Выбрать главу

‘Hoe reageerde Karperhof op een garderobenis met een donkergroene wijde regenmantel en een bijpassend hoedje in de vorm van een zuidwester?’

‘Je bedoelt: Annette van het Sticht in het huis van Peter Gramsma.’

‘Precies.’

‘Hoofdinspecteur Karperhof zei dat hij Annette van het Sticht slechts van gezicht kende. Ze was een keer aan hem voorgesteld, toen zij vorig jaar in gezelschap van Donker-Korzelius een bezoek aan de narcoticabrigade bracht.’

‘Had Karperhof verdenkingen tegen haar?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Niet rechtstreeks. Haar naam was nog nooit genoemd. De hoofdinspecteur had wel bemerkt dat er lekken bij justitie waren. Bij enkele groots opgezette invallen en huiszoekingen in verdachte huizen werd niets gevonden, terwijl men uit betrouwbare inlichtingen wist, dat er grote voorraden drugs in de betreffende panden waren opgeslagen.’

‘Op tijd naar elders overgebracht,’ sprak De Cock.

Vledder zwaaide geagiteerd. ‘Enkele rechercheurs van de narcoticabrigade hadden hoofdinspecteur Karperhof al aangeraden om vooraf geen overleg meer met justitie te plegen.’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht. ‘Dat is gezien onze Nederlandse rechtspleging een pijnlijke zaak. Bijna onuitvoerbaar. Buiten de justitie om kan de recherche weinig doen. Al bij een eenvoudige huiszoeking dient een rechter-commissaris aanwezig te zijn en die handelt alleen in opdracht van een officier van justitie.’

Vledder trok zijn gezicht strak. ‘Ik kan mij levendig indenken,’ sprak hij fel, ‘dat onze collega’s van de narcoticabrigade uiterst gefrustreerd raken, wanneer door lekken bepaalde onderzoeken de mist ingaan. Toen jij mij vertelde wat jij in de garderobenis in Baarn bij Peter Gramsma had gezien, was ik ook woest.’

De Cock glimlachte. ‘Wij beiden hebben van lekken weinig last. Wij houden onze collega’s zoveel als doenlijk buiten ons onderzoek. Zelfs aan Buitendam geef ik weinig prijs. Maar wanneer een grote groep mensen aan hetzelfde project werkt, bestaat er altijd de mogelijkheid dat er iemand uit de school klapt.’

‘Verraders,’ siste Vledder afkeurend.

De Cock maakte een berustend gebaar.

‘Er gaat veel geld in die drugswereld om. En zo vet zijn de salarissen van ambtenaren nu ook weer niet. Dat is de realiteit.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Het blijven verraders,’ reageerde hij heftig. ‘Wanneer een ambtenaar zich laat omkopen, dient hij zwaar te worden gestraft.’

De Cock knikte.

‘Je hebt gelijk. Maar de drijfveer voor verraad is niet altijd geld. Wanneer iemand in een organisatie zich achtergesteld voelt, miskend, dan ontstaan soms gedachten aan wraak. Het zou mij bijvoorbeeld niets verbazen als Annette van het Sticht zich uit wraak bij de tegenpartij heeft gemeld, nadat Donker-Korzelius haar als minnares op een zijspoor had gezet.’

Vledder stak zijn kin omhoog.

‘Geen excuus,’ reageerde hij verbeten. ‘Het blijft een gemene, laffe daad.’

De Cock wuifde het onderwerp weg.

‘Heb je Willem Karperhof verteld van die opvallende gelijkenis tussen de moord op Philip de Lent en meester Donker-Korzelius?’

Vledder zuchtte.

‘De hoofdinspecteur zag geen enkel verband tussen beide personen. Ze waren tegenstanders van elkaar. Donker-Korzelius probeerde Peter Gramsma achter de tralies te krijgen en Philip de Lent deed zijn best om de maffiabaas erbuiten te houden.’

‘Heeft Karperhof Philip de Lent gekend?’

Vledder knikte instemmend.

‘Zeker. Hij had hem meerdere malen ontmoet. Karperhof was er net als Smalle Lowietje van overtuigd dat Philip de Lent was geliquideerd. Hij had als advocaat een slechte reputatie.’

‘En Donker-Korzelius?’

‘Wat bedoel je?’

‘Die had als officier van justitie geen slechte reputatie.’

Vledder grinnikte. ‘Dat niet. Maar hij vormde als leider van het onderzoek wel een bedreiging voor Peter Gramsma. Ik geloof oprecht dat Philip de Lent in penozekringen een moordenaar voor hem zocht.’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin. ‘En vond?’

Vledder reageerde geprikkeld. ‘We weten gewoon nog te weinig.’

De Cock kauwde op zijn onderlip. ‘Heb je de naam Ralf van Zutphen nog laten vallen?’

Vledder knikte. ‘Ralf van Zutphen,’ sprak hij ernstig, ‘staat al een tijdje op het verdachtenlijstje van hoofdinspecteur Karperhof.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Verdachtenlijstje?’ vroeg hij verbaasd. ‘Handelt Ralf van Zutphen ook in drugs?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Hij beheert Holland Electronics.’

De Cock keek hem ongelovig aan. ‘En is dat strafbaar?’

Vledder grijnsde. ‘Dat op zich niet, maar Holland Electronics aan de Vijzelgracht is het eigendom van bendeleider Peter Gramsma.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Peter Gramsma,’ vroeg hij aarzelend, ‘gebruikt Holland Electronics om het zwarte geld uit zijn omvangrijke drugswinsten wit te wassen?’

‘Precies.’

De Cock ademde diep. ‘Laundry.’

‘Wat is dat?’

‘Zo wordt internationaal het witwassen van zwart geld genoemd.’

De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder boog zich ver naar voren en nam de hoorn op. Vrijwel onmiddellijk legde hij de hoorn op het toestel terug en keek op. ‘Commissaris Buitendam,’ legde hij uit. ‘Je moet onmiddellijk bij hem komen.’

De oude rechercheur grijnsde. ‘Als hij de zaak aan de narcoticabrigade wil overdragen, weiger ik dat.’

Vledder zuchtte. ‘Wees eens een keer lief voor die man. Je bent een nagel aan zijn doodkist. Door jouw toedoen sterft die man tien jaar eerder.’

De Cock stond op en slenterde met gemengde gevoelens de recherchekamer uit.

Commissaris Buitendam kuchte. ‘De Cock,’ sprak hij met een afgebeten o-klank, ‘ik zal niet aan je vragen om te gaan zitten. Ik weet dat jij prefereert om tijdens een onderhoud met mij te blijven staan.’

‘Inderdaad.’

Buitendam kuchte opnieuw. Hij bracht zijn slanke handen naar voren en drukte de vingertoppen tegen elkaar.

‘De dood van een jonge officier van justitie,’ opende hij met geaffecteerde stem, ‘die nog een grote toekomst voor zich had, heeft mij diep getroffen. Meester Donker-Korzelius bestreed met uiterste voortvarendheid en grote kundigheid de gesel van onze moderne tijd… de drugs… de verachtelijke lieden, die grove winsten putten uit de ellende van duizenden en nog eens duizenden miserabele verslaafden in ons land. Het abrupt doen beëindigen van het leven van deze eminente jurist is een misdaad die niet onbestraft mag blijven. In de persoon van Donker-Korzelius is een man heengegaan, die…’

De Cock stak zijn beide handen omhoog. ‘Wat is dit,’ onderbrak hij geprikkeld, ‘een grafrede… een requiem… een requiem voor een grootheid… een eminentie omdat hij bij toeval een officier van justitie was? Wat was er voor bijzonders aan die man? Hij deed zijn werk… zo goed mogelijk. En dat was niet meer dan een staaltje van zijn plicht.’

Op de bleke wangen van commissaris Buitendam kwam een lichte blos.

‘De Cock,’ riep hij streng, ‘ik eis van jou dat je zijn moordenaar vindt. En wel op korte termijn. Dit is een gruwelijke daad. Wanneer wij zouden toestaan, dat officieren van justitie omwille van hun stipte taakuitvoering worden geëlimineerd, dan is dat de teloorgang van onze rechtsstaat.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Uit welke omstandigheden concludeert u dat meester Donker-Korzelius omwille van zijn stipte taakuitvoering werd geëlimineerd?’

Buitendam slikte. De kaken van de commissaris bewogen zonder dat hij wat zei. Toen hij zijn stem had hervonden, zwaaide hij wild om zich heen.