'U hebt het gevonden,' schreeuwde hij. 'U hebt het gevonden.' Hij herhaalde het, nadrukkelijk, als een schoolmeester voor een domme klas. Zijn stem bulderde door de kamer. De Cock bleef rustig zitten. Hij streek met zijn hand langs zijn breed gezicht en keek vanuit zijn fauteuil omhoog langs de lange gestalte voor hem.
'Wat is er Brassel?' zei hij sarcastisch. 'Voelt u zich niet goed?' Brassel gebaarde woest om zich heen.
'Dat is vals,' riep hij fel, 'laag, gemeen, leugenachtig. U hebt het briefje. Natuurlijk hebt u het. U hebt het gevonden onder het dode lichaam van die Brets. Het kan niet anders. Ik heb het geschreven en Fre…' Hij stokte plotseling, slikte het laatste woord half in en keek geschrokken voor zich uit. De rode blosjes van opwinding waren verdwenen. Alle kleur was uit zijn gezicht weggetrokken. Hij zag ineens lijkbleek. Ook mevrouw Brassel leek hevig geschrokken. Ze herstelde zich sneller dan haar man. 'Ik geloof dat ik u begrijp, meneer De Cock,' zei ze zacht. 'U wilt mijn man alleen maar bang maken. Is het niet? U hebt het briefje wel gevonden.' Ze sprak zoet vleiend, haast smekend.
'U wilt hem alleen duidelijk maken dat u zou kunnen zeggen dat er geen briefje lag, dat er dus geen waarschuwing was gegeven.' Ze zuchtte diep. 'Dat zou u kunnen zeggen als u een oneerlijk mens was.'
Op dat moment ging de deur van de kamer langzaam open en een schattig meisje van een jaar of zes kwam aarzelend binnen. Ze droeg een lichtblauw pyjamaatje en langs haar hoofdje hingen lange pijpenkrullen als kurkentrekkers naar beneden. Ze wreef met beide handjes langs haar ogen. 'Ich kann nicht schlafen,' zei ze zacht jengelend, 'soviel Larm.' Mevrouw Brassel sprong op, pakte het meisje bij de hand en nam haar sussend mee de kamer uit.
Het kleine intermezzo had Pierre Brassel de gelegenheid gegeven zich grotendeels te herstellen. Hij was weer in zijn fauteuil gaan zitten. Langzaam kwam er wat kleur op zijn wangen terug. Hij streek met de rug van zijn hand langs zijn voorhoofd. 'Het arme kind moet van mijn wilde geschreeuw wakker zijn geworden,' zei hij met een zucht. 'U hebt mij waarachtig ook wel laten schrikken.'
De Cock negeerde de opmerking. 'Uw kind?' vroeg hij. Brassel schudde het hoofd.
'Nee,' zei hij, 'de kleine Ingrid is geen kind van mij. Ze is het jongste dochtertje van de broer van mijn vrouw. Een kind dus van mijn zwager. Ze logeert tijdelijk bij ons. Het is een wat nerveus kind. Erg gevoelig voor sfeer en indrukken uit haar omgeving.'
Hij glimlachte wat vermoeid.
'Mijn kinderen zijn anders. Minder kwetsbaar. Die slapen door alles heen, al vergaat de wereld.'
Na een paar minuten kwam mevrouw Brassel in de kamer terug. Ze hield de wijsvinger voor haar lippen. 'Ingrid slaapt weer,' zei ze. 'Laten we wat rustiger zijn. Het kind is zo gauw wakker.' Ze wendde zich tot De Cock.
'Het probleem van het waarschuwingsbriefje is inmiddels opgelost, hoop ik?' De Cock knikte.
'Ik heb het gevonden,' antwoordde hij glimlachend. 'Het lag inderdaad onder het lijk van Jan Brets, precies zoals uw man veronderstelde.'
Ze slaakte een zucht van verlichting. 'Mag ik dan nog eens koffie inschenken?' Vledder en De Cock knikten als een tweeling. 'En jij Pierre?'
De heer Brassel keek verward op.
'Wat?'
'Nog koffie?'
'Koffie…? O ja, dat is goed.'
De Cock grijnsde. 'Verstrooid, heer Brassel? Waar was u met uw gedachten? Op het veld?'
Brassel keek hem niet-begrijpend aan.
'Op het veld?'
De Cock knikte opgewekt.
'Ja, op het veld. Het is toch nog niet zo lang geleden dat u als midvoor van het hockey-elftal van Quick successen boekte?' Hij krabde zich wat verlegen achter in de nek. 'U was, meen ik, vooral befaamd om uw slag- of sticktechniek.'
Hij grinnikte als een schooljongen.
'Of zeg ik dat zo verkeerd? Ik ben namelijk geen expert in hockey.'
16
Met een gezapige vaart van zo rond de vijftig kilometer chauffeerde Vledder hun oude trouwe politie-Volkswagen langs de Amstel terug naar Amsterdam. De rivier was breed, breder dan normaal. Het water spatte tot op het asfalt van de weg. Een felle, gierende wind tooide de golven met witte kuiven. Het was bijna angstaanjagend. Donkere wolken joegen langs de hemel, verduisterden het maanlicht. Het eenzame buitenhuis met de vier windwijzers leek een verlaten spookkasteel. De Cock had voor dat alles geen oog. Hij zat naast Vledder, diep onderuitgezakt. Hij had zijn oude hoed tot op zijn neus geschoven en geeuwde ongegeneerd.
'Ik heb slaap,' zei hij tussen twee geeuwen door. 'We gaan nog even terug naar de Warmoesstraat om te horen of er wat is. Dan gaan we naar huis.'
Vledder knikte langzaam. Hij tuurde gespannen door de voorruit. Het licht van de koplampen streek over het wilde water van de Amstel. 'Ik heb net het gevoel,' zei hij somber, 'dat er weer een moord in de lucht hangt.' De Cock kreunde vanonder zijn hoed.
'Ik heb voorlopig aan één moord meer dan genoeg. Zeg maar tegen je gevoel dat het niet door kan gaan.' Vledder lachte.
'Was Pierre Brassel werkelijk een hockeyspeler?' vroeg hij na een poosje.
'Ja Dick, en een goeie.'
'En die stick, ik bedoel de stick waarmee Jan Brets werd vermoord, was dat de hockeystick van Brassel?' De Cock knikte.
'Inderdaad van onze vriend Brassel. De schrandere luitjes van het laboratorium hebben ergens nog vagelijk de initialen P.B. in het hout van de hockeystick kunnen terugvinden. Ze schijnen er jaren geleden met een potlood te zijn ingekrast. Over het plasticband en de schijfjes lood waarmee de stick aan de onderzijde was verzwaard, heb ik nog geen uitsluitsel. Ik heb begrepen dat er weinig van te zeggen valt. Misschien dat ze de herkomst nog kunnen achterhalen. Maar eerlijk gezegd vind ik dat niet zo belangrijk.' Vledder zuchtte diep.
'Ik begrijp er geen steek van,' zei hij geprikkeld, 'waarom toch dat alles? Brassel speelt met vuur. Als hij door zijn bezoek aan ons geen onweerlegbaar alibi had, zat hij allang achter slot en grendel. En het zou mij dan niet eens hebben verbaasd, wanneer hij uiteindelijk voor de moord op Jan Brets zou zijn veroordeeld. Denk eens aan al de aanwijzingen die wij naar voren hadden kunnen brengen.' Hij glimlachte zachtjes voor zich uit.
'Van al die aanwijzingen blijft nu bitter weinig over. Op het moment dat de moord werd gepleegd was hij bij ons. Dat valt niet te ontkennen. We kunnen het tijdstip van de moord moeilijk een uurtje verschuiven.' De Cock lachte. Hij schoof zijn hoedje iets naar achteren en hees zich moeizaam overeind. 'Weet je Dick,' zei hij aarzelend, 'dat briefje dat hij ons schreef, dat malle briefje met een verzoek om een afspraak, had volgens mij alleen maar ten doel zichzelf een waterdicht alibi te verschaffen voor een moord, waarvan hij wist dat hij zou worden gepleegd; sterker nog, voor een moord, die hij heeft helpen voorbereiden.'
Hij draaide zich naar Vledder toe.
'Kijk Dick, en juist dat laatste begrijp ik niet. In feite zit dat mij het meest dwars.'
'Hoezo?'
'Zie je Dick,' ging hij verder, 'het feit, dat Pierre Brassel blijkbaar vrijwillig aan de voorbereidingen heeft deelgenomen, betekent dat hij ermee akkoord ging. Hij had althans geen overwegende bezwaren. Hij hield de werkelijke moordenaar niet tegen, nee, hij reikte hem zelfs de helpende hand. Waarom pleegt men een moord? Ik bedoel, een weloverwogen, tot in de details voorbereide moord?
Hij stak zijn hand omhoog en telde op zijn vingers: 'hebzucht, wraak, jaloezie, angst, chantage.'
Hij schudde zijn hoofd.
'Voor zover ik het kan bekijken, zijn geen van deze motieven haalbaar. Ga maar na. Jan Brets was zo arm als een kerkmuis. Hij woonde nog bij zijn moeder in en we hebben zelf gezien hoe schamel het oude mens er in Utrecht bij zat. Verder is van enige relatie Brassel-Brets uit het verleden niets gebleken. Voordat Pierre Brassel de inbreker Brets benaderde voor die zogenaamde inbraak bij Van Brunssum, kenden zij elkaar niet. En dit benaderen moeten we in feite al zien als een voorbereidingshandeling tot de moord. Het eigenlijke motief valt hier dus buiten, of beter gezegd, ging hier al aan vooraf.' Vledder keek glunderend opzij. 'Goed, heel goed,' riep hij enthousiast. 'Je kunt er nog wat van. Je bent het echt nog niet verleerd. Het is een glasheldere redenering en volkomen logisch.'