Выбрать главу

Hij maakte een verontschuldigend gebaartje. 'Dat heb ik uiteraard gedaan.' De Cock knikte.

'Uiteraard, dat begrijp ik.' Hij streek met zijn pink over de rug van zijn platte neus. 'Ik heb,' zei hij bedachtzaam, 'uw directeur bij de vorige gelegenheid niet ontmoet, is het wel?' De portier schudde het hoofd.

'Nee, meneer de directeur kwam pas naar beneden, nadat u en uw collega al waren vertrokken. De directeur bewoont namelijk een suite op de bovenste etage. Sinds zijn ziekte bemoeit hij zich weinig meer met de gang van zaken in het hotel. Maar iemand scheen hem te hebben gewaarschuwd.'

'Wie?'

'Ik niet.'

'Wie dan wel?'

De portier haalde zijn schouders op.

'Dat weet ik niet. Misschien een van de chasseurs of een kamermeisje.'

De Cock zuchtte.

'Hoe was zijn reactie, ik bedoel, vond hij het niet vervelend dat de naam van zijn hotel door een moord in opspraak kwam?'

De portier schudde langzaam het hoofd.

'Daar heeft hij zich niet over uitgelaten. Hij vroeg alleen wat er was gebeurd. Ik heb hem toen zoveel mogelijk ingelicht, ook over de verzegeling van de kamer.'

De Cock knikte peinzend.

'Op de lijst die ik destijds van u gekregen heb, ik bedoel op die lijst met namen van het personeel komt de naam van de directeur niet voor?' De portier grijnsde.

'Nee,' zei hij verontwaardigd, 'de directeur, natuurlijk niet.' De Cock sloeg beide handen voor zijn gezicht en kreunde.

21

Rechercheur De Cock keek speurend om zich heen. Kamer 21 van Het Wapen van Groenland bood weer een normale aanblik. Het nerveuze gedraaf van de politiemensen was opgehouden en het zo dominerende lijk van Reinier Kamperman was weggehaald. Alleen een plasje geronnen bloed getuigde nog van de moord.

'Ben je hier klaar met je onderzoek?' Vledder nam de kamer nog eens in ogenschouw en knikte. 'Ik dacht van wel,' zei hij aarzelend. 'Ik geloof niet dat ik wat ben vergeten.' Hij pakte zijn boekje met aantekeningen en las ze door. 'Nee, volgens mij heb ik alles gedaan wat er gedaan moest worden.'

De Cock knikte goedkeurend.

'Mooi, dan kun je nu wel gaan.'

Vledder wees op de deur.

'Moeten we de kamer niet verzegelen?'

De Cock haalde wat vermoeid zijn schouders op.

'Och nee,' zei hij loom, 'laat maar. Dat heeft nu weinig zin meer. We weten alles. Bovendien, meer moorden hoeven we niet te verwachten. Dit was de laatste wraak van de harlekijn.'

Vledder staarde hem wat verbaasd aan.

'Je schijnt nogal overtuigd.'

De Cock knikte gelaten.

'Dat ben ik ook,' zei hij met een zucht. 'Overtuigd en verdrietig.' Hij schonk zijn leerling een wat matte glimlach. 'Kom Dick,' drong hij aan, 'anders wordt het zo laat.' Hij keek op zijn horloge. 'Met de wagen ben je in een halfuur in Velsen. Doe het wel voorzichtig, ik bedoel, vertel mevrouw Kamperman, als het kan zonder haar te schokken, dat haar kinderen geen vader meer hebben.'

Vledder schonk hem een droeve glimlach. 'Zonder haar te schokken,' herhaalde hij wat wrang. 'Ik had liever dat je meeging. Jij bent in die dingen beter dan ik. Ik kan zo slecht iemands verdriet opvangen. Ik raak meestal zelf van de kook.'

De Cock klopte hem vaderlijk op de schouder. 'Dat is niet erg, Dick,' zei hij. 'Dat mag gerust. Verdriet is universeel.'

Vledder zuchtte.

'Je gaat dus echt niet mee?'

De Cock schudde zijn hoofd. 'Ik blijf hier.'

'In het hotel?'

'Ja, voorlopig. Ik heb mijzelf een onderhoud met de directeur beloofd.'

Vledder knikte.

'Nou,' zei hij met een treurig gezicht, 'dan ga ik maar. Ik heb er eerlijk gezegd weinig zin in. Ik weet precies wat mij daar in Velsen staat te wachten: een huilende vrouw en een stel brullende kinderen. Ik hoop dat haar familie niet te ver weg woont. Anders zal ik in godsnaam haar buren wakker moeten maken.'

De Cock knikte.

'Doe je best,' zei hij simpel.

Met een wat norse trek om zijn lippen, zijn oude vilten hoed nonchalant achter op zijn hoofd, stond De Cock breeduit voor de portiersloge en klapte met zijn vlakke hand op de brede houten balie. De portier keek geschrokken om.

'O,' stamelde hij onthutst, 'ik wist niet dat u nog in het hotel was. Ik dacht dat u gelijk met uw collega was vertrokken.' De Cock grijnsde.

'Nee, mijn vriend,' zei hij met een lichte dreiging, 'ik ben er nog. Ik ben gebleven, gebleven voor een lieflijk onderhoud met die directeur van jou.' 'O,' zei de portier.

'Ja,' zei De Cock, 'en wil je nu zo vriendelijk zijn mij even bij hem aan te dienen?' De portier zuchtte zwaar.

'De heer Gosler,' zei hij aarzelend, 'is ziek. Ik mag wel zeggen ernstig ziek. Hij ontvangt de laatste maanden geen bezoek meer op zijn kamer. En zeker niet op dit uur. Het is al ver na middernacht, weet u.'

De Cock trok zijn gezicht in een brede glimlach.

'Ik weet zelf best hoe laat het is, mijn vriend,' zei hij met een zoet sarcasme, 'dat behoef jij mij echt niet te vertellen.' Hij schudde het grijze hoofd. 'Ik heb je trouwens ook niet om de tijd gevraagd. Ik heb je alleen verzocht mij bij die directeur van jou aan te dienen. Meer niet.'

De portier trok zijn hoofd tussen zijn schouders.

'Ik vrees,' zei hij ontwijkend, 'dat…'

Verder kwam hij niet.

Vanover de houten balie greep De Cock hem vriendelijk, maar bijzonder stevig bij de nek en duwde hem zachtjes de portiersloge uit.

'Kom vriend,' siste hij in zijn oor, 'wijs mij zijn kamer.' De portier stribbelde tegen.

'Als u mij toestaat,' zei hij benauwd, 'dan zal ik hem eerst even bellen. Dat lijkt mij beter.'

De Cock liet hem los.

'Goed, mijn vriend, bel hem eerst. Maar zeg hem wel dat ik hem tot elke prijs wil spreken.' Hij stak waarschuwend een vinger omhoog. 'En mocht meneer-de-directeur soms het onzalige idee hebben dat hij mij zonder meer buiten zijn deur kan houden, zeg hem dan dat hij zich schromelijk vergist. Desnoods breek ik heel persoonlijk en ook heel onwettig de deur van zijn kamer open.' De portier monsterde het verbeten gezicht van De Cock en slikte. 'Waarachtig,' riep hij angstig, 'ik geloof waarachtig dat u het doen zou.'

De Cock trok een grimas. 'Zeg maar amen.'

'Ik zal mij ernstig over u beklagen. Daar kunt u staat op maken. De commissaris van het politiebureau aan de Warmoesstraat is een persoonlijke vriend van mij. Het is eenvoudig ongehoord een ernstig zieke man midden in de nacht lastig te vallen, daar hebt u het recht niet toe. U handelt volkomen onrechtmatig. U gaat uw ambtelijke bevoegdheden ver, maar dan ook ver te buiten.' De Cock knikte de man voor hem in de fauteuil zachtjes toe en schonk hem een medelijdend lachje. De gestrenge blik, waarmee de directeur had gemeend zijn woorden wat kracht bij te zetten, kwam uit een paar moede, fletse ogen. Zijn gehele optreden was niet meer dan een droeve demonstratie van fysieke onmacht. De man besefte het zelf. Hij liet zijn hoofd tegen de hoge rugleuning van zijn fauteuil zakken en zuchtte. De Cock bleef naar hem kijken. Uiterlijk onbewogen. Zijn blik tastte het gelaat af, zocht naar familietrekken. Ze waren er, onmiskenbaar. Het haar was blond. De ogen blauw. Uit de mouwen van zijn wijde kamerjas staken een paar magere handen met lange knokige vingers. De Cock schatte hem op vijftig jaar, maar besefte tegelijk dat die schatting niet juist was. Het gezicht was vertekend, een sluipende ziekte had onuitwisbaar haar sporen gegrift. Frie-drich Gosler leek zeker tien, vijftien jaar ouder dan hij was. 'Het is vreemd,' verzuchtte De Cock, 'heel vreemd. In deze zaak weet eenieder blijkbaar precies tot hoever zich mijn bevoegdheden uitstrekken. Bovendien is er van het begin af aan veel over recht gesproken.' Hij schudde misnoegd het hoofd. 'Ziet u, en juist dat laatste vind ik zo beklemmend. De geschiedenis leert het steeds opnieuw: er wordt nooit zoveel over vrede gesproken, juist wanneer een oorlog dreigt.' De heer Gosler boog zich iets naar voren. 'Ik begrijp u niet,' zei hij zacht. De Cock grijnsde.