Выбрать главу

'Inderdaad, dat kun je wel zeggen. Als ik zijn waslijst zo eens bekijk, dan heeft hij tijdens zijn leven meer in gevangenissen en inrichtingen gezeten dan dat hij er buiten was.'

De Cock keek een poosje nadenkend voor zich uit.

'Toch begrijp ik het niet helemaal,' zei hij hoofdfronzend. 'Als ik goed naar je heb geluisterd, stond er toch ook moord op zijn lijstje?'

'Ja.'

'Wat was dat voor een moord?' Vledder boog zich over zijn krabbels.

'Eens even zien. Ja, hier heb ik het. Dat was al op zijn zeventiende jaar. Tijdens een weekendverlof, hem wegens goed gedrag verleend, is hij met een achttienjarig vriendje, afkomstig uit dezelfde inrichting, ergens in Haarlem 's nachts een huis binnengedrongen. Ze hebben daar toen een oude man, die zich hevig verzette overvallen en vermoord. De gehele buit van de operatie — moord incluis — bedroeg, zo staat hier, elf gulden en drie cent.' De Cock schudde meewarig het hoofd. 'Het is erg,' zei hij zuchtend, 'heel erg. Elf gulden en drie cent, de waarde van een mensenleven.' Hij zuchtte opnieuw. 'Maar nu, nu was hij toch normaal op vrije voeten?' Vledder knikte.

'Hij was niet ontsnapt of iets dergelijks. Toen Jan Brets de dood vond, was hij vrij, net als jij en ik.' De Cock ging er eens goed voor zitten.

'Maar,' vroeg hij met lichte verbazing, 'is hij destijds voor die moord niet gestraft?' Vledder trok zijn schouders op.

'Ik neem best aan dat hij gestraft is,' antwoordde hij met een zweem van spot in zijn stem, 'maar zoals in ons vriendelijke landje gebruikelijk is, bijzonder humaan. Hij is na die moord, nog tweemaal door de rechter veroordeeld. Beide keren voor een uitgebreide serie inbraken. Het begint alweer op zijn twee-entwintigste jaar. Voor die moord zal hij dus niet zoveel straf hebben gekregen. Ik schat ten hoogste een jaar of drie.' Opgenomen in een maalstroom van gedachten, staarde De Cock een tijdlang wazig in het niets. Langzaam stond hij van zijn stoel op. 'Och ja,' zei hij wat somber, 'wat wil ik? Straf en vergelding zijn verouderde begrippen. We plegen tegenwoordig slechts medelijden te hebben en worden met de dag fideler.'

'Je bedoelt crimineler,' zei Vledder grimmig. 'Misdaad lijkt wel een vorm van vrijetijdsbesteding.' Hij snoof verachtelijk.

'Meneer, Vledder sprak met een heel gek hoog stemmetje, 'wat doet u in uw vrije tijd? O, ik? Ik ben een beetje crimineel. Elke zaterdag een pittig inbraakje voor de ontspanning en eenmaal in de maand een onschuldige moord om volledig te relaxen. Zo, en wordt u dan nooit door de politie gepakt? O, jawel, steeds. Maar ik heb een paar complexen. De psychiaters en de rechters laten me direct weer vrij. Ziet u, ik heb dat criminele nodig, voor mijn sociale aanpassing.' De Cock schoot in de lach.

'Kom, kom,' zei hij vriendelijk sussend. 'Dick, niet zo cynisch. Zo erg is het niet. Je overdrijft schromelijk. Bovendien is de berechting van misdadigers een zaak die ons niet aangaat. Daar hebben wij, als rechercheurs, niets mee te maken. En dat is maar gelukkig ook. Laten we liever onze aandacht bepalen bij vriend Jan Brets en zijn zo plotselinge dood.' Vledder knikte somber.

'Je hebt gelijk,' zei hij berustend. 'Het heeft geen zin om je daarover kwaad te maken, en misschien zie ik het toch wel te eenzijdig.'

De Cock glimlachte. 'Ik heb eens een oude rechercheur gekend, die bij elke zaak die hij kreeg te behandelen, alle duivels uit de hel vloekte. Zijn stelregeclass="underline" zet alle mensen achter tralies, dan hebben wij bij de recherche tenminste een rustig leven.' Vledder keek hem verwonderd aan. 'En meende hij dat?' De Cock grinnikte.

'Ik voor mij geloof dat hij alleen maar erg lui was.'

Op dat moment rinkelde de telefoon. Vledder nam de hoorn op.

'Voor jou,' zei hij, nadat hij even had geluisterd, 'de portier van Het Wapen van Groenland.'

De Cock nam de hoorn over.

'Ja?'

'In ons telefoonboekje,' zei de portier, 'heb ik voor de heer Brets twee interlokale gesprekken staan. Beide keren naar Utrecht, nummer 271228. Ik heb opdracht de interlokale gesprekken te noteren. Ze worden de gasten namelijk later in rekening gebracht. Ik kwam ze tegen toen ik de rekening voor de heer Brets opmaakte, nou ja, de verliespost. Of dacht u dat de familie misschien nog…' De Cock negeerde de opmerking.

'Utrecht,' herhaalde hij, 'twee-zeven-een-dubbel twee-acht.' 'Hebt u er wat aan?'

'Dat is vooruit moeilijk te zeggen. In ieder geval mijn hartelijke dank.'

Hij verbrak de verbinding.

'Heb je het nummer genoteerd Dick?'

Vledder knikte.

De Cock begon door de grote recherchekamer te stappen. Hij voelde zich niet geheel op zijn gemak. Op zijn geliefkoosd plekje bij het raam bleef hij staan en keek naar buiten in de lange smalle Heintje Hoekssteeg. Op zijn voorhoofd lagen diepe denkrimpels. De moord op Jan Brets had een paar vreemde kanten. Hij was in zijn lange loopbaan bij de recherche iets dergelijks nog nooit tegengekomen. In zijn gedachten liet hij alle facetten van de zaak nog eens de revue passeren. 'Jan Brets,' zo memoreerde hij hardop, 'we mogen wel zeggen een notoire bajesklant, wordt in zijn hotelkamer vermoord. De moordenaar die hem kennelijk achter de deur stond op te wachten, slaat hem zonder meer van achteren de schedel in. Er is geen sprake geweest van een gevecht. Brets werd door de aanval volkomen verrast. Het wapen, de hockeystick, was lang tevoren voor de moord geprepareerd. Er is dus sprake van een goed uitgedacht plan. Daar wijst trouwens ook het zo vreemde briefje van Pierre Brassel op. Wat bij dit alles echter volkomen in het duister blijft hangen is het motief. Van het slachtoffer weten we dat hij zich de laatste jaren kennelijk alleen met inbraken bezighield. In zijn fraaie, leren weekendtas hebben we ook alleen maar typische inbrekerswerktuigen gevonden. Er bestaat dus een gegronde reden om aan te nemen dat Jan Brets ook nu weer op karwei was.' De Cock pauzeerde even en streek met zijn hand langs zijn gezicht. 'Maar dan,' zei hij wat aarzelend, 'maar dan vraag ik mij toch af of hij alleen was.'

Vledder haalde zijn schouders op.

'Mogelijk,' zei hij traag. 'Misschien ook was Jan Brets hier alleen maar op verkenning en wachtten ergens anders zijn vrienden tot Jan vond dat de operatie rijp was voor uitvoering.' De Cock knikte.

'Ja,' zei hij peinzend, 'dat kan het zijn geweest. Jan Brets was namelijk geen man die er helemaal alleen op uittrok. Dat blijkt ook uit zijn strafblad. Hij had steeds medeplichtigen. Er moeten nog ergens anderen zijn, die van het plan op de hoogte waren.' 'Een plan voor een kraak.'

'Precies Dick, een kraak ergens hier in Amsterdam. Ik neem aan iets groots, iets dat uitgebreide voorbereidingen nodig had. We kunnen er rustig van uitgaan dat Jan Brets niet voor niets vanuit Utrecht naar Amsterdam is gekomen. Het feit dat een man als hij zijn intrek neemt in Het Wapen van Groenland, voor zijn doen toch een groot hotel, duidt volgens mij op iets uitzonderlijks.'

Vledder staarde voor zich uit.

'Je hebt gelijk,' zei hij langzaam, 'het moet inderdaad wel iets uitzonderlijks zijn geweest en het zou mij uiteindelijk niets verwonderen als zijn plotselinge dood daarmee verband hield.' De Cock gebaarde.

'Het lijkt mij wat voorbarig om nu al een dergelijke conclusie te trekken. We zullen toch eerst wat meer moeten weten. Bijvoorbeeld: als er al een plan was, wat behelsde het? Wie waren de deelnemers? En bovenal, wat bracht Jan Brets ertoe om in Amsterdam te gaan kraken. Kreeg hij een tip? Zo ja, wie tipte? Bedenk wel dat Jan Brets in de Amsterdamse onderwereld een onbekende grootheid was. Ik had nog nooit van ene Jan Brets gehoord.'

Vledder schudde het hoofd.

'Ik ook niet. Maar wat mij het meest interesseert: hoe past Bras-sel in onze redenering?' De Cock zuchtte.