De Cock knikte. Daarna stond hij langzaam van zijn stoel op en liep naar de kapstok.
'Kom,' zei hij, 'we gaan.'
Vledder keek hem verbaasd aan.
'We gaan?'
De Cock knikte.
'Trek je jas aan en neem Freddy bij de arm.' Ze verlieten de recherchekamer en liepen door de lange gang naar de trap. Beneden groetten ze de wachtcommandant en stapten het bureau uit. Via de Oudebrugsteeg liepen ze naar het Damrak. Daar bleef De Cock staan.
'Breng Freddy,' gebood hij, 'naar hotel Dupont en zeg tegen de eigenaar dat het goed is.' 'En jij?'
De Cock glimlachte vermoeid.
'Ik ga naar huis. Te voet. Ik geloof dat ik behoefte heb aan wat frisse lucht.'
Hij wuifde en liep van hem weg.
Vledder en Van Blaakeren keken hem na.
Over het brede trottoir slenterde hij in de richting van de Dam, slordig, als een boemelaar, halfwaggelend met zijn oude hoed nonchalant achter op zijn hoofd.
Hij keek niet om.
17
De Cock beende door de recherchekamer. Hij was helemaal uit zijn humeur. Zijn gezicht leek een donderwolk. Het was negen uur en er was nog geen koffie.
De schuldige was de nog jonge rechercheur Bonnemaijers. Hij had die morgen volgens het dienstrooster voor de koffie moeten zorgen, maar hij had de melding van een inbraak en het verhoor van een jonge vrouw belangrijker gevonden. Zoiets was in de ogen van De Cock onvergeeflijk. Er was volgens hem bij de politie niets dat koffie in belangrijkheid kon overtreffen. Daarom schold hij de arme Bonnemaijers de huid vol en zei dat hij als rechercheur nog veel moest leren. Bijvoorbeeld het zetten van koffie, wat er ook gebeurde, al brandde op de Dam het Koninklijk Paleis af. Midden in een daverende volzin, waarin hij nogmaals zijn misnoegen uitte, rinkelde de telefoon. De Cock nam met een woest gebaar de hoorn op en vertelde snauwerig dat met de recherche werd gesproken.
Hij veranderde echter onmiddellijk van toon, toen hij hoorde met wie hij verbinding had.
'Goedemorgen, mevrouw Brassel. Wat verschaft mij het genoegen? Een afspraak? Maar natuurlijk. Onmiddellijk, om tien uur, zeker. Waar? Hier? O, liever niet op een politiebureau, goed, waar dan? Wat zegt u? Het restaurant in de hal van het Amstelstation, ja, dat ken ik, goed, tien uur, fijn, tot dan, mevrouw Brassel.' Hij legde zachtjes de hoorn op het toestel terug en krabde zich eens in de nek. Wat wilde de knappe vrouw van Brassel? Waarom die afspraak op neutraal terrein? De mogelijkheid dat ze gisteravond, na de eerste kennismaking direct al verliefd op hem was geworden, verwierp hij na ampele overwegingen. Het kon niet. Zijn eigen vrouw — toch al toegevend van aard — was pas na jaren iets in zijn goedhartige bokserskop gaan zien. Nee, verzuchtte hij, het zou allemaal wel puur zakelijk zijn. Enfin, in het restaurant zouden ze in ieder geval wel verse koffie hebben. Hij sloot de lade van zijn bureau af, wierp nog een vernietigende blik in de richting van de arme Bonnemaijers en trok zijn jas aan. Mokkend verliet hij de recherchekamer. Beneden in de gang zag hij de oude commissaris juist het politiebureau binnenstappen. De Cock trok snel de kraag van zijn jas omhoog en trachtte vlug via de achteruitgang te ontkomen. Het lukte niet.
'De Cock!' Het klonk luid en dwingend. De Cock draaide zich langzaam om, plooide zijn gezicht in een vriendelijke grijns en liep schoorvoetend terug naar zijn chef.
'Goedemorgen meneer.'
De commissaris lichtte zijn hoed.
'Goedemorgen De Cock,' zei hij opgewekt, 'ga even mee naar boven naar mijn kamer.'
De Cock wreef met zijn hand langs zijn kin.
'Ikke… ik heb nog een belangrijke afspraak om tien uur,' probeerde hij.
De commissaris keek op zijn horloge.
'O,' lachte hij, 'nog tijd genoeg.'
Voor zijn leeftijd wipte hij nog vlug de trap op.
De Cock ging zuchtend achter hem aan.
De commissaris smeet zijn zware aktetas op het tafeltje. Met zijn jas nog aan ging hij achter zijn bureau zitten en strekte zijn arm naar De Cock uit.
'Geef me jouw rapport,' zei hij in volle ernst, 'dan kunnen we dat eerst nog even samen doornemen.' De Cock slikte. 'Rapport, welk rapport?'
De commissaris fronste zijn stoppelige wenkbrauwen.
'Ik meen,' zei hij wat kriegelig, 'dat we dat hadden afgesproken.
Ik zou van jou of van de jonge Vledder een uitvoerig rapport krijgen over de moord in Het Wapen van Groenland.
De Cock boog het hoofd.
'Dat is waar,' zei hij timide. 'U hebt gelijk. Maar ik heb het nog niet. We hebben er nog geen tijd voor gehad. Bovendien is er feitelijk niets om uitvoerig over te rapporteren. Jan Brets is in Het Wapen van Groenland met een verzwaarde hockeystick neergeslagen. Dat staat allemaal al in dat eerste rapport dat Vledder en ik opmaakten.' Hij haalde zijn schouders op. 'Daar valt niet veel meer aan toe te voegen.' De commissaris stond vertoornd op. 'Ik wil een uitvoerig rapport.' De Cock maakte een verontschuldigend gebaartje. 'En ik heb het niet.' 'Dan maak je het.' 'Ik heb nu een afspraak.' Het gezicht van de commissaris liep rood aan. 'Ik wil,' riep hij woedend, 'hoe dan ook, vandaag nog van jou een gedetailleerd rapport over de moord op Jan Brets. Begrepen?' De Cock, die vanwege de koffie toch al uit zijn humeur was, onderdrukte met moeite een serie ongepaste opmerkingen. Hij zuchtte diep, beet daarna op zijn onderlip en vroeg beleefd-spot-tend of de commissaris "verder nog iets van zijn orders had".' Wel, dat had de commissaris. De directie van Het hotel Het Wapen van Groenland had hem al herhaaldelijk gevraagd wanneer de verzegeling van kamer 21 nu eens eindelijk werd opgeheven. Het duurde nu al twee dagen. Het werd een schadepost. De Cock bedwong zich niet langer.
'Verdomme nog aan toe,' ontplofte hij, 'het is alles bij elkaar nog geen achtenveertig uur geleden dat Jan Brets werd vermoord en nu al jankt een hotel over een verzegelde kamer en zeurt een commissaris over een onnozel rapport. Het valt me waarachtig mee dat er nog geen vragen in de Kamer zijn gesteld.'
De commissaris brulde één woord.
'Eruit!!!'
De Cock ging.
De koffie in het restaurant in de grote hal van het Amstelstation verzoende hem weer een beetje met zijn lot. De dag was slecht begonnen, vond hij. Als het zo doorging, kon hij vandaag nog wat beleven. Enfin, zo was het leven van een rechercheur, je wist nooit wat er boven je hoofd hing.
Hij dacht aan het onderhoud met zijn chef. Een uitvoerig rapport. Hij grijnsde voor zich uit. Met het schrijven van rapporten loste je geen moord op. Het verslond alleen zeeën van tijd. De commissaris moest dat weten. Hij stak kalm een sigaret op, bestelde een tweede kop koffie en wachtte gelaten op de komst van de vrouw van Pierre Brassel. Hij schoof zijn stoeltje iets naar achteren en keek op zijn gemak rond. Hij had een strategische positie ingenomen. Vanaf de plaats waar hij zat kon hij het hele restaurant overzien. Er waren niet veel mensen. Hier en daar een enkele reiziger, voor het merendeel mannen. De meeste tafeltjes waren onbezet.
Ze was mooi op tijd, mevrouw Brassel. Een paar minuten over tienen stapte ze binnen: een bijzonder knappe vrouw met opvallend blond haar, gekleed in een zwarte persianer. Haar verschijning trok de onmiddellijke aandacht van de weinige bezoekers.
Het was alsof plotseling een 'ademzucht' door het lokaal blies. Het ging gepaard met een ondefinieerbaar soort geritsel. Ze liet haar blik rustig door het restaurant dwalen en toen ze hem in het oog kreeg, stapte ze resoluut op hem af. Een vastberaden trek om haar mond.
De Cock bewonderde de haast katachtige soepelheid van haar lichaam en onderging de gratie waarmee zij zich voortbewoog. Ze had iets van een panter, dacht hij, met ingehouden klauwen. De Cock was ervan overtuigd dat zij de vrouw was met het Duitse accent, die getracht had Jan Brets nog kort voor zijn dood te bereiken. Had ze hem willen waarschuwen? Wat wist ze? Hij stond langzaam op. 'Goedemorgen, mevrouw Brassel.' 'Goedemorgen rechercheur.'