Выбрать главу

In zijn stem trilde puur venijn.

De Cock veinsde onbegrip.

‘U werkt toch zelf mee aan die maatschappelijke verloedering?’

Ralf van Zuphen keek hem vijandig aan.

‘In welk opzicht?’

‘Peter Gramsma.’

Ralf van Zutphen grijnsde breed.

‘Peter Gramsma heeft geld… dus heeft hij macht. Omdat de overheid geen macht naast zich duldt, moet hij worden vernietigd. En voor die vernietiging heeft de overheid een apparaat… justitie.’

De Cock knikte instemmend.

‘Als vertegenwoordiger en uitvoerder van dat overheidsapparaat,’ formuleerde hij langzaam en nadrukkelijk, ‘was er ene Karel Marinus Donker-Korzelius. Een ambitieus man. En omdat de rijke Peter Gramsma de macht van de overheid niet wenste te erkennen en ook niet wenste te worden vernietigd, stierf die jonge officier van justitie.’

Ralf van Zutphen grinnikte.

‘Een boude stelling, waarvoor u geen enkel bewijs kunt aandragen.’

‘Nog niet.’

‘Nooit.’

De Cock keek hem onderzoekend aan.

‘Omdat ik voordien sterf,’ sprak hij sinister, ‘net als meester Donker-Korzelius?’

Ralf van Zutphen verschoof iets op zijn stoel. Op zijn gebruind gelaat kwamen blosjes van opwinding. ‘Rechercheur,’ sprak hij ongeduldig, ‘ik ga morgenvroeg op zakenreis en ben dan voor enige tijd niet bereikbaar. Ik ben naar de Warmoesstraat gekomen, omdat ik niet wil dat u mijn reis naar het buitenland als een vlucht opvat.’

De jonge zakenman zuchtte omstandig.

‘Ik heb met de moord op Karel Donker-Korzelius niets te maken. Ik betreur zijn dood. Ik betreur ook de dood van mijn goede vriend Philip de Lent. Ik weet niet welke idioot die beiden om zeep heeft geholpen… nog minder begrijp ik iets van zijn of haar motieven.’

De Cock vouwde zijn handen.

‘Philip de Lent was juridisch adviseur van de rijke, dus machtige Peter Gramsma. Hij bereidde zijn verdediging voor… en stierf. Uw taak is ervoor te zorgen dat Peter Gramsma ongestoord van zijn duistere winsten kan genieten.’ De oude rechercheur keek op. ‘Bent u niet bang om te worden vermoord?’

Ralf van Zutphen spreidde zijn beide armen.

‘Ik leid een onderneming… Holland Electronics… een volkomen legale onderneming, die aan alle wettelijke voorschriften voldoet.’

‘Eigendom van Peter Gramsma.’

Ralf van Zutphen sloot even zijn beide ogen.

‘Peter Gramsma,’ sprak hij met een zweem van wanhoop, ‘is in het bezit van een aanzienlijk aandelenpakket, waardoor hij zich zeggenschap in Holland Electronics heeft verworven. En ook dat is volkomen legaal… voldoet aan de normen die de wet stelt.’

De jonge zakenman zweeg even.

‘En om terug te komen op uw vraag of ik bang ben om te worden vermoord… Ik ben altijd heel goed in staat geweest om op mijzelf te passen.’

De Cock grijnsde.

‘Ik… eh, ik ben ervan overtuigd,’ sprak hij met enige aarzeling, ‘dat ook Karel Donker-Korzelius en uw innige boezemvriend Philip de Lent de mening waren toegedaan dat hen niets kon overkomen. Een dergelijke houding is… neem dat van mij aan… de beste garantie voor een snelle dood.’

Ralf van Zutphen trok een grijns. ‘U maakt mij niet bang.’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Het is niet mijn taak om u angst aan te jagen. Beschouw het als een waarschuwing.’

Ralf van Zutphen nam zijn helgele regenjas van zijn knieën en stond abrupt op. Toen hij aanstalten maakte om zijn regenjas aan te trekken, kwam De Cock in actie.

De grijze speurder kwam snel uit zijn stoel overeind, pakte de rechterarm van de jonge zakenman en schoof de mouw van zijn colbert omhoog.

Half zichtbaar onder de manchet van zijn overhemd schemerde een tatoeage… groen, zwart omrand… een klavertjevier.

Vledder duwde zijn elektronische schrijfmachine iets van zich af en keek zijn oudere collega met glinsterende ogen aan.

‘Wat zei hij?’

De Cock trok zijn schouders op. ‘Volgens Ralf van Zutphen was het een jeugdzonde. Als puber vond hij het stoer om aan de meiden met wie hij omging, op zijn arm een tatoeage te laten zien. Ralf van Zutphen was van mening dat zo’n tatoeage vooral jonge vrouwen imponeerde.’

Vledder trok een grimas. ‘Onzin.’

De Cock knikte. ‘Dat zei ik hem ook.’

‘Hoe reageerde hij?’

‘Hij bleef erbij dat het hielp om jonge vrouwen te verleiden. Volgens Ralf van Zutphen werd een tatoeage als een symbool van mannelijkheid opgevat.’

Vledder trok een vies gezicht. ‘Die vent is gek.’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Die indruk had ik niet. Integendeel, ik neem aan dat Ralf van Zutphen bijzonder intelligent is.’

Vledder boog zich over zijn schrijfmachine heen. ‘Heb je hem verteld,’ vroeg de jonge rechercheur gespannen, ‘dat de dode Philip de Lent en de dode Karel Donker-Korzelius eenzelfde tatoeage op hun rechterarm hadden?’

De Cock knikte. ‘Uiteraard heb ik hem dat gezegd.’

‘En?’

‘Toeval.’

Vledder reageerde geschokt. ‘Wat?’

De Cock knikte opnieuw. ‘Dat zei hij: toeval.’

Vledder snoof. ‘En die uitleg aanvaardde jij?’ In zijn stem trilde ongeloof.

De Cock glimlachte. ‘Ralf van Zutphen opperde de mogelijkheid dat het klavertjevier, zoals hij dat op zijn arm had, destijds bij Tattoo Peter in de Sint Olofssteeg de goedkoopste tatoeage was die men kon laten aanbrengen, en dat er vermoedelijk daarom bij mannen van zijn leeftijd zoveel klavertjevieren voorkwamen.’

Vledder stak zijn kin omhoog. Zijn gezicht zag rood en zijn neusvleugels trilden.

‘Gluiperd,’ siste hij tussen zijn tanden.

De Cock keek hem onbewogen aan.

‘Dat is geen wettelijke term,’ reageerde hij laconiek.

De humor gleed aan Vledder voorbij.

‘Je hebt hem laten gaan?’

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Is het hebben van een tatoeage op je rechterarm strafbaar? Ken jij een wet die dat verbiedt?’

‘Nee.’

‘Zie jij aanwijzingen dat Ralf van Zutphen verantwoordelijk is voor de dood van Philip de Lent en Karel Donker-Korzelius?’

Vledder schudde zuchtend zijn hoofd. ‘Evenmin.’

De Cock grijnsde. ‘Wat had ik dan moeten doen… tortuur toepassen… hem letterlijk de duimschroeven aandraaien… vrolijk laten radbraken… of hem zacht laten roosteren op een smeulend houtvuurtje tot hij mij het geheim van het klavertjevier onthulde?’

Zijn stem droop van sarcasme.

Vledder liet zich uitgeblust in zijn stoel terugzakken.

‘En het witwassen van het zwarte geld?’ vroeg hij vermoeid.

De Cock wees naar de telefoon.

‘Ik heb voor ik Ralf van Zutphen liet gaan, contact opgenomen met hoofdinspecteur Karperhof van de narcoticabrigade en heb hem gevraagd of hij interesse had… of ik Ralf van Zutphen inzake het witwassen van geld voor hem zou arresteren.’

‘Dat kon niet?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Karperhof zei dat hij de bewijsvoering nog niet rond had. Hij wilde zelf, in overleg met een nieuwe officier van justitie, het moment bepalen waarop hij zou toeslaan.’

Vledder grinnikte vreugdeloos. ‘Ralf van Zutphen lachend af.’

De Cock plukte aan zijn neus. ‘Ik heb hem een vrolijk bon voyage toegewuifd,’ jubelde hij opgetogen. ‘En hem ook veel succes gewenst met zijn activiteiten als ondernemer. Ik ben namelijk van mening dat men zich, zelfs als politieambtenaar, onder alle omstandigheden beleefd dient te gedragen.’

Vledder keek hem onderzoekend aan. De jonge rechercheur tastte de gelaatstrekken van de oude speurder af op zoek naar spot. Die was er niet.

‘De confrontatie vanmiddag op Westgaarde,’ sprak hij timide, ‘verliep zonder problemen. Donker-Korzelius wordt morgen al begraven.’