Выбрать главу

'Zo is het met plannen,' zei hij. 'Het slagen of mislukken hangt vaak van kleinigheden af.'

Hij schoof tijdens het slenteren iets dichter naar hem toe.

'Wie,' fluisterde hij, 'wordt er vanavond vermoord?'

Brassel keek hem verschrikt aan.

'Ik… eh, ik begrijp u niet,' zei hij stamelend.

De Cock trok zijn wenkbrauwen op.

'Och kom, Brassel,' zei hij lichtverwijtend, 'natuurlijk begrijpt u mij. Het is dwaas het te ontkennen. Mijn vrouw, ik, en alle bezoekers van deze fancyfair dienen vanavond als uw alibi. En het simpele feit, dat u blijkbaar weer een alibi nodig hebt, wijst overduidelijk op een nieuwe moord.' Brassel reageerde fel.

'Wie zegt u,' zei hij scherp, 'dat ik hier in het PAX-gebouw ben voor een alibi? Wie zegt dat ik een alibi nodig heb?' De Cock grijnsde breed.

'Ik.'

Hij klampte in het voorbijgaan een Ouderkerkse schone aan, die vanuit een rieten mandje witte anjers verkocht. Het was inderdaad een knap meisje van een jaar of twintig met een dubbele paardenstaart, sprekende ogen en een zoete mond.

'Hoe heet je?' vroeg De Cock.

'Francis.'

'En verder?'

'Francis Brakel.'

De Cock lachte vriendelijk. 'Een fraaie naam.' Hij wees naar Brassel.

'Deze heer zou graag een anjer van je kopen. Maar zoek wel een mooie uit. Een die past bij zijn uiterlijk.' Hij pakte het bloemenmeisje bij de arm en klakte bewonderend met zijn tong. 'Heb je al gezien,' ging hij verder, 'hoe knap deze heer is? Gewoon een adonis.' Hij grinnikte. 'Nou ja, een adonis. In ieder geval een man die je je hele leven niet meer vergeet, een die je bijblijft. Zelfs in je dromen.' Het meisje monsterde het gelaat van Pierre Brassel en speldde hem giechelend een anjer op. Brassel stond er wat houterig bij, hij wist kennelijk met zijn figuur geen raad. Hij trok haastig zijn portemonnee en betaalde met een zuur gezicht. Vanover de schouders van het meisje keek De Cock hem spottend aan. Hij genoot van de verlegenheid, waarin hij Brassel had gebracht. Eerst toen de schone met haar mandje was verdwenen, zei hij: 'Kijk, Brassel, zo kweek je alibi's. Daar heb je echt geen rechercheur voor nodig. Ik demonstreerde het maar even, want ik voel er weinig voor om steeds door u te worden uitgenodigd, wanneer er weer een moord op stapel staat.' Hij schudde zijn hoofd en spreidde zijn armen.

'Ik vraag mij toch af hoe lang u van plan bent ermee door te gaan. In ernst, Brassel, hoeveel moorden hebt u nog in petto?' Brassel draaide zich met een ruk naar hem toe. Zijn ogen schoten vuur. 'Wat denkt u wel van mij,' riep hij vol verontwaardiging. 'Ik ben geen beest, geen maniak.' De Cock haalde nonchalant zijn schouders op. 'Hoe weet ik dat? Ik heb nooit een psychiatrisch rapport over u gelezen. Wie zegt mij dat u geen psychische afwijking hebt, bijvoorbeeld een onweerstaanbare drang om hele gemeenschappen uit te roeien. Zo op het oog ziet u er volkomen normaal uit.' De laconieke, rustige, bijna achteloze conversatietoon van De Cock miste zijn uitwerking niet. Brassel raakte zichtbaar van de kook. Blosjes van opwinding stegen naar zijn wangen. 'Ik ben niet gek!'

Hij schreeuwde zo luid, dat de mensen in zijn directe omgeving hem verbaasd aanstaarden. Ook mevrouw Brassel keek om. In een enkele blik schatte ze de toestand van haar man. Ze hield haar pas in en draaide zich om.

'Wat is er Pierre?' vroeg ze bezorgd. 'Wie beweert er dat je gek bent?'

Brassel antwoordde niet.

Ze keek naar De Cock. Het was een ijzige, afkeurende blik met een vleugje haat.

De Cock grijnsde en de kleine Ingrid aan zijn hand riep Ham-pelmann.

Het woord ontplofte. Midden in de roezemoezige drukte van de fancyfair had een felle paukenslag bij het echtpaar Brassel geen grotere beroering kunnen veroorzaken dan het ene woordje Hampelmann uit de mond van de kleine Ingrid. Brassel en zijn vrouw verstijfden.

De Cock nam de reacties waar. Hij registreerde. Meer niet. Hij zag de verschrikte gezichten van het echtpaar en voelde hoe de kleine Ingrid van zijn hand werd losgerukt. Hij zag hoe mevrouw Brassel het kind wat angstig onder haar hoede nam. Hij voelde de nerveuze spanning, maar begreep het niet. Nogmaals riep het kind Hampelmann en wees met haar handje schuin omhoog.

Ergens in de maalstroom van zijn gedachten, herinneringen, greep De Cock naar een houvast. Hij volgde met zijn ogen de richting waarin het handje van Ingrid wees. Toen, in een enkele oogopslag, in een simpele associatieflits, vielen alle sluiers weg en zag hij de oplossing van het hele raadsel, begreep hij het hoe en waarom van de moorden.

Aan een geïmproviseerd stalletje hingen gefiguurzaagde poppetjes met hoge puntmuts. Ze waren met de hand beschilderd. De lijfjes, armen en benen in witte ruiten. Alle neuzen waren felrode stippen en op de wangen waren getekende zonnetjes. Onder de poppen hingen touwtjes, als je daaraan trok, gingen armen en benen ritmisch heen en weer. De Cock zocht de mooiste harlekijn uit.

Hij ging op zijn hurken zitten en wenkte. Mevrouw Brassel kon de kleine Ingrid niet tegenhouden. Het meisje wurmde haar handje los en kwam gretig naar hem toe. Haar ogen straalden. Over het brede gezicht van De Cock gleed een vriendelijke grijns.

'Hier mein Kind,' zei hij in zijn beste Duits. 'Hier hast du deinen Hampelmann.'

19

Rechercheur De Cock kwam langzaam uit zijn gehurkte houding omhoog. De uitdrukking van vriendelijke welwillendheid waarmee hij de kleine Ingrid haar houten harlekijntje had gegeven, was van zijn gezicht verdwenen. Zijn anders zo goedmoedig uiterlijk stond strak, haast grimmig. Hij liep op Brassel toe, halfslenterend, zijn mond vertrokken tot een smalle lijn, het zware bovenlijf iets gebogen. Zijn houding hield zoveel dreiging in, dat Brassel verschrikt achteruit deinsde, verder, steeds verder.

De Cock liep door, traag, maar onstuitbaar. Het leek alsof hij door niets en niemand kon worden tegengehouden. Pierre Bras-sel vluchtte, ontweek, tot hij niet verder kon. Hij liep ruggelings klem in een groepje geanimeerd babbelende boeren. Pas toen hij opnieuw trachtte te ontkomen, greep De Cock hem vast. Hij legde zijn grote harige hand op de magere borst van Brassel en verknoedelde zijn colbert.

'Wie?'

Pierre Brassel hijgde zwaar, maar antwoordde niet. Zijn brede neusvleugels trilden en in zijn ogen blonk iets van angst. Golfjes van nervositeit zwiepten over zijn wangen.

'Wie?'

Brassel bleef zwijgen.

De Cock spande zijn arm en trok hem naar zich toe. Het gezicht van Brassel was vlakbij. De stof van het colbertje kraakte tussen zijn vingers. 'Wie?' brulde hij.

De felle kreet kaatste tegen de wanden van het zaaltje en schrikte de fancyfairbezoekers op. De charitatieve belangstelling was op slag verdwenen. Zij schaarden zich in drommen om Brassel en De Cock. Noch de grabbelton, noch de waarzeggende domineesvrouw, kon wedijveren met het schouwspel dat de beide mannen boden. De blijde verwachting van een stevige vechtpartij zoefde hoopvol door de rijen.

Geschokt door deze niet-voorziene en ook niet gewenste attractie, schoten een paar organisatoren toe. Ze kwamen kordaat tussenbeide en trachtten de angstige Brassel van De Cock los te rukken. Het lukte niet. De Cock hield verbeten vast. 'Wie?' brulde hij nogmaals. 'Misschien kan ik er nog iets aan doen.' Hij schudde hem krachtig heen en weer en tilde hem in zijn woede haast van de grond. 'Verdomme vent,' siste hij, 'doe je bek dan open.' Brassel liet het hoofd hangen. 'Het is te laat,' zei hij zacht, 'te laat.' De Cock liet hem los.

Hij draaide zich om, vatte zijn vrouw bij de arm en verliet met opgeheven hoofd het PAX-gebouw.