De Cock steunde zijn beide ellebogen op zijn bureau en liet zijn hoofd in het kommetje van zijn handen rusten.
‘Ik denk,’ sprak hij bedachtzaam, ‘dat ik nog eens een praatje met Antoinette van der Graaf ga maken. Misschien schrikt ze.’
‘Waarvan?’
‘Medeplichtigheid aan moord.’
‘Medeplichtigheid?’ Antoinette van der Graaf keek De Cock niet-begrijpend aan. ‘Wat is dat?’
De grijze speurder plooide zijn gezicht in sombere trekken. ‘Onze commissaris denkt dat jij Robbert met handboeien aan de verwarming hebt geketend om hem weerloos te maken voor zijn moordenaar… van wie jij wist dat hij zou komen.’
Antoinette van der Graaf slikte.
‘Dat is niet waar,’ riep ze hoofdschuddend. ‘Dat is niet waar. Het is onzin. Ik laat toch niet iemand zomaar vermoorden. Hoe… hoe.’ Ze stamelde. ‘Hoe komt iemand er toe om zo te denken?’
De Cock wreef zich achter in zijn nek.
‘Ik heb aan de commissaris gezegd dat ik niet aan jouw medeplichtigheid geloof.’ Hij beet op zijn onderlip en schudde zijn hoofd. ‘Maar dat zegt niets. Daarmee krijg ik je niet vrij. Ik moet hem overtuigen. Ik moet kunnen bewijzen dat jij onschuldig bent.’ Vragend keek hij naar haar op. ‘En dat ben je toch?’
Haar ogen vulden zich met tranen. De Cock pakte een schone zakdoek uit zijn broekzak en gaf haar die. Terwijl ze haar tranen bette, boog de oude rechercheur zich iets dichter naar haar toe.
‘Dat ben je toch?’ herhaalde hij dwingender. ‘Onschuldig?’
Antoinette van der Graaf zuchtte diep.
‘Ik wilde Robbert niet dood. Begrijp dat toch. Ik deed juist alles om hem te beschermen.’
‘Je hield van hem?’
‘Ja.’
‘Veel?’
Ze snoof. Verachtelijk.
‘Houden-van… is geen kwestie van veel of weinig. Het is alles of niets.’
‘Het was alles?’
‘Precies.’
‘Wie was Robbert?’
Op het gezicht van Antoinette kwam weer een onverzettelijke trek.
‘Robbert was Robbert… meer weet ik niet.’
De Cock ademde diep.
‘En Thérèse?’ vroeg hij vermoeid. ‘Wat weet je van Thérèse?’
Ze gaf de zakdoek aan De Cock terug. Haar ogen stonden weer helder. ‘Niet meer dan wat Robbert over haar vertelde.’
‘En dat was?’
‘Dat hij voor haar was gevlucht.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Gevlucht?’ vroeg hij ongelovig.
Antoinette van der Graaf knikte.
‘Hij was bang geworden.’
‘Voor haar?’
Antoinette van der Graaf reageerde wat nerveus.
‘Voor haar… of door haar,’ riep ze geprikkeld, ‘dat wist Robbert niet. Maar sinds hij haar had leren kennen, gebeurden er de vreemdste dingen. Hij werd op het Centraal Station een keer bijna onder een aanstormende trein geduwd en er is op straat zelfs een paar maal op hem geschoten.’
‘Heeft hij daarvan aangifte gedaan?’
Antoinette van der Graaf liet haar hoofd iets zakken.
‘Robbert had weinig vertrouwen in de politie.’
De Cock kneep zijn beide ogen even dicht.
‘Ik soms ook,’ verzuchtte hij. Hij keek Antoinette van der Graaf onderzoekend aan. ‘Toen jij Robbert die avond van de straat pikte, was hij op de vlucht?’
‘Ja.’
‘Voor Thérèse?’
‘Voor zijn liefde voor haar. Volgens Robbert schuilde in die liefde een gevaar… een gevaar dat hij wilde ontlopen.’
De Cock knikte begrijpend.
‘En waar kan ik Thérèse vinden?’
‘In haar huis aan de Keizersgracht.’
‘Ben je daar wel eens geweest?’ vroeg De Cock verrast.
‘Ja.’
‘Om wat te doen?’
‘Om haar te zeggen dat Robbert bij mij was.’
‘Wist Robbert dat?’
‘Nee.’
‘Waarom deed je het dan?’
‘Ik wilde haar wel eens zien.’
‘En wat zei Thérèse?’
Antoinette van der Graaf schudde haar hoofd.
‘Ze zei niets… ze huilde.’
Toen Vledder na het bijwonen van de sectie het politiebureau aan de Warmoesstraat binnenstapte, stond De Cock in de hal op hem te wachten.
‘Ga je mee?’
‘Waarheen?’
De grijze speurder plukte een notitie uit een steekzak van zijn oude regenjas.
‘Keizersgracht 1217. Daar woont ene Thérèse de la Fontaine.’
Vledder lachte vrijuit.
‘Hoe?’
‘Thérèse de la Fontaine… een prachtige naam. Volgens Antoinette van der Graaf is zij de vrouw, door wie Robbert in de problemen kwam. Direct of indirect zou zij de oorzaak zijn van zijn dood.’
‘Thérèse de la Fontaine,’ sprak Vledder nadenkend. ‘Die naam komt mij bekend voor. Dat is toch een… eh, een fotomodel?’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Ik ben in dat wereldje niet zo goed thuis.’
Vledder knikte.
‘Ja, ik herinner het me. Enige jaren geleden deed ze mee aan een Miss-weet-ik-veel-verkiezing. Er ontstond een rel. De jury zou zijn omgekocht. Uiteindelijk heeft ze zich teruggetrokken.’
De Cock keek naar hem op.
‘Stond dat ook in zo’n… eh, zo’n roddelblaadje?’
De jonge rechercheur antwoordde niet. Met een lach op zijn gezicht liep hij de hal uit naar de Volkswagen, die voor het politiebureau stond geparkeerd.
De Cock volgde.
Vledder hield het portier voor de grijze speurder open.
‘Is Antoinette gaan praten?’ vroeg hij toen De Cock zat. Voor hij antwoord kreeg, sloeg hij het portier dicht, liep om de wagen heen en stapte in. ‘Wist ze wie Robbert was?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Dat wist ze niet. En ik ben geneigd haar te geloven.’
Vledder startte de motor en reed van het trottoir weg.
‘Maar blijkbaar kende ze Thérèse wel.’
In zijn stem trilde wantrouwen.
De Cock schoof zijn oude hoedje wat naar voren.
‘Robbert had haar uitgebreid verteld… van zijn liefde voor Thérèse… van zijn angsten… de moordaanslagen die op hem waren gepleegd sinds hij haar had leren kennen. Zonder Robbert daarover in te lichten is ze op een dag uit pure nieuwsgierigheid naar de Keizersgracht gestapt.’
‘Een adres dat ze van Robbert had gekregen?’
‘Uiteraard.’
‘Heeft ze Thérèse gesproken?’
‘Het was geen gesprek.’
Vledder zwaaide geagiteerd.
‘Ze zal toch om opheldering hebben gevraagd.’
De Cock knikte traag.
‘Wel gevraagd, maar niet gekregen. Volgens de lezing van Antoinette van der Graaf huilde Thérèse onafgebroken en was er geen woord met haar te wisselen.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Volgens mij klopt het niet,’ riep hij geërgerd. Het is alles zo vaag… zo onbevredigend. Ik geloof dat jij te lief bent voor die Antoinette… te zacht. Mag ik haar eens verhoren?’
‘Wil je haar op de pijnbank leggen?’
De jonge rechercheur keek zijn oude collega van terzijde aan, maar reageerde verder niet.
Via de Oudebrugsteeg reden ze het Damrak op in de richting van de Dam.
Het was gezellig druk in de binnenstad. Mannen en vrouwen sleepten met zakken en pakjes. De Cock zag het met welgevallen. Het ging duidelijk beter met de economie. De mensen durfden weer wat te kopen. Mijmerend vroeg hij zich af met welk sinterklaasgeschenk hij zijn vrouw dit jaar zou verrassen.
Vledder stoorde zijn overpeinzingen.
‘Wat doen we met Thérèse?’ vroeg hij.
‘Hoe bedoel je?’
‘Als ze blijft huilen?’
De Cock grijnsde.
‘Wachten tot ze is uitgehuild.’
Keizersgracht 1217 bleek een fraai, oud en deftig grachtenhuis, gekroond met een slanke, gekrulde halsgevel. Langs een laag souterrain met halve ramen liep een blauwstenen stoep omhoog naar een zware toegangsdeur in karakteristiek groen. Midden op die deur, met strakke zwarte letters verzonken in een geel koperen plaat, stond: Thérèse de la Fontaine.