Выбрать главу

'De Cock is in die dingen nooit erg openhartig. Maar ik kreeg wel de indruk dat hij heel dicht bij de oplossing was. Hij zei tenminste dat hij over voldoende aanwijzingen beschikte om de moordenaar te ontmaskeren.' De commissaris knikte peinzend. 'Zo, zei hij dat?'

'Ja, en De Cock is geen grootspreker. Als De Cock zegt dat… ' De commissaris wuifde verdere loftuitingen weg. Hij ging weer staan en keek Vledder vanonder zijn borstelige wenkbrauwen doordringend aan.

'Breng De Cock hier.' Het klonk als een bevel.

Vledder maakte een verontschuldigend gebaartje. 'Ik weet echt niet waar hij is. Ik heb hem vanmorgen al gebeld, thuis, maar daar is hij niet. Ik kreeg zijn vrouw aan de lijn. Ook zij weet niet waar hij is.'

Het hoofd van de commissaris werd weer gevaarlijk rood. Hij strekte zijn arm in de richting van de deur.

'Dan zoek je hem op, vraag desnoods zijn opsporing, maar doe wat!'

Het galmde door de kamer. Vledder knikte.

'Zeker,' zei hij benepen, 'zeker, zoals u wilt.' Onderwijl vluchtte hij de kamer uit.

De Cock stuurde zijn eigen oude Volkswagen door de oude binnenstad van Amsterdam. Hij had een uitgebreid bezoek gebracht aan dr. Brouchec en zocht nu voor zijn wagen een par-keerplaatsje op de Keizersgracht in de buurt van het gerenommeerde accountantskantoor Brassel & Zoon. Het onderhoud met de dokter had hem de zekerheid gegeven dat zijn eigen inzichten inzake de ziekte van Friedrich Gosler juist waren en dat ook Gosler zelf zich daarin niet vergiste. Aanvankelijk had de dokter weinig bereidheid getoond, maar toen De Cock als dreigement de arrestatie van Friedrich Gos-ler in het vooruitzicht stelde en schetste hoe de cellen van het bureau Warmoesstraat er van binnen uitzagen, veranderde zijn houding. Op basis van wederzijds vertrouwen vertelde hij wat medisch gezien zijn verwachtingen waren. De Cock had om een schriftelijke bevestiging gevraagd, maar dat had de dokter pertinent geweigerd.

'Wacht maar rustig af,' had hij gezegd.

Maar juist dat wachten bracht De Cock in een wat pijnlijke dwangpositie.

Toen hij eindelijk op de gracht voor zijn wagen een plaatsje had gevonden, stapte hij uit en slenterde naar het kantoor van Brassel. Zijn gezicht stond ernstig. De plooien in zijn voorhoofd lagen dieper dan normaal. Hij had zijn plannen klaar en wist dat hij risico's liep. Hij wist ook dat zijn ambtsinstructies — een boekje met ettelijke bijlagen — een andere gedragslijn voor hem bepaalden. Maar De Cock hield niet van ambtsinstructies. Hij had er nooit van gehouden. Hij hield van mensen. En dat was heel wat anders. Hij slofte een blauwstenen stoep op, bleef op het bordes staan en belde aan. Na ongeveer een minuut werd de zware deur geopend. Voor hem stond een groenogig meisje. Ze had een kuiltje in haar linkerwang. De Cock nam zijn hoed af en glimlachte. 'Mijn naam is De Cock,' zei hij beminnelijk, 'De Cock met cee-ooceekaa. Zeg tegen de heer Brassel dat ik hem wil spreken.'

Vledder frommelde wat verlegen aan zijn stropdas. 'Mevrouw De Cock,' zei hij haast smekend, 'weet u echt niet waar uw man is? De commissaris is woedend en brult het hele bureau bij elkaar. Terecht, geloof ik. Ik bedoel, mevrouw De Cock, u weet hoe ik op uw man ben gesteld, maar hij heeft zich al in drie dagen niet op het bureau laten zien. En dat is toch te gek.' Mevrouw De Cock knikte.

'Je hebt gelijk, Dick, het is te gek. Ik begrijp ook niet precies wat hem bezielt.' Ze lachte hem toe. 'Natuurlijk weet ik waar hij is. Hij heeft alleen gezegd dat hij voor niemand te spreken is.' Vledder trok een pijnlijk gezicht. 'Geldt dat ook voor mij?' Ze glimlachte vertederd.

'Kom vanavond om acht uur terug, Dick. Ik zal ervoor zorgen dat hij er is.'

De Cock begroette zijn jongere collega allerhartelijkst. Hij schudde hem langdurig de hand, legde vriendschappelijk een arm om zijn schouder en leidde hem zo naar zijn gezellige zitkamer. Het gezicht van De Cock straalde. Hij scheen oprecht blij met het bezoek van Vledder.

'Ik meen, Dick,' zei hij opgewekt, 'dat ik je heel wat uitleg verschuldigd ben. Ik had het je natuurlijk te zijner tijd allemaal wel verteld, maar mijn vrouw had zo met je te doen, dat ze mij heeft overgehaald om nu reeds opening van zaken te geven.'

Mevrouw De Cock gaf Vledder een knipoogje. 'En,' zei ze glimlachend, 'dat kostte mij niet eens zoveel moeite.' 'Mijn vrouw heeft ook gelijk,' vulde De Cock ernstig aan, 'waarom niet. We werken al zo lang samen. Ik weet dat ik je volledig kan vertrouwen.'

Hij maakte een gebaartje. 'Dat vertrouwen heb ik ook nodig, zie je, want ik moet je geheimhouding opleggen. Over hetgeen ik je vanavond zal vertellen, mag je voorlopig met niemand praten, zelfs niet met de commissaris. Je begrijpt dat ik hem niet voor niets uit de weg ga.' Vledder keek verbaasd. 'Is hij er dan bij betrokken?' De Cock lachte.

'Nee zeg, gelukkig niet. Maar als hij het verhaal kende, zou hij mij wel eens kunnen dwingen de moordenaar te arresteren. En dat wil ik niet.'

Vledder keek hem ongelovig aan.

'Wil je dat niet?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Nee, dat wil ik niet. Ik heb daarvoor verschillende motieven, motieven die ik je in de loop van de avond zal proberen duidelijk te maken.'

Hij wees naar de brede fauteuils.

'Kom, Dick, ga er eens gezellig bij zitten.'

Hij liep naar het dressoir, nam daaruit een fles Franse cognac en liet het etiket zien.

'Wat denk je hiervan?'

Vledder knikte gretig.

De Cock pakte een stel dikbuikige glazen en warmde ze boven een spiritusbrandertje. Daarna schonk hij met aandacht in. De Cock was een liefhebber van een goed glas cognac. Hij genoot ervan met volle teugen. De prikkelende geur, de tintelende smaak, de verwarmende gloed. Cognac was voor hem een totale verrukking.

'Ik heb,' zo begon hij, nadat hij zijn glas had neergezet, 'ook in deze zaak fouten gemaakt. Ik geloof dat het niet te vermijden is. Bij elk onderzoek, vooral in het begin, tast men in het duister en dan kan elke stap, hoe behoedzaam ook genomen, een verkeerde stap zijn. Och, een mens moet fouten durven maken. Ik bedoel dit: iemand die bang is om fouten te maken, ontloopt alle beslissingen, gaat handelingen uit de weg en vervalt uiteindelijk tot een angstig nietsdoen. Nee, Dick, ik ben nooit bang geweest om fouten te maken, ik ben beslissingen nooit uit de weg gegaan.'

Hij pakte zijn glas op en nam opnieuw een slok. 'Maar nu ter zake. Het stond van het begin af vast dat Pierre Brassel de dader niet kon zijn. Zowel voor de eerste als voor de tweede moord was zijn alibi onaantastbaar. Wel bleek uit alles dat Brassel verbindingen had met de werkelijke dader, dat hij volkomen op de hoogte was van diens plannen en met die plannen sympathiseerde, althans daaraan zijn medewerking verleende. Maar wie was die werkelijke dader? Wie was de man achter Brassel? Intrigerende vragen.

Maar wat mij in feite bezighield was het waarom. Waarom werd Jan Brets vermoord? Waarom leende Brassel zich voor een gevaarlijk spelletje op de rand van medeplichtigheid? Met andere woorden: Wat was het motief?

De meest gangbare motieven schenen niet op te gaan. Ze pasten niet. Tussen Brassel en Brets bestond geen enkele relatie, althans geen relatie die een motief kon inhouden. De moord leek zo zinloos. Toch was Brets geen willekeurig slachtoffer, integendeel, Brets werd als slachtoffer heel bewust gekozen. Juist hij werd door Pierre Brassel benaderd en uitgenodigd voor een verblijf in het hotel Het Wapen van Groenland.' De Cock stak gebarend een wijsvinger omhoog. 'Wat had die keuze bepaald? Ik bedoeclass="underline" Waarom Jan Brets, een onbetekenend inbrekertje uit Utrecht? Wie had belang bij zijn dood? Brassel? Ik zei al, een rechtstreeks verband Brets-Bras-sel was er niet te vinden. Er moest dus een indirect verband bestaan, een indirect belang. Hoe? De enige mogelijkheid was via de man achter Brassel, dus via de werkelijke moordenaar. Maar wie was dat?' De Cock grijnsde.

'Zo bleef ik in cirkels denken, waarbij steeds weer dezelfde vragen opdoken.'