De Cock trok zijn neus iets op.
‘Moet dat?’
De tengere caféhouder gniffelde.
‘Er zijn mensen die er zwaar mee sukkelen. Geloof me, er bestaat een levendige handel in die zogenaamde potentiepillen. Een miljoenenomzet. Ze hebben ze mij ook wel aangeboden.’
‘Om in je etablissement te verkopen?’
Smalle Lowietje knikte.
‘Er is veel geld mee te verdienen, maar ik moet die gore troep niet in huis hebben.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.
‘En naar de organisatie die dergelijke pillen maakt en verspreidt, is een onderzoek gaande?’
‘Dat heb ik gehoord.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Daar heb ik niets mee te maken. Ik wist niet eens dat er zo’n onderzoek liep. Ik denk dat onze narcoticabrigade daarmee doende is.’
Smalle Lowietje keek hem aan. Weifelend.
‘Er wordt gefluisterd dat in die zaak een executie op handen is.’
De Cock reageerde geschokt.
‘Een moordaanslag?’
‘Precies.’
‘Op wie?’
Smalle Lowietje spreidde zijn kleine handen.
‘De man die al maanden het onderzoek leidt.’
‘Het onderzoek naar die maffiabende?’
‘Ja.’
De Cock keek hem doordringend aan.
‘En wie is dat?’
‘Meester Donker-Korzelius… een jonge officier van justitie.’
In gedrukte stemming verlieten de beide rechercheurs het etablissement van Smalle Lowietje. Het regende een beetje, het was miezerig. De oude iepen aan de wallenkant dropen en het schaarse licht van de lantaarns deed de gladde straatsteentjes glimmen. Over het drabbige water van de gracht hing een grauwe sluier.
Ondanks het trieste weer was het druk op de Wallen. De gordijnen voor de ramen van de meeste hoerenpandjes waren toegeschoven. De prostitutie was in vol bedrijf. Bij het pandje op de Achterburgwal, waar sinds kort enige langbenige Afrikaanse schoonheden waren neergestreken, stonden zelfs mannen in de rij.
De Cock bekeek ze met enige bevreemding, maar liet hen onmiddellijk weer uit zijn gedachten glijden. Hij zette de kraag van zijn regenjas omhoog en schoof zijn oude hoedje wat naar voren.
De onthullingen van Smalle Lowietje hadden hem diep geschokt. Het was een paar maal voorgekomen, dat de machtige maffia in Italië strenge rechters, die voor hun organisatie lastig waren, zonder mededogen had geliquideerd. Dat Italiaanse maffiapraktijken zo dichtbij waren gekomen, benauwde hem.
De grijze speurder blikte opzij.
‘Ken jij die meester Donker-Korzelius?’
Vledder knikte vaag.
‘Ik heb hem een keer ontmoet op het hoofdbureau tijdens een bespreking met de moordbrigade. Ik schat hem op een jaar of vijfendertig. Een man met een hoog voorhoofd… al een beetje kalend. Het schijnt, dat de oudere officieren van justitie hem de naarste klussen toeschuiven.’
De Cock grijnsde.
‘Zoals een proces tegen een maffiabende.’
Vledder gebaarde voor zich uit.
‘Onze collega’s van het hoofdbureau waren wel van hem gecharmeerd. Zij vonden die Donker-Korzelius een verademing… echt een officier van justitie zoals die volgens de wet dient te zijn… opsporingsambtenaar bij uitnemendheid.’
‘Hij doet zijn werk goed?’
Vledder knikte.
‘Volgens onze collega’s behoort hij niet tot die groep van vrijblijvende leuteraars, die elke zaak geseponeerd in hun prullenbak laten glijden.’
Ze liepen een tijdje zwijgend voort. Vanaf de Oudezijds Voorburgwal door de Oudekennissteeg in de richting van het Oudekerksplein. De regen nam in hevigheid toe.
In de Warmoesstraat veranderde De Cock zijn waggelende tred in een sukkelend looppasje. Vledder haalde hem lachend in. De Cock in draf was een komisch gezicht.
‘We moeten hem waarschuwen.’
‘Wie?’
‘Die officier.’
De Cock keek verstoord opzij.
‘Waarom denk je dat ik draaf?’
Toen de beide rechercheurs de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters hen vanachter de balie.
De Cock liep op hem toe.
‘Wat is er?’
Het klonk niet vriendelijk.
De wachtcommandant kauwde nerveus op zijn onderlip.
‘Ik… eh, ik heb,’ sprak hij hakkelend, ‘een paar minuten geleden een raar bericht binnengekregen.’
‘Van wie?’
‘Anoniem.’
‘En?’
Jan Kusters gebaarde naar het telefoontoestel voor zich op zijn bureau. ‘Een man met een hese stem zei, dat een van onze officieren van justitie op het punt stond om te worden vermoord.’
De Cock keek hem strak aan.
‘Heeft die man een naam genoemd… heeft hij gezegd welke officier dat was?’
De wachtcommandant schudde zijn hoofd.
‘Voor ik iets kon vragen, had hij opgehangen.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Heb je een lijst met namen en telefoonnummers van onze officieren van justitie?’
Jan Kusters stond van zijn stoel op en liep naar een kast aan de wand. Met een map in zijn handen kwam hij terug.
‘Hier staan ze in.’
De Cock gaf de map aan Vledder.
‘Bel Donker-Korzelius en zeg hem dat er plannen bestaan voor een aanslag op zijn leven.’
Vledder wipte lenig over de balie, raadpleegde de inhoud van de map en pakte de telefoon van de wachtcommandant.
Jan Kusters en De Cock keken gespannen toe.
Al na luttele seconden legde Vledder de hoorn op het toestel terug. Het gezicht van de jonge rechercheur zag bleek.
‘Hij… eh, hij is er niet,’ sprak hij stamelend.
De Cock spreidde zijn beide handen.
‘Wie had je aan de lijn?’
‘Zijn vrouw.’
‘Wat zei ze?’
Vledder zuchtte diep.
‘Haar man… meester Donker-Korzelius wordt al sinds zondag vermist.’
2
Ze reden met hun Golf vanaf de gladde houten steiger achter het politiebureau via de Oudebrugsteeg naar het Damrak. Het regende nog steeds. Een straffe najaarsbui, opgejaagd door een harde wind, geselde het dak van de politiewagen.
De Cock keek om zich heen. Felle kleurrijke lichtreclames weerspiegelden trillend in het natte asfalt. Het anders zo drukke brede trottoir van het Damrak was vrijwel verlaten. Van een eenzame wandelaar klapte door de storm zijn paraplu aan flarden. Het tafereel toverde een glimlach op het gezicht van de oude speurder.
Vledder zette de ruitenwissers aan en blikte opzij.
‘Heb jij het adres?’
De Cock raadpleegde een notitie.
‘Arend Janszoon Ernststraat.’
‘Woont daar die Donker-Korzelius?’
De Cock knikte.
‘Volgens mijn opgave op de eerste etage van nummer 1173.’
Vledder grinnikte.
‘Een gewone etagewoning,’ sprak hij meesmuilend. ‘Ik dacht dat officieren van justitie altijd in dure villa’s huisden.’
De Cock snoof.
‘Zo goed betaalt Vadertje Staat zijn ambtenaren niet,’ sprak hij knorrig. ‘Het verbaast mij dat er nog jongeren zijn, die na hun rechtenstudie dienst willen doen bij het Openbaar Ministerie. De maatschappij heeft beslist aantrekkelijker jobs in de aanbieding.’
Vledder negeerde de opmerking.
‘Kunnen we het onderzoek naar de vermissing van Donker-Korzelius niet beter aan de narcoticabrigade overlaten? Die werkt al geruime tijd nauw met hem samen.’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Dat kan altijd nog,’ sprak hij afwijzend. ‘Ik geef niet graag iets uit handen. Het intrigeert mij, dat de vrouw van Donker-Korzelius de vermissing van haar man nooit heeft gemeld. Ik ben samen met Jan Kusters vanaf zondag alle telexberichten nagegaan. Er is geen enkel verzoek tot opsporing binnengekomen.’
Vledder glimlachte.
‘Misschien bleef hij wel meer een nachtje weg.’