Выбрать главу

'Ik denk dat uw intelligente zwager mij wel begrepen zou hebben, Herr Gosler, ik bedoel dit te zeggen: er zijn in naam van de vrede vele oorlogen gevoerd en er is in naam van het recht veel onrecht geschied.'

De heer Gosler keek hem een tijdje peinzend aan. 'U…' vroeg hij weifelend, 'u kent het motief?' De Cock antwoordde niet direct. Hij wreef met duim en wijsvinger langs de neus in de ooghoeken. Het was een vermoeid gebaar. Een plotselinge loomheid overviel hem. Het was alsof de spanning die hem de laatste dagen had voortgedreven ineens wegzakte. Hij voelde dat hij zijn doel had bereikt en was er vreemd genoeg niet blij mee, integendeel, het maakte hem verdrietig. 'Ja,' zei hij na een poosje, 'ik ken uw motief.'

'En?' 'Wat?'

'Wel, wat zegt u van het motief?' De Cock slikte.

'Het spijt mij,' zei hij hoofdschuddend, 'maar ik heb er, hoe dan ook, geen bewondering voor.'

Het gezicht van de heer Gosler betrok. Zijn vingers klemden zich om de leuning van zijn fauteuil. De knokkels werden wit. Langzaam drukte hij zich overeind.

Met zijn armen strak tegen het lichaam gedrukt, gespannen, in een haast militaire houding, bleef hij voor De Cock staan. 'Dan rechercheur,' sprak hij plechtstatig, 'dan moet u mij nu, op dit moment, arresteren.'

De Cock keek omhoog, bezag de magere gestalte, de kamerjas die om het zieke lichaam slobberde, de diep ingevallen wangen, de doffe ogen, en schudde zijn hoofd.

'Nee,' zei hij traag, 'daar voel ik niets voor.' Gosler keek hem verbaasd aan.

'U moet mij arresteren,' riep hij luid. 'Daar sta ik op. Het is uw plicht.'

De Cock haalde zijn schouders op in een nonchalant gebaar. 'Och, meneer Gosler,' zei hij gemelijk, 'gaat u toch zitten. U bent veel te ziek om lang te blijven staan. Bovendien hebt u mij niets te bevelen. En wat mijn plicht is, dat bepaal ik zelf.' De hoteldirecteur weifelde nog even. Toen liet hij zich bevend in zijn fauteuil terugzakken. Zijn gezicht zag grauw en De Cock bedacht hoeveel inspanning het deze man gekost moest hebben om de verzwaarde hockeystick dodelijk te hanteren. Gosler scheen zijn gedachten te raden.

'Ik ga wel hard achteruit,' zei hij moedeloos, 'vooral de laatste dagen. Ik ben blij dat ik mijn taak nog heb kunnen volbrengen. Ik ben daar wel eens bang voor geweest.' Hij zweeg even en zuchtte.

'Toch sta ik erop dat u mij arresteert. De wereld mag gerust weten wat ik deed en waarom.' De Cock keek hem scherp aan.

'Nee, meneer Gosler,' zei hij hoofdschuddend, 'de wereld mag dat niet weten. Als uw motieven algemeen bekend worden, dan zullen er beslist mensen zijn, kortzichtige mensen, net als u, die menen dat uw beweegredenen aanvaardbaar zijn. En misschien zijn er onder die kortzichtigen wel mensen die in dezelfde omstandigheden verkeren. Ik bedoel, door hun ziekte ongrijpbaar voor een wereldse rechter.'

Om de smalle mond van Gosler verscheen een grijns.

'Als u mij niet arresteert, bel ik uw commissaris. En als die niet reageert, dan is er altijd nog de pers.'

De Cock knikte peinzend.

'Ik neem aan,' zei hij, 'dat mijn commissaris nog niets weet?'

'Nee, nog niet.'

De Cock staarde een tijdlang voor zich uit. Op zijn breed gezicht lag een gelaten, haast sfinxachtige uitdrukking. Na een paar minuten stond hij op. Hij pakte het ivoorkleurige telefoontoestel dat buiten handbereik stond en legde het in de schoot van de verbaasde Gosler. Daarna ging hij weer rustig tegenover hem zitten en keek hem vriendelijk uitdagend aan. 'U kent het nummer van de commissaris?' Gosler knikte verward.

'Mooi,' zei De Cock, 'dan kunt u hem nu bellen.' Gosler keek hem wantrouwend aan.

'Nu…?'

De Cock gebaarde.

'Zeker, waarom niet. Ik moet u er echter wel op wijzen dat op hetzelfde moment dat u mijn commissaris, of eventueel de pers inlicht, ik van hier rechtstreeks naar Ouderkerk aan de Amstel rijd en daar uw zuster en zwager arresteer. Let wel, ongeacht het lot van de kinderen.' Hij pauzeerde even.

'En denk nu niet dat ze de dans ontspringen. Wetboeken, normen en regels geven alleen garanties zolang de mensen er zich aan houden, begrijpt u meneer Gosler. Desnoods pleeg ik een meineed. En als één meineed niet helpt, dan pleeg ik een serie meineden. Maakt u zich over mijn rechtschapenheid echt geen illusies, als het moet ben ik, net als u, een man zonder scrupules.'

De ogen van Gosler vernauwden zich. 'Is dit een dreigement?'

'U kunt het beschouwen zoals u wilt. Wees er alleen van overtuigd dat wanneer u zich aan de wereld als dader presenteert, of het motief van uw daden openbaar maakt, ik uw zuster en zwager als medeplichtigen de gevangenis in help.' Gosler keek hem een tijdje onderzoekend aan en schatte de ernst van het dreigement. 'Ja,' zei hij als conclusie, 'je zou het doen.' De Cock pakte grijnzend het telefoontoestel uit de schoot van Gosler en zette het terug op het tafeltje. 'Kom,' zei hij vriendelijk, 'laten we eens over gerechtigheid spreken.' Gosler knikte vermoeid.

22

De commissaris greep woedend de telefoon. Voor hem op zijn bureau lag het rapport over de moord. Het was een vrij summier rapport, niet langer dan een halve pagina. Het bevatte de simpele mededeling dat in kamer 21 van hotel Het Wapen van Groenland het lijk was aangetroffen van een man, genaamd Reinier Kamperman, oud 26 jaar, en dat de omstandigheden veel overeenkomst vertoonden met de situatie, aangetroffen bij het vinden van het lijk van Jan Johannes Brets. Dat was de hele inhoud. Meer stond er niet in. De commissaris was er niet tevreden mee. Hij sloeg met zijn vuist op zijn bureau en schreeuwde onbeheerst: 'Laat De Cock bij mij komen.' Rechercheur Van Corstanje, die de hoorn opnam, zei kalm dat hij hem niet verstond.

'Laat De Cock bij mij komen,' herhaalde de commissaris rustiger.

'Het spijt me,' zei Van Corstanje.

'Wat?'

'De Cock is er niet.'

'En Vledder?'

'Die is er wel.'

'Goed, goed, laat Vledder dan komen.' 'Zoals u wilt,' zei Van Corstanje gelaten. Hij legde de hoorn op het toestel terug en keek om zich heen. Toen hij Vledder in het oog kreeg, wenkte hij hem naderbij. 'Je moet bij de baas komen, Dick. En maak je borst maar nat. De oude heeft gloeiend de pest in.' Vledder haalde zijn schouders op.

'Ik kan er niets aan doen,' gnuifde hij. 'Ik ben altijd erg lief voor hem geweest.' Hij trok rustig zijn colbertje aan, schikte zijn stropdas recht en ging op weg naar de baas. De commissaris was in alle staten. Hij liep als een gekooide leeuw achter zijn bureau heen en weer en stortte al zijn toorn uit over het arme hoofd van Vledder.

'Twee moorden in drie dagen,' riep hij woedend. 'En wat heb ik?' Hij sloeg tijdens het lopen met zijn vuist op zijn bureau. 'En wat heb ik? Twee keuterige rapportjes. En wat staat erin? Geen moer.' Hij hief beide handen bezwerend ten hemel. 'Wat hebben jullie in godsnaam uitgespookt? Mag ik dat waarachtig nog weten? Wie is hier aan dit bureau eigenlijk de commissaris, zeg wie, De Cock of ik?' Vledder wees aarzelend voor zich uit. 'U, commissaris.'

'Ja,' brulde de ouwe, 'ik weet het, jij weet het, maar vraag het eens aan je leermeester.' Vledder slikte.

'Dat zal ik doen, commissaris.'

De commissaris ging weer achter zijn bureau zitten. De woedeuitbarsting had hem goed gedaan. Het had hem zichtbaar opgelucht. Hij streek met zijn hand over zijn grijze haren en beduidde de jonge Vledder dat hij tegenover hem mocht plaatsnemen. 'Drie moorden in twee dagen,' verzuchtte hij. 'Twee moorden in drie dagen,' verbeterde Vledder. De commissaris gebaarde wat nerveus. 'Nou ja, dat bedoel ik ook. En beide moorden nog wel in hetzelfde hotel, dezelfde kamer. Zo ogenschijnlijk moet er enig verband bestaan. Het toeval is te groot. Jij was er toch bij, ik bedoel, zowel bij Brets als bij Kamperman?' Vledder knikte. 'Beide keren.'

'En… wat zegt De Cock ervan?'