Vledder maakte een mistroostig gebaar.
‘Rechercheur Van den Bosch dacht aanvankelijk aan een vergissing… dat Alida van Amerongen niet als slachtoffer was bedoeld.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Identiteitsverwisseling… dat de aanslag was gericht op een ander.’
‘Precies. Maar volgens rechercheur Van den Bosch wonen in die Graaf Florislaan alleen maar nette mensen. Hij kent daar niemand met een crimineel verleden.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen
‘Moet dat… moet het slachtoffer een crimineel verleden hebben?’
Vledder zuchtte.
‘Als de moordaanslag als een liquidatie was bedoeld, dan denk je toch aan een crimineel circuit.’
De Cock grijnsde.
‘Met een kille, ervaren schutter, die zo min mogelijk kogels vermorst?’
Vledder liet zijn hoofd zakken.
‘Je hebt gelijk. Volgens rechercheur Van den Bosch, die ter plekke was gaan kijken, werd de aanslag nogal amateuristisch uitgevoerd.’
‘Het was dus geen poging tot liquidatie?’
‘Nee, daar lijkt het niet op.’
‘Waar lijkt het dan wel op?’
Vledder wreef met de muis van zijn handen langs zijn ogen. Het was een gebaar van vermoeidheid.
‘Misschien moeten wij Alida van Amerongen zelf nog eens over die aanslag op haar verhoren. Ik weet niet meer, dan hetgeen rechercheur Van den Bosch uit Amstelveen mij heeft verteld.’
De Cock knikte.
‘Dat lijkt mij een goed idee. We moeten dat wel doen in overleg met Van den Bosch, anders maakt dat zo’n rare indruk, alsof wij…’ De oude speurder stokte.
Er werd geklopt.
De beide rechercheurs draaiden zich om en keken naar de deur van de recherchekamer. Het licht in de lange gang brandde. Op het geribde glas van de deur bewoog het silhouet van een figuur in een cape met capuchon. Het was een beminnelijk beeld.
Omdat Vledder op het kloppen niet reageerde, riep De Cock: ‘Binnen!’
De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen een jonge vrouw. Ze schoof haar capuchon naar achteren en schudde haar haren los.
Opnieuw onderging De Cock de magie van haar buitengewone schoonheid. Ze was mooi, stelde hij vast, uitzonderlijk mooi. Mysterieus, fascinerend, betoverend.
Ze haakte de cape los en trok hem met een bijna dierlijke gratie van haar ranke schouders. Een regen van fijne druppeltjes viel op de vloer. Vledder schoot haastig toe en nam de cape van haar over. Ze schonk hem een flauwe, wat matte glimlach.
Langzaam liep ze de kale recherchekamer binnen.
De Cock boog hoffelijk en gebaarde uitnodigend naar de stoel naast zijn bureau. ‘Ga zitten, Cecile,’ sprak hij vriendelijk. De oude rechercheur wees naar de regendruppels op de vloer. ‘Het regent?’ vroeg hij overbodig.
Cecile Burroughs nam voorzichtig plaats, legde haar roodlederen buidel op de rand van het bureau en sloeg haar benen over elkaar.
‘In één opzicht lijken Engeland en Nederland op elkaar… veel neerslag.’
De Cock liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken.
‘Bent u alleen, zonder begeleiding naar de Warmoesstraat gekomen?’ vroeg hij bezorgd.
Cecile Burroughs schudde haar hoofd.
‘Een taxi heeft mij gebracht.’ Ze keek met een strak gezicht naar hem op. ‘De Amsterdamse politie kent haar taak niet. Veiligheid op straat is toch wel het minste wat de burger van de politie mag verwachten.’
De Cock trok een verongelijkt gezicht.
‘Bent u alleen gekomen om mij dit verwijt te doen?’ vroeg hij beteuterd.
Cecile Burroughs glimlachte.
‘U lokte het verwijt uit.’
De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.
‘Ik maakte mij zorgen om uw welzijn,’ reageerde hij vriendelijk. ‘Verwijt over het gebrekkig functioneren van de politie trek ik mij aan, maar is uiteindelijk het gevolg van een politieke keus. De overheid heeft voor uw en mijn veiligheid maar weinig over.’
Cecile Burroughs trok haar schouders op.
‘Politiek interesseert mij niet. Ik waag mij in deze buurt ’s avonds na acht uur niet meer op straat. Dat is mijn realiteit. En in mijn optiek is dat de schuld van de politie. Zij verricht haar taak niet goed.’
Haar toon was vinnig.
De Cock glimlachte.
‘Waar woont u?’
‘Aan de Stadionkade.’
De Cock strekte zijn hand naar haar uit.
‘Als ik de reden van uw komst ken, zorgen mijn collega en ik na afloop van ons onderhoud voor een veilige escorte naar huis.’
Cecile Burroughs verschoof iets op haar stoel.
‘Ik wil dat u de recente moordaanslag op mevrouw Van Amerongen behandelt.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Hebt u geen vertrouwen in de recherche van de politie in Amstelveen?’
Cecile Burroughs zuchtte.
‘Ik kan over hun bekwaamheid geen oordeel vellen. Dat wil ik ook niet.’
De Cock keek haar strak aan.
‘Wat wilt u dan?’
Cecile Burroughs schoof een lok van haar blonde haren uit haar gezicht.
‘Ik wil,’ sprak ze zacht, ‘dat u de moordaanslag op mevrouw Van Amerongen in uw onderzoek naar de dood van Philip de Lent betrekt.’
De Cock keek haar niet-begrijpend aan.
‘Waarom?’
Cecile Burroughs wuifde voor zich uit.
‘Omdat ik vermoed dat er tussen beide zaken een verband bestaat.’
‘Hoe?’
Cecile Burroughs stak haar kin iets omhoog.
‘Grace de Lent… zij heeft haar man vermoord… precies op tijd… nog een paar dagen en ze had naar het vermogen van haar man kunnen fluiten. Dat is niet alleen mijn persoonlijke mening, maar ook de mening van mevrouw Van Amerongen.’
Cecile Burroughs zweeg, ze beet op haar onderlip.
‘Gisteravond,’ ging ze verder, ‘kwam Alida als een verschrikt vogeltje bij mij aan de deur. Ze vertelde me wat er was gebeurd. Ze durfde haar eigen huis niet meer in… bang dat opnieuw een of andere idioot op haar ging schieten.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Heeft mevrouw Van Amerongen vermoedens geuit… vermoedens ten aanzien van de dader?’
Cecile Burroughs schudde haar hoofd.
‘Ze was totaal in de war… niet in staat om een samenhangend verhaal te doen.’
‘Waar is mevrouw Van Amerongen nu?’
Cecile Burroughs gebaarde over haar schouder.
‘Bij mij thuis. Maar dat kan natuurlijk niet eeuwig zo blijven.’
De Cock boog zich iets naar haar toe.
‘Heeft mevrouw Van Amerongen na de moord op Philip de Lent op de club verteld van haar ernstige verdenkingen ten aanzien van zijn vrouw?’
Cecile Burroughs knikte nadrukkelijk.
‘Uiteraard. Daar is heftig over gediscussieerd. Veel leden van de club delen haar mening. Die moordaanslag op mevrouw Van Amerongen is duidelijk een wraakneming van Grace de Lent.’
‘Een wraakneming voor het feit dat mevrouw Van Amerongen haar verdacht heeft gemaakt?’
Cecile Burroughs zwaaide met beide handen.
‘Grace de Lent is een keiharde, zelfzuchtige vrouw, die niets en niemand ontziet. Weet u dat ze niet eens de begrafenis van haar man heeft bijgewoond?’
‘Nee.’
Cecile Burroughs kneep haar lippen op elkaar.
‘Ik stond daar moederziel alleen,’ sprak ze bitter. ‘In de regen. Ik had al zo’n idee dat Grace niet naar de Oosterbegraafplaats zou komen. Daarom ging ik. Verder was er niemand… niemand die enige belangstelling toonde.’
Ze zuchtte diep.
‘Arme Philip. Ik heb zelfs niemand van de club gezien.’
De Cock keek peinzend naar haar op.
‘Als Grace de Lent er wel was geweest,’ vroeg hij cynisch. ‘Wat had u gedaan… naast haar treurend achter de baar gelopen?’
Cecile Burroughs schudde haar hoofd.
‘Ik blijf liever uit haar buurt. Grace is tot alles in staat. Ze heeft zelfs gedreigd mij neer te schieten als ik haar nog langer lastigval.’