Выбрать главу

‘U bedoelt,’ sprak ze na een poosje afwezig, ‘dat mooie oude huis van Thérèse aan de Keizersgracht?’

De Cock knikte.

‘Dat huis, ja.’

Ze vermande zich: ‘Robbert was bang om voor die porno gearresteerd te worden. Daarom vroeg hij aan Thérèse of hij een poosje bij haar mocht wonen. Begrijpt u, tot de aandacht van de politie wat was verslapt.’

De Cock reageerde kriegel.

‘Maar als uw zoon Robbert volledig heeft beseft,’ riep hij uit, ‘dat die mooie Thérèse de la Fontaine voor hem een bedreiging inhield… een dodelijke bedreiging nog wel… waarom deed hij dat dan?’

Mevrouw Achterberg liet haar hoofd iets zakken.

‘Wat doet een verliefd mens?’ verzuchtte ze. ‘Misschien dat het idee met haar onder één dak te wonen hem bijzonder aantrok.’

‘Met zijn leven als inzet?’

Ze keek de oude rechercheur wanhopig aan.

‘Wat moest ik. Hij wilde niet luisteren. Bovendien geloofde hij Thérèse niet. Ondanks die ernstige moordpogingen die op hem waren gepleegd, weigerde hij haar waarschuwingen serieus te nemen.’

De Cock reageerde verward.

‘Wat voor waarschuwingen?’

Mevrouw Achterberg hield haar ogen even dicht.

‘Thérèse zei steeds: “Robbert, blijf in godsnaam uit mijn buurt. Het wordt jouw dood.”’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Zei Thérèse dat?’ vroeg hij ongelovig.

Mevrouw Achterberg knikte. Haar gezicht stond ernstig. ‘Dat zei ze. Thérèse was bang… bang voor het leven van Robbert.’

De Cock keek haar verwonderd aan.

‘Waarom?’

Mevrouw Achterberg likte aan haar droge lippen.

‘Thérèse was ervan overtuigd dat de moordaanslagen op Robbert, verband hielden met zijn relatie tot haar. Telkens wanneer een jongeman toenadering tot haar zocht, liep diens leven gevaar… werden er aanslagen op zo’n jongen gepleegd. Er was al eens een jongeman die haar zeer dierbaar was, vertelde ze, op mysterieuze wijze bij een auto-ongeval om het leven gekomen.’

De Cock greep met zijn beide handen in zijn grijze haren. Hij kon het niet vatten. Het was hem allemaal te absurd, te ongrijpbaar.

‘Rust op haar een vloek?’ riep hij in verwarring.

Mevrouw Achterberg keek de grijze speurder verbijsterd aan. In een devoot gebaar vouwde ze haar handen opnieuw in haar schoot. Ze knikte met open mond en haar helblauwe ogen schitterden van angst.

‘Dat zei Thérèse… een vloek.’

13

Vledder nam zijn rappe vingers van de schrijfmachine en leunde behaaglijk in zijn stoel achterover. ‘Op Thérèse rust een vloek?’ herhaalde hij half lachend.

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

‘Dat heeft ze zelf gezegd. Volgens haar lopen alle jongemannen die haar benaderen, gevaar daarbij hun leven te verliezen.’

De jonge rechercheur grinnikte.

‘Dat is dwaas.’

De Cock gebaarde afwerend.

‘Zo dwaas is het niet,’ sprak hij kalm. ‘Bekijken we de feiten: Evert-Jan de Groeve was een jeugdvriend… hij stierf bij een mysterieus auto-ongeval. De fotograaf Robbert Achterberg werd verliefd op haar… wel, we weten hoe hij aan zijn eind kwam.’

Vledder schudde geërgerd zijn hoofd.

‘Wat is Thérèse… een heks? Zweeft ze op een bezemsteel naar de heksensabbat om met de duivel naar bed te gaan? De Cock, we leven niet meer in de duistere Middeleeuwen. Dit is de tijd van het elektrisch licht… weet je… van de computer, de satellieten en de chips.’

‘En?’

‘Daarin past geen ver-vloe-king.’

‘Is dat zo?’

Vledder reageerde emotioneel.

‘Die Thérèse de la Fontaine heeft gewoon pech. Zo is het. Hoeveel jongemannen, denk je dat er jaarlijks in het verkeer sterven?’ Hij strekte zijn arm naar De Cock uit. ‘Voor jouw gemoedsrust zal ik eens napluizen hoe die Evert-Jan precies om het leven is gekomen. Daar zijn beslist nog wel rapporten van.’ Hij zweeg even. ‘En wat Robbert Achterberg betreft… wie zegt dat zijn dood iets met Thérèse te maken heeft?’

‘Dat zei hij zelf.’

Vledder zwaaide ongedurig.

‘Dat betekent niets,’ riep hij fel. ‘Absoluut niets. Het is, volgens mij, onzinnig aan die kreten enige waarde te hechten.’ Hij ging op een wat rustiger toon verder. ‘Waarom nam Antoinette van der Graaf hem die avond mee naar huis?’

‘Omdat ze medelijden met hem had.’

Vledder knikte met een grijns.

‘Hij zat daar zo zielig.’

‘En hij had gehuild.’

De jonge rechercheur knikte opnieuw.

‘Precies… Robbert Achterberg toonde het beeld van een volkomen overspannen man… een radeloze vent die het niet meer zag zitten. Een man in die situatie krijgt vreemde denkbeelden… waanvoorstellingen… ziet alles niet meer in het juiste perspectief.’ Dick Vledder spreidde zijn handen. ‘Is het dan gek dat hij zijn rampspoed afwentelt op een vrouw… een vrouw waarop hij verliefd is, maar die weigert zijn liefde te beantwoorden?’

De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan.

‘En Antoinette had een gewillig oor.’

Vledder reageerde enthousiast.

‘Allicht… Robbert vertelde Antoinette precies wat een vrouw graag wil horen.’

De Cock schoof plotseling zijn stoel achteruit en tilde zijn beide benen op zijn bureau. Op zijn breed gezicht kwam een smartelijke trek. Ineens waren ze er weer, de duizenden kleine duiveltjes, die met even zovele spelden geniepig in de bollen van zijn kuiten prikten. Langzaam zakte de pijn omlaag.

Vledder keek hem bezorgd aan.

‘Moeie voeten?’

De Cock knikte traag.

‘Het komt zo opzetten.’

‘Je moet er eens mee naar een dokter.’

De grijze speurder schudde zijn hoofd.

‘Dat heeft geen zin. Ik heb het er al eens met hem over gehad. Volgens mijn dokter, Jan van Keulen, is het psychisch. Telkens als ik bij een onderzoek het verlammende gevoel heb dat ik steeds verder van de oplossing wegdrijf, komen de duiveltjes.’

Vledder glimlachte.

‘Het lijkt wel een barometer.’

De Cock schoof de pijpen van zijn pantalon terug en wreef over zijn geplaagde kuiten.

‘Maar wel een, die feilloos werkt.’

De jonge rechercheur hield zijn hoofd iets scheef. Hij wees naar de voeten van de oude rechercheur.

‘Betekent die pijn dat we inderdaad weinig met die moord zijn opgeschoten?’

De grijze speurder staakte het wrijven en nam zijn benen weer van zijn bureau. Met een vriendelijk gezicht keek hij naar Vledder op.

‘Ik ben nog onder de indruk van jouw betoog van daarnet. Het was heel knap, moet ik zeggen. Ik heb er verstandelijk ook weinig tegen in te brengen. Robbert Achterberg toonde die bewuste avond inderdaad het beeld van een overspannen man.’ Hij pauzeerde even. ‘Toch,’ ging hij verder, ‘kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat Thérèse op een of andere manier een rol speelt.’

‘Hoe?’

De Cock reageerde wat kribbig.

‘Dat weet ik niet.’

Vledder keek hem achterdochtig aan.

‘Jij… eh, jij gelooft in die vervloeking?’

‘Thérèse gelooft erin.’

Op het gezicht van de jonge rechercheur kwam een rode blos. ‘Wat heb ik aan zo’n geloof,’ antwoordde hij. ‘Waar moet ik daarmee heen?’

De Cock keek hem aan. Zijn gezicht stond strak.

‘Naar de man of de vrouw,’ sprak hij ernstig, ‘die de vervloeking waarmaakt.’

Er viel een stilte. Beide rechercheurs tastten hun gevoelens af en toetsten die met de feiten, voor zover die bekend waren. Een plotseling geklop deed de beide mannen naar de deur van de recherchekamer kijken, die langzaam openzwaaide.

In de deuropening stond Matthias van Heusden.