‘Van Heusden,’ fluisterde hij, ‘in de spiegel. Hij loopt achter ons over het trottoir.’ Hij zweeg even. ‘Zullen we hem volgen?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik weet waar hij heengaat.’
Vledder keek hem verbaasd aan.
‘Jij weet…’ Hij maakte zijn zin niet af.
De grijze speurder keek op zijn horloge en knikte bedaard. ‘Matthias van Heusden… toch wel iets verlaat… is op weg naar het politiebureau aan de Warmoesstraat om een gesprek te hebben met Fred Prins, die het onderzoek inzake de opsporing van Thérèse de la Fontaine zojuist van mij heeft overgenomen.’
Vledder vernauwde zijn blik.
‘Bluf?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Een kleine truc om Matthias van Heusden een poosje uit de buurt te houden.’
‘Van wie?’
‘Van ons. Zie je, ik wil even naar binnen en dan vind ik het niet leuk als Van Heusden ons daarbij voor de voeten loopt.’
‘Wat wil je binnen doen?’
‘Kijken… kijken of er telefoon is.’
De mond van Vledder viel open.
‘Wat?’ riep hij onthutst.
De Cock grijnsde.
‘Spreek ik Russisch?’
16
Langs het lage souterrain met de halve ramen liepen de beide rechercheurs de wat uitgesleten blauwstenen stoep op. Boven, op het bordes met de zware groene toegangsdeur met Thérèse de la Fontaine verzonken in geel koper, bleven ze staan.
De Cock pakte het apparaatje van zijn oude vriend en ex-inbreker Handige Henkie, en zocht naar de juiste sleutelbaard. Voorzichtig, het soepele staal tussen duim, middel- en wijsvinger, drukte hij de baard in het sleutelgat en tastte het inwendige van het slot af. Het duurde nog geen minuut, toen klikte het slot en gleed de deur onder de druk van De Cocks schouder langzaam open.
De grijze speurder liet het licht van zijn zaklantaarn door de hal dwalen. Toen ook Vledder binnen was, duwde hij de deur achter hen dicht.
Behoedzaam liepen ze vanuit de hal door de brede roze marmeren gang. Aan de kamer met de wulpse engeltjes, waar Van Heusden hen een paar dagen geleden had ontvangen, ging De Cock voorbij. In de vele jaren die hij in het district van het bureau Warmoesstraat dienst deed, had hij de indeling van de oude grachtenhuizen leren kennen en wist dat de trappen naar hoger gelegen verdiepingen meestal in het achterste gedeelte van het pand draaiend omhoog voerden.
Vledder porde hem in de rug.
‘Waar wil je heen?’
De grijze speurder liep onverstoord door. Midden op een houten trap met fraai bewerkte spijlen bleef hij staan en draaide zich half om.
‘Ik wil naar de kamer waar Robbert Achterberg enige dagen verbleef.’
‘Waarom?’
De Cock antwoordde niet. Hij drukte zich langzaam verder omhoog. De oude traptreden kraakten onder zijn gewicht.
Op de eerste verdieping sjokte hij door een lange gang met een eikenhouten lambrisering naar de voorzijde van het pand. De laatste deur aan die gang had zijn bijzondere belangstelling. Hij liet zijn hand even op de klink rusten. Toen de deur niet afgesloten bleek, duwde hij hem open en stapte een kamer binnen.
Links ontwaarde hij een imposant lits-jumeaux. Aan één zijde was het laken met de dekens teruggeslagen. In het witte kussen zat een kuil.
De grijze speurder maakte Vledder op die deuk attent, maar zei verder niets.
Naast het bed, op een sierlijk kabinetje in Queen Anne-stijl, stond een telefoon. De Cock boog zich over het kleine rechthoekje onder aan het toestel, bescheen het en nam het nummer in zich op.
Daarna hurkte hij diep en ontdekte onder het lits-jumeaux een koffer. Hij trok hem kreunend naar zich toe. Het was een kostbare geellederen koffer met koper beslag op de hoeken en deugdelijk sluitwerk met een cijferslot. Even overwoog hij om zijn inbrekerskwaliteiten op het slot bot te vieren, maar bedacht zich. Zijn oude knieën kraakten toen hij weer omhoog kwam.
Vledder wees naar de koffer.
‘Nemen we die mee?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Wil je opnieuw een leugenachtig proces-verbaal opmaken?’ vroeg hij met een grijns. Zonder op antwoord te wachten, slenterde de oude rechercheur naar de hoge ramen. Door de lichtgele vitrage drong het licht van buiten zachtjes door en hulde de kamer in een bijna fluisterende schemering met lange schaduwen aan de wanden en het plafond.
Met zijn handen op zijn rug, wiegend op de ballen van zijn voeten, bleef de grijze speurder staan. Minutenlang genoot hij van het uitzicht over de gracht.
Plotseling verhelderde zijn blik. Het was als bij Saulus… opeens vielen hem de schellen van zijn ogen en werd hij ziende. Het waas van geheimzinnigheid trok op, verdween in slierten uit zijn gedachten. Ineens begreep hij de toedracht, besefte hij het hoe en waarom… en kende hij de dader.
Vledder kwam naast hem staan.
‘Wat zeurde je over telefoon?’
De Cock gebaarde om zich heen.
‘Toen ze nog met Van Heusden samenleefde, was dit de kamer van Maria de Gans.’ Hij wees naar het toestel op het kabinetje in Queen Anne-stijl. ‘En dat was haar telefoon. Ze had een eigen nummer. Ook Thérèse de la Fontaine heeft een eigen nummer. Vroeger waren hier kantoorruimten van diverse ondernemingen. Uit die tijd dateren de aansluitingen. In totaal is dit pand onder drie verschillende nummers te bereiken. Het derde staat op naam van Van Heusden zelf. Ik ontdekte het toen ik Maria de Gans telefonisch trachtte te bereiken en de telefoongids opsloeg.’
Vledder trok achteloos zijn schouders op.
‘En,’ vroeg hij niet-begrijpend, ‘moesten we daarvoor zonodig hier naar binnen?’
De Cock knikte.
‘Ik wilde weten of Robbert Achterberg tijdens zijn verblijf hier telefonisch te bereiken was… zonder tussenkomst van huisgenoten.’
De Cock kneep zijn ogen half dicht. Zijn scherp gehoor had een geluid waargenomen… het geluid van voetstappen over marmer.
Hij keek naar Vledder en hield zijn wijsvinger voor zijn gesloten lippen. Daarna sloop hij naar de deur en luisterde. De treden van de houten trap kraakten. Schuifelend kwamen de voetstappen door de gang naderbij.
De beide rechercheurs stelden zich schuin naast de deur op. Het geluid van de voetstappen verstomde en de klink bewoog. Tergend langzaam gleed de deur open en een gestalte schoof naar het midden van de kamer. Het silhouet van een vormloos jack en een bollende pantalon tekende zich af tegen het zwakke licht van de ramen.
In een snelle beweging klapte De Cock de deur dicht en scheen de gestalte vol in het gezicht.
Vledder slaakte een kreet en de mond van de grijze speurder viel open.
Voor hen stond… Antoinette van der Graaf.
Ze reden van de gracht weg. Op verzoek van De Cock parkeerde Vledder de Volkswagen op een stille plek achter de Westerkerk.
De grijze speurder zat op de achterbank naast Antoinette van der Graaf. Om de mond van de jonge vrouw zweefde een spottend lachje.
‘Gaat u mij weer arresteren?’
De Cock negeerde de vraag.
‘Hoe kwam je binnen?’ vroeg hij streng.
‘Door het raam van de bel-etage. Ik kon het van buitenaf gewoon openschuiven.’
‘Ik heb het toen we weggingen niet open zien staan.’
‘Ik heb het ook weer achter mij dicht gedaan.’
‘Wat kwam je doen?’
‘Praten met Thérèse.’
‘Praten met Thérèse?’ De Cock snoof. ‘En dan kom je door het raam?’
Antoinette liet haar hoofd iets zakken.
‘Ik kwam voor de koffer,’ sprak ze strak.
‘Welke koffer?’
‘Van Robbert. Toen Robbert uit dat huis vluchtte, vergat hij zijn koffer mee te nemen.’
‘Wat zit er in?’
‘Geld… volgens Robbert… veel geld.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Hoe kwam Robbert aan dat vele geld?’