Выбрать главу

De Cock keek ernaar en rukte naast de deur aan een met rozetjes versierde gietijzeren bel. Ergens ver weg in het inwendige van het pand klonk het zilveren geluid van belletjes.

Het duurde lang, te lang naar de zin van De Cock voordat iemand reageerde. Zijn rechterhand tastte in zijn broekzak naar het apparaatje dat hij eens van zijn vriend en ex-inbreker Handige Henkie had gekregen.

Vledder zag het en schudde heftig zijn hoofd.

‘Niet doen,’ riep hij wat angstig. ‘Niet doen. Je weet hoeveel narigheid we daarmee hebben gekregen toen we vorig jaar in Bergen de villa van de heer Vreedenbergh binnen slopen.’[1]

De Cock grinnikte.

‘Ik sluip niet binnen… ik maak gewoon een deur vakkundig open.

Dat is heel wat anders.’

‘Je had inbreker moeten worden.’

Op het markante gezicht van de grijze speurder kwam een olijke trek.

‘Misschien wel.’ Het idee prikkelde hem tot vrolijkheid. Hij bukte zich naar het deurslot en koos met kennersblik uit het koperen houdertje een stalen sleutelbaard. ‘Van één ding ben ik overtuigd.’

‘Nou?’

‘Ik had dan meer geld op de bank dan nu.’

Tot grote opluchting van Vledder klonken er voetstappen in de hal. De Cock borg haastig zijn apparaatje weg.

De deur werd open gedaan door een slanke, niet onknappe man. De Cock schatte hem op achter in de veertig. Zijn gezicht was lichtgeel, tanig en had scherpe trekken. Diepzwart golvend haar grijsde aan de slapen. Met een rustige, bijna koele blik keek hij de mannen monsterend aan. Vragend gleden zijn wenkbrauwen omhoog.

De grijze speurder nam beleefd zijn hoedje af.

‘Mijn naam is De Cock,’ opende hij uiterst vriendelijk, ‘met ceeooceekaa.’ Hij bewoog zijdelings zijn hoofd. ‘En dat is mijn collega Vledder. Wij zijn beiden rechercheur van politie… verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat.’

‘Politie?’

De Cock knikte nadrukkelijk. Hij strekte de wijsvinger van zijn rechterhand naar de koperen naamplaat op de deur.

‘Wij hadden ons een onderhoud voorgesteld met Thérèse de la Fontaine.’

De man schudde zijn hoofd.

‘Dan moet ik u teleurstellen. Dat zal niet gaan. Thérèse is er niet.’

‘Wanneer komt ze terug?’

De man trok zijn schouders op.

‘Dat weet ik niet.’

De Cock glimlachte.

‘Ze woont toch hier?’

‘Zeker. Thérèse woont hier. Dit is haar huis. Maar vannacht heeft ze haar koffer gepakt en is weggegaan.’

‘Waarheen?’

De man spreidde zijn armen.

‘God zal het weten.’

7

Aan de brede borst van De Cock ontsnapte een diepe zucht. Met trage hoofdbewegingen sprak hij loom: ‘U hebt gelijk… God zal het weten.’ Met zijn hoedje nog in zijn hand gebaarde hij voor zich uit. ‘Zullen we het onderhoud binnen voortzetten?’

De man aarzelde.

‘Is dat zinvol… nu Thérèse er niet is?’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Zeker… misschien kunt u ons helpen.’

De man stapte opzij en liet de rechercheurs binnen. Toen hij de deur achter hen had gesloten, ging hij de beide mannen voor door een brede, met roze marmer betegelde gang. Hun voetstappen klonken hol. Het geluid galmde in de ruimte.

Bijna aan het einde van de gang leidde de man hen naar een ruim, hoog vertrek met een grijs-wit hoogpolig tapijt en kolossale zitelementen in een carré. Aan het plafond hingen wulpse engeltjes.

De man wuifde uitnodigend naar de elementen.

‘Neemt u plaats.’

De beide rechercheurs stapten het carré binnen en lieten zich zakken. De sensatie van bijna tot de vloer verende kussens bezorgde De Cock een vreemd gevoel in zijn maag. Toen hij zich weer voldoende had hersteld, legde hij zijn hoedje op het tapijt en keek naar de man die tegenover hem had plaatsgenomen.

‘U weet inmiddels wie wij zijn,’ begon hij vriendelijk. ‘Wie bent u?’

De man strekte zijn rug.

‘Van Heusden… Matthias van Heusden.’

‘U woont hier?’

‘Ja.’

‘In welke relatie staat u tot Thérèse?’

‘Ik ben haar stiefvader.’

De Cock trok zijn neus iets op.

‘Stiefvader?’

Matthias van Heusden lachte vrijuit.

‘Dat klinkt schrikwekkender dan het is.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Echt, stiefvaders hebben niet zo’n slechte reputatie. Ik bedoel, lang niet zo slecht als stiefmoeders.’

De Cock keek de man voor hem onderzoekend aan. Hij had, zo vond hij, innemende manieren en zijn stem had een aangename klank.

‘Ik neem aan dat u de moeder van Thérèse trouwde?’

Matthias van Heusden knikte.

‘Thérèse was toen een jaar of vijf. Als kind al een beeldschoon meisje.’

‘U bedoelt dat ze nog heel mooi is?’

‘Thérèse is tot een prachtige jonge vrouw uitgegroeid… een feeerieke, goddelijke verschijning… van een bijna onaardse schoonheid.’

De Cock beluisterde de toon.

‘Ze is fotomodel?’

Matthias van Heusden klakte met zijn tong.

‘En wat voor een fotomodel… een met een gouden toekomst.’

De Cock blikte om zich heen.

‘Woont uw echtgenote ook hier?’

Matthias van Heusden schudde zijn hoofd. Zijn gezicht versomberde. ‘Maria en ik,’ sprak hij triest, ‘zijn al een paar jaar uit elkaar. Er waren strubbelingen… te veel strubbelingen op den duur. Toen hebben we maar besloten uit elkaar te gaan.’

‘Thérèse koos voor u?’

‘Inderdaad… voor mij. Ik kon haar ook meer bieden dan haar moeder, die… eh, die na korte tijd weer terugviel op haar oude beroep.’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

‘Oude beroep?’ herhaalde hij vragend.

Matthias van Heusden knikte traag.

‘Het… eh, het oudste beroep… als u begrijpt wat ik bedoel. Ze voorziet in haar onderhoud door prostitutie.’

‘In Amsterdam?’

‘Ja.’

De Cock zweeg even.

‘Herinnert u zich,’ sprak hij daarna voorzichtig, ‘dat hier enkele dagen geleden een jonge vrouw op bezoek is geweest?’

Matthias van Heusden kneep zijn ogen half dicht.

‘Een plomp, wat ordinair volkskind.’

De Cock tuitte zijn lippen.

‘Zo… eh, zo zou ik haar niet willen omschrijven,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Maar wij bedoelen beiden vermoedelijk wel dezelfde jonge vrouw.’

Matthias van Heusden knikte bedachtzaam.

‘Ja, die was hier. Heel kort. Ze heeft maar heel even met Thérèse gesproken.’

‘Waarover?’

Matthias van Heusden spreidde zijn beide handen.

‘Dat weet ik niet. Ik heb het onderhoud niet bijgewoond. De jonge vrouw gaf te kennen dat ze alleen met Thérèse wilde spreken… onder vier ogen.’

‘U liet haar binnen?’

‘Ja.’

‘En u begeleidde haar na het onderhoud ook weer tot aan de deur?’

‘Inderdaad.’

‘Hoe reageerde Thérèse na het gesprek?’

Matthias van Heusden trok zijn schouders op.

‘Gewoon… er is mij niets opgevallen. Thérèse is nogal gelijkmatig van humeur.’

‘Hebt u niet aan Thérèse gevraagd wat zo’n plomp ordinair volkskind kwam doen?’ vroeg De Cock met verbazing en ongeloof in zijn stem.

Voor het eerst tijdens het verhoor toonde Matthias van Heusden een lichte irritatie.

‘Thérèse,’ antwoordde hij scherp, ‘leidt haar eigen leven. Ik bevoogd haar niet.’

De Cock grijnsde.

‘Toch is ze gevlucht.’

‘Noemt u het een vlucht?’

De oude rechercheur reageerde verwonderd.

вернуться

1

Zie De Cock en een variant op moord