Выбрать главу

‘En Ronald Andrews?’

Over het gezicht van Alida van Amerongen gleed een glimlach van vertedering. ‘Ronald is een lieve man… ingetogen. Hij houdt zich meestal wat afzijdig. Ik heb altijd het idee gehad dat hij niet zo erg met het viertal overweg kon.’

De Cock zweeg enige tijd. Daarna keek hij de vrouw voor zich strak aan.

‘Breit u?’

‘U bedoelt… een recht, een averecht?’

De Cock knikte. ‘Met twee, drie of vier pennen.’

Er kwam een glinstering in de groene ogen van Alida van Amerongen. ‘Breien… het is mijn lust en mijn leven. Ik heb er hier in het clubhuis ook alle tijd voor.’ Ze glimlachte innemend. ‘Alle leden van onze club dragen pullovers die door mij zijn gebreid.’

Ze reden van het clubhuis weg. Op het ruime parkeerterrein van ACC stond eenzaam een crèmekleurige Volkswagen Polo. Via de brede Van der Hooplaan en de Keizer Karelweg reden ze vanuit Amstelveen terug naar Amsterdam.

Vledder blikte opzij.

‘Hoe zou jouw vrouw reageren op de vraag van een rechercheur: breit u?

De Cock lachte.

‘Ik denk dat zij zal zeggen: waarom vraagt u dat?

Vledder knikte instemmend.

‘Juist, dat is het meest voor de hand liggende antwoord.

Maar wat doet Alida van Amerongen? Zij vertelt vol trots dat zij voor alle leden van de club een pullover heeft gebreid.’

De Cock keek hem vragend aan.

‘Welke gedachte wil je daaraan verbinden?’

Vledder maakte een weifelend gebaartje.

‘Niets,’ antwoordde hij onzeker. ‘Maar haar enthousiasme viel mij op. Breien is mijn lust en mijn leven. Het was bijna uitdagend.’

De Cock gniffelde.

‘Misschien wilde ze voor jou ook wel eens een pullovertje breien?’

Vledder keek hem van opzij vernietigend aan.

‘Barst!’ riep hij kwaad.

De Cock lachte om zijn reactie.

‘Ik begrijp wat je bedoelt,’ suste hij.

De narrige uitdrukking op het gezicht van Vledder veranderde niet. ‘Ik vind,’ merkte hij nukkig op, ‘dat het gesprek met haar voor ons onderzoek weinig heeft opgeleverd.’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.

‘Ik ben het niet met je eens. Alida van Amerongen sprak van een affectie… een onderlinge binding tussen de vier mannen, van wie er nu twee op een uitzonderlijke wijze zijn vermoord. Dat woord affectie frappeerde mij. Haar vrouwelijke intuïtie moet de onderlinge band tussen de vier mannen hebben aangevoeld. De vraag die mij kwelt is: waaruit bestaat die binding?’

‘Denk je, dat Ronald Andrews iets van die binding weet… en zich daarvan distantieert?’

De Cock grijnsde.

‘Die vraag moet jij hem maar stellen. Hij was tegen jou openhartiger dan tegen mij.’ De oude rechercheur schoof de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. ‘Het is halftwee. Zet mij er hier op het Damrak maar af.’ De grijze speurder wees voor zich uit. ‘Dan kun je doorrijden naar Westgaarde. Je mag niet te laat komen voor de confrontatie.’

‘Wat ga jij doen?’

‘Achter mijn bureau… de hele zaak nog eens op een rijtje zetten… kijken wat ik over die Felix Rietfeld te weten kan komen.’

Vledder stopte bij de Oudebrugsteeg en De Cock stapte uit. De oude rechercheur hield het portier nog even open.

‘Let bij de confrontatie met de lijken heel goed op je getuigen.’

Vledder keek hem verwonderd aan.

‘Waarom?’

De Cock stak waarschuwend zijn wijsvinger omhoog.

‘Ze zijn door Ronald Andrews uitgezocht.’

Vals fluitend slenterde de grijze speurder verder de Oudebrugsteeg in. Hij nam beleefd zijn hoedje af voor een bedaagde prostituee die hij al een eeuwigheid kende, en wuifde joviaal naar een souteneur, van wie hij wist dat hij pas weer op vrije voeten was.

Aan het einde van de Oudebrugsteeg bleef hij even staan, overwon een neiging om naar Smalle Lowietje te stappen en sjokte linksaf de Warmoesstraat in.

Toen hij de hal van het politiebureau binnenstapte, wenkte de wachtcommandant hem vanachter de balie.

De Cock liep op hem toe.

‘Jan,’ vroeg hij gevoelig, ‘je bent toch niet van plan om het leven voor mij nog ondraaglijker te maken?’

Jan Kusters grinnikte.

‘Boven zit een yuppie op je te wachten.’

De Cock trok zijn neus iets op.

‘Een yuppie?’

De wachtcommandant knikte.

‘Een yuppie… een young urban professional… oftewel een driftige jongeman, behorende tot een categorie zeer ambitieuze, vaak hebberige functionarissen, die menen in onze maatschappij te moeten excelleren.’

De Cock keek de wachtcommandant bewonderend aan.

‘Prachtig, Jan,’ riep hij spottend, ‘jij wordt nog wel eens wat bij de politie.’ Hij boog zich iets naar voren. ‘En hoe heet ons yuppie?’

Jan Kusters raadpleegde een notitie.

‘Ralf van Zutphen.’

11

De Cock keek de man, die op de stoel naast zijn bureau was neergestreken, aandachtig aan. Hij schatte hem op voor in de dertig. Hij had een knap, gelijkmatig gevormd, iets donker getint gelaat, waarin een paar lichtbruine ogen rusteloos ronddwaalden. Zijn zwart golvend haar was gevat in een zorgvuldig nochalant ogend kapsel. Het donkergrijze, driedelige kostuum dat hij droeg, was van een uitstekende snit. Zijn helgele regenjas lag gevouwen over zijn knieën.

De grijze speurder produceerde een glimlach.

‘U bent Ralf van Zutphen?’

De jongeman tastte in het borstzakje van zijn colbert. ‘Ik zal u mijn kaartje geven.’

De Cock nam het visitekaartje aan en bekeek het. ‘Ralf van Zutphen,’ las hij hardop. ‘Profit-Centre Manager, Holland Electronics Vijzelgracht Amsterdam.’

De oude rechercheur legde het kaartje voor zich neer.

‘Ik heb het gevoel,’ sprak hij smalend, ‘dat het aantal managers in ons land met de dag toeneemt. Wat betekent dat Profit-Centre Manager?’

Ralf van Zutphen bracht even zijn beide handen omhoog.

‘Ik ben verantwoordelijk voor de planning en uitvoering van een of meer activiteiten in onze onderneming, en uiteraard is het daarbij mijn taak om voor een aantrekkelijke winstbijdrage te zorgen.’

Hij sprak snel, vrijwel zonder adempauze.

De Cock knikte begrijpend.

‘Van u als Profit-Centre Manager wordt verwacht, dat Holland Electronics aan de Vijzelgracht profijtelijk blijft… Voor de beleggers, de aandeelhouders… een ruime winst maakt.’

‘Exact.’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

‘Een yuppie?’

‘Wat bedoelt u?’

‘Bent u een yuppie?’

Ralf van Zutphen wuifde afwerend.

‘Ik ben geen yuppie,’ antwoorde hij vinnig. ‘Het woord yuppie heeft een ongunstige klank. Ik wil mij daarmee niet associëren.’

‘Waarom niet?’

‘Een yuppie is een verachtelijke, gevoelloze moneymaker, die in protserige yuppiepaleizen woont, waardoor aan minderbedeelden op een onrechtmatige wijze woonruimte wordt ontnomen.’

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Terecht… die ongunstige klank?’

Ralf van Zutphen schudde zijn hoofd.

‘Het is de afgunst van mensen die maatschappelijk niets betekenen. De haat en achterdocht van de veelal luie Habenichts.’

De Cock reageerde niet direct. Hij begon te begrijpen waarom de al wat oudere Alida van Amerongen Ralf van Zutphen weerzinwekkend vond.

De grijze speurder maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Mensen die niets bezitten, zijn toch niet per definitie lui?’

Ralf van Zutphen snoof.

‘Ik sprak van veelal lui,’ antwoordde hij snel. ‘Lamlendige werkschuwe nietsdoeners en andere puur genot nastrevende lieden vormen een etterend gezwel in onze verloederde maatschappij.’