Выбрать главу

Voor zichzelf had hij zo’n bescherming niet nodig geoordeeld. Van die beslissing had hij nu oprecht spijt. Niet dat hij bang was dat er op hem zou worden geschoten, maar in de kille avondlucht had zo’n vest hem beslist wat warmte gegeven.

Toen de klok van de Westertoren begon te slaan, bespeurde hij bij zichzelf toch een zekere nervositeit, een tintelend gevoel van intense spanning. Hij had in zijn lange rechercheleven vele acties voorbereid en uitgevoerd. Steunend op een rijke ervaring waren ze meestal succesvol verlopen, maar soms speelden ongedachte factoren een storende rol.

Hij hoopte dat nu de emotie van de verrassing van doorslaggevende betekenis zou zijn. Veel meer mogelijkheden dan een overrompeling, bedacht hij bitter, had hij dit keer niet.

Toen de tiende slag van de torenklok was verklonken, strekte De Cock zijn rug en slenterde uiterlijk onbewogen vanuit de Hartenstraat de Keizersgracht op.

Voor de toegangsdeur van nummer 1316 bleef hij staan en belde. Hij wist dat zijn gelaatstrekken door een televisiecamera werden afgetast. Met enige moeite dwong hij de grillige accolades langs zijn mond in lijnen van een ontspannen glimlach.

Het duurde minuten… vele lange minuten. Toen werd de deur opengedaan. Voor hem, gehuld in een beige kamerjas met koorden, stond in het licht van de hal de makelaar.

Hun blikken kruisten elkaar.

De Cock bleef glimlachend in de deuropening staan. Achter hem klonken voetstappen. Ze kwamen dichterbij, rustig, kalm, zoals hij had bevolen. Toen hij de adem van Harold Buis bijna in zijn nek voelde, deed de grijze speurder een stap opzij.

Hij zag hoe het gezicht van de makelaar verstarde, hoe een totale verbijstering zich van hem meester maakte. Zijn ogen werden groot en angstig… puilden uit hun kassen. Trillend, met gespreide vingers, strekte hij zijn handen afwerend voor zich uit.

‘Nee!’ Zijn kreet galmde over de gracht. ‘Nee… dat kan niet… dat mag niet… dat kan…’

De Cock duwde Harold Buis weg en liep op de makelaar toe. Zijn gezicht stond ernstig.

‘Henri de Groeve… ik arresteer u voor moord.’

20

De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem, op de stoep, stond Vledder. Hij lachte wat verlegen. In zijn linkerhand bungelde een bos fraaie rode rozen. Hij tilde de bos omhoog.

‘Voor je vrouw. Hoe langer ik met jou optrek, hoe meer ik haar bewonder.’

De Cock lachte.

‘Is dat een compliment?’

‘Voor haar… ja.’

Vledder schoof het portaal in.

‘Is Harold Buis er al?’

De oude speurder knikte.

‘Hij zit naast mijn vrouw en babbelt honderduit. Fred Prins komt nauwelijks aan het woord.’

Vledder streek langs zijn neus en snoof.

‘Opschepper. Hij vertelt aan iedereen dat de moorden alleen door zijn toedoen zijn opgelost.’

De Cock grinnikte.

‘Dat is toch zo.’

Ze stapten gezamenlijk de kamer binnen. Mevrouw De Cock kwam onmiddellijk overeind en schudde Vledder ter begroeting de hand. Met een gebaartje van verrukking nam ze de rozen in ontvangst. Ze wuifde naar een diepe leren fauteuil. ‘Ga zitten,’ riep ze hartelijk. ‘Mijn man vroeg zich al af waar je bleef.’

Vledder gebaarde verontschuldigend.

‘Sinds wij aan de Warmoesstraat moderne elektrische machines hebben, laat hij mij al het schrijfwerk doen. En daar gaat veel tijd in zitten.’ Hij wendde zich tot De Cock. ‘Ik ben toch op een heel stel vragen gestuit.’

De grijze speurder gaf Vledder een duidelijk stopteken. Daarna tilde hij van naast zijn zetel een fles omhoog en tikte met zijn wijsvinger op het etiket.

De jonge rechercheur lachte.

‘Cognac Napoleon.’

De Cock knikte.

‘Een geschenk van Thérèse de la Fontaine en moeder Maria de Gans… door Smalle Lowietje persoonlijk bij mij aan de voordeur afgeleverd.’ Hij kwam langzaam uit zijn fauteuil overeind, zette bolle, voorverwarmde glazen op een rij en schonk in. De manier waarop hij de fles hanteerde, getuigde van liefde en aandacht. Drinken van cognac was voor hem een bijna ceremonieel gebeuren. Hij deelde de fraaie glazen rond. Daarna, met een haast devoot gebaar, nam hij zijn glas op en sprak een heilwens. ‘Op de emoties,’ sprak hij plechtig. ‘Op de emoties die ons leven beheersen.’

Fred Prins grijnsde.

‘En die jij misbruikt om mensen te bewegen hun diepste geheimen te openbaren.’ Het klonk wat beschuldigend.

De Cock keek hem aan. Zijn gezicht betrok.

‘Mensen zitten vaak opgesloten in een cirkel… een vicieuze cirkel van gedachten, handelingen en redeneringen, waardoor men steeds terugkeert tot dezelfde uitgangspunten… tot dezelfde overtuigingen… ook al zijn die fout en in strijd met algemeen aanvaarde normen. Men komt daar uit eigen beweging… uit eigen kracht… niet uit. Na het afleggen van zijn bekentenis voelde Henri de Groeve zich opgelucht. Het was alsof een loden last van zijn schouders was genomen. Ik heb hem verteld dat De Beau dood was en dat ik de gelijkenis van Harold had gebruikt om hem geestelijk uit zijn evenwicht te tillen. Je mag mij geloven of niet… maar hij was mij dankbaar.’ Mevrouw De Cock keek naar haar man.

‘Gaat hij de gevangenis in?’

De grijze speurder trok zijn schouders op.

‘Dat is een zaak van justitie. Maar hij zal eerst wel een psychiatrische behandeling ondergaan.’

Vledder boog zich naar hem toe.

‘Wanneer wist je dat hij het was?’

De Cock glimlachte.

‘Op het moment dat ik op de Keizersgracht 1217 uit het raam keek en zag dat perceel 1316 daar vrijwel recht tegenover lag. Henri de Groeve kon precies volgen wat er op 1217 gebeurde. En deed dat ook. Ik heb bij hem thuis een telescoop en ingenieuze apparatuur voor het afluisteren op afstand gevonden.’

Mevrouw De Cock schudde verbijsterd haar hoofd.

‘Wat beheerste die man?’

De grijze speurder spreidde zijn beide handen.

‘Hij was bezield van het idee dat Thérèse de la Fontaine voor zijn zoon was geschapen en dat in een voorbeschikking God het huwelijk tussen die twee al had gesloten. Dat Godsbesluit achtte hij onaantastbaar. Toen zijn zoon bij een auto-ongeval om leven kwam, kon hij de gedachte niet verdragen dat Thérèse eens aan een ander zou toebehoren.’

Vledder perste zijn lippen op elkaar.

‘Daarom ruimde hij de minnaars uit de weg?’

De Cock knikte.

‘Mannen, in wie hij een gevaar zag voor zijn idee… zijn overtuiging.’ De oude rechercheur slaakte een zucht. ‘Geloof me, deze zaak heeft mij heel wat hoofdbrekens gekost. Toen ik van de overeenkomst hoorde, die Manfred van Nettelhorst met de stiefvader van Thérèse de la Fontaine had gesloten en ik mij het tafereel met het oude vrouwtje in Arti et Amicitiae in herinnering bracht… hoe hij haar afblafte… zijn zelfbeheersing nauwelijks kon bedwingen… heb ik hem lang als potentiële dader gezien.’

‘Wanneer heb je dat idee laten varen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik heb dat idee nooit losgelaten. Maar de dader moest aan één voorwaarde voldoen.’

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

‘Wat voor een voorwaarde?’

‘Hij moest de verblijfplaats van Robbert Achterberg kennen… dat was heel bijzonder.’

‘Hoezo?’

De Cock stak gebarend zijn wijsvinger omhoog.

‘De ontmoeting tussen Robbert Achterberg en Antoinette van der Graaf was puur toeval. Dat treffen tussen die twee had niemand kunnen voorzien. Net zo min, als iemand kon weten dat Antoinette hem naar haar woninkje in de Van Beuningenstraat zou brengen. Toch werd Robbert in dat woninkje vermoord.