Выбрать главу

De grijze speurder knikte nadenkend.

‘Treesie werd Thérèse.’

Lowietje grinnikte.

‘Heel goed. Maar toen ze later wat werk kreeg als fotomodel, vond Thérèse ook de Gans niet zo chic meer en onze Treesie… het beeldschone sprookje van Moeder de Gans… werd Thérèse de la Fontaine… naar die grote Franse sprookjesverteller.’ Hij stak zijn wijsvinger op. ‘Kun je het vatten?’

De Cock knikte bevestigend. Met zijn vlakke hand wreef hij over zijn breed gezicht en lachte. Daarna nam hij nog een slok van zijn cognac.

‘Die Maria… Maria de Gans, heeft die ooit de naam De la Fontaine gebruikt?’

Smalle Lowietje schudde zijn hoofd.

‘Die kerel met wie ze later trouwde, wilde dat wel, maar Maria hield niet van die fratsen.’ Hij keek naar De Cock op. ‘Waar heb je haar voor nodig?’

‘Moord.’

De caféhouder trok een vies gezicht.

‘Moord?’ herhaalde hij.

De Cock knikte.

‘Er is in de Van Beuningenstraat een knapie vermoord… een gozertje van een jaar of vijfentwintig… Robbert Achterberg. En nu gaan er geruchten…’

Smalle Lowietje onderbrak hem.

‘Robbert Achterberg?’

‘Ja.’

‘Een fotograaf… zo’n zacht ei?’

De Cock gebaarde wat weifelend.

‘Hij had wel een wat week gezicht, ja.’

De caféhouder trok zijn kin omhoog.

‘Dan heb ik wel de goede voor.’

‘Ken je hem?’

Smalle Lowietje knikte traag.

‘Hij zat in de porno.’

8

Vrolijk nagewuifd verlieten de rechercheurs het etablissement van Smalle Lowietje. Het regende een beetje, het was miezerig. De oude iepen aan de wallenkant dropen en het schaarse licht van de lantaarns deed de gladde straatsteentjes glimmen. Over het drabbige water van de gracht hing een grauwe sluier.

Ondanks het wat trieste weer was het druk op de Wallen. Alle hoertjes waren in vol bedrijf. Bij het pandje op de Achterburgwal waar sinds kort enige exotische schoonheden uit het Verre Oosten waren neergestreken, stonden zelfs mannen in de rij.

De Cock bekeek ze met enige bevreemding, maar liet hen onmiddellijk weer uit zijn gedachten glijden. Hij zette de kraag van zijn regenjas omhoog en schoof zijn oude hoedje wat naar voren. De onthullingen van de tengere caféhouder gaven zijn onderzoek, zo vond hij, nieuwe impulsen. Toch vroeg hij zich bezorgd af op welke wijze hij commissaris Buitendam kon bewegen om Antoinette van der Graaf vrij te laten. Bij elk uur dat de jonge vrouw naar zijn mening onschuldig vast zat, groeide zijn schuldgevoel.

Vledder keek hem van terzijde aan.

‘Is porno een motief voor moord?’

De Cock lachte om de formulering.

‘Je vraagt je af,’ verbeterde hij, ‘of het feit dat Robbert Achterberg pornografie produceerde of verhandelde, de aanleiding vormde tot zijn snelle dood?’

‘Is dat zo gek?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Zeker niet. Ook daar heersen tegenstrijdige belangen. Maar Robbert Achterberg had zelf de overtuiging, dat de aanslagen op zijn leven verband hielden met zijn liefde voor Thérèse.’

Vledder knikte.

‘Dat weet ik. Maar dat zou toch best samen kunnen gaan. Misschien was die Thérèse de la Fontaine niet alleen zijn geliefde… maar ook zijn compagnon… zijn model… poseerde zij voor hem. Misschien was dat compagnonschap ook wel de reden waarom Thérèse na de dood van Robbert uit haar huis vluchtte.’

De Cock tuitte zijn lippen.

‘Bang om hetzelfde lot te ondergaan.’

De jonge rechercheur zwaaide met zijn beide armen.

‘Precies,’ riep hij enthousiast, ‘angst, dezelfde angst, die Robbert voelde. Uiteraard was ze op de hoogte van de aanslagen op de fotograaf. Robbert zal daarover met haar hebben gesproken. Ik acht het zelfs niet uitgesloten, dat zij beiden geweten hebben van welke zijde het gevaar dreigde.’

De Cock krabde zich nadenkend achter in zijn nek. Hij moest het enthousiaste betoog van zijn jonge collega even verwerken.

‘Mogelijk,’ sprak hij weifelend. ‘Maar als onze schone Thérèse gisterennacht… let wel… slechts enkele uren na de ontdekking van de moord… uit haar huis vluchtte uit angst… angst om wat er met Robbert was gebeurd… dan heb ik aan jou toch één dwingende vraag: Hoe wist ze dat?’

‘Je bedoelt, hoe wist ze dat de aanslag op Robbert nu wel was gelukt?’

‘Precies.’

Vledder bleef staan.

‘Misschien van de moordenaar zelf.’

De grijze speurder reageerde niet. Hij sjokte in zijn eigen tempo verder. Met een paar passen haalde Vledder hem in. Zij aan zij slenterden zij vanaf de Achterburgwal door de Oudekennissteeg naar het Oudekerksplein.

De jonge rechercheur keek vragend naar De Cock op.

‘Kan dat niet?’

De Cock haalde zijn schouders op.

‘Het is allemaal zo speculatief,’ reageerde hij ontwijkend. ‘Een vermeend compagnonschap en een vage moordenaar uit het wereldje van de pornografie.’ Hij zweeg even en wreef toen grinnikend de regen uit zijn gezicht.

Het is verbazingwekkend,’ declameerde hij, ‘tot welke hoogten een mens kan stijgen… door met beide benen op de grond te blijven.’

Vledder keek hem schuins aan.

‘Een spreuk van je oude moeder?’

De Cock glimlachte.

‘Je schijnt haar te kennen.’

Om de Oudekerk heen liepen de beide rechercheurs via de Enge Kerksteeg naar de Warmoesstraat. Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte brigadier Kusters hen vanachter de balie. De lange, uit Brabant afkomstige wachtcommandant, raadpleegde een notitie op zijn bureau en keek naar De Cock op.

‘Boven, op de gang voor de recherchekamer, zit een vrouw op je te wachten… voor in de veertig, schat ik… ene Maria de Gans. Ze zei dat ze was gekomen in verband met de moord op Robbert Achterberg en dat jij beslist belangstelling zou tonen.’

De Cock knikte.

‘Hoe lang zit ze daar al?’

Jan Kusters keek op de grote klok boven de balie.

‘Ruim een halfuur… drie kwartier.’ De wachtcommandant maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Ik zei dat jij er niet was… dat ze beter een ander keertje kon terugkomen, omdat het nooit te voorspellen was hoe lang jij wegbleef.’

‘En?’

‘Ze zei: “Ik blijf wachten… ik heb toch alle tijd van de wereld.” ’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik niet,’ reageerde hij scherp. Hij keek de wachtcommandant vriendelijk aan en veranderde van toon. ‘Als… eh,’ vroeg hij voorzichtig, ‘als Antoinette van der Graaf in haar cel nog niet slaapt… mag ze dan in de wachtkamer even een sigaretje roken?’

Jan Kusters strekte zijn rechterwijsvinger naar De Cock uit en glimlachte.

‘Alleen omdat jij het vraagt.’

De grijze speurder schonk hem een knipoog. ‘God zal je belonen,’ sprak hij simpel.

‘Dat hoop je.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik weet het zeker.’

Lachend liepen de beide rechercheurs van de balie weg en beklommen de twee stenen trappen naar de recherchekamer.

Op de bank bij de toegangsdeur zat een wat opzichtig uitgedoste vrouw. Ze had haar wijde mantel tot over haar schouders teruggeslagen. Een laag decolleté en een te hoog opgebonden buste boden een vrije aanblik.

De Cock tastte haar gelaatstrekken af. Ze kwam hem bekend voor. Hij had haar beslist wel eens ergens gezien, maar was, zover zijn herinnering reikte, nog nooit met haar in contact gekomen.