dat zal doen, dan breng je hem de trap op.
Je klopt boven driemaal snel achter elkaar op haar kamerdeur, wacht een paar seconden, doet dan de deur open en duwt onze vriend naar binnen. De rest kun je dan wel aan ons overlaten.'
De hotelier knikte met een zucht.
'En als hij niet mee naar boven wil?'
De Cock glimlachte.
'Maak je geen zorgen. Hij wil wel.'
De knappe Cynthia van Woerden was bepaald niet verheugd toen ze Vledder en De Cock haar hotelkamer zag binnenstappen. Integendeel, rond haar volle lippen lag een duidelijke trek van teleurstelling.
De Cock grijnsde haar vriendelijk toe. 'We komen je beschermen,' riep hij opgewekt. 'We hebben gehoord dat Freddy van Blaakeren hier in de buurt rondscharrelt. Kennelijk op zoek naar jou. Hij heeft naar je gevraagd, hier beneden in het hotel, nog geen tien minuten geleden.'
Ze toonde geen duidelijke reactie. De mededeling van De Cock gleed schijnbaar onberoerd langs haar heen. Ze blikte alleen wat schichtig naar de beide rechercheurs. Er was geen spoor van angst.
'Wij zijn blij je nog in leven aan te treffen,' ging De Cock bijna vrolijk verder. 'Als ik de hoteleigenaar niet zo duidelijk had geïnstrueerd…' hij pauzeerde even en keek steels naar de uitdrukking op haar gezicht, 'dan waren we misschien te laat gekomen.' Haar ogen vernauwden zich. 'U hebt mij laten bespioneren,' riep ze fel. De Cock schudde zijn hoofd.
'Ik heb alleen de nodige voorzorgsmaatregelen genomen,' zei hij kalm. 'Niets anders. Bovendien, u had mij gezegd dat u niet wist waar Van Blaakeren zich bevond. Hoe kon ik weten dat u nog contacten onderhield met uw moordenaar?' 'Ik onderhield geen contacten.' De Cock trok zijn wenkbrauwen op.
'Maar u hebt hem vanmorgen toch gebeld en gezegd waar hij u kon vinden?'
Ze ontweek de blik van De Cock en boog het hoofd. Haar blonde haar gleed als een gordijn voor haar gezicht. 'U hebt toch gebeld?' drong De Cock aan.